Een preek uitgesproken op zondagmorgen 23 december 1855, door C.H. Spurgeon, in de New Park Street Chapel, Southwark.
En gij, Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israël, en Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid. Micha 5:1
Dit is de tijd van het jaar waarin we, of we het nou willen of niet, gedwongen worden om aan de geboorte van Christus te denken. Ik houd het op één van de grootste dwaasheden van de mensheid om te denken dat het godsdienstig is om Kerst te vieren. Het is zeer onwaarschijnlijk dat onze Zaligmaker Jezus Christus op deze dag geboren is en de viering ervan is van puur paapse oorsprong. Ongetwijfeld hebben rooms-katholieken het recht om deze dag te heiligen, maar ik kan helemaal niet begrijpen waarom rechtzinnige protestanten hem heilig verklaren. Ik wenste echter wél dat er tien of twaalf kerstdagen per jaar zouden zijn, want er is werk genoeg in de wereld en een beetje meer rust zou voor werkende mensen geen kwaad kunnen. Kerst is voor ons echt een geschenk, vooral omdat het ons in staat stelt om als gezin met onze vrienden lekker rond de haard te gaan zitten. Al vervallen we dan niet precies tot de gewoontes van andere mensen, ik zie er toch geen kwaad in om daarbij aan de vleeswording en geboorte van de Heere Jezus te denken. We zien ons niet graag over één kam geschoren met mensen die met veel zorg de kerstdagen op een verkeerde manier houden.
De oude puriteinen deden het ene na het andere werk op Kerstmis, alleen maar om te laten zien dat ze protesteerden tegen de viering ervan. Wij geloven echter dat zij zo volledig opgingen in dat protest dat wij, als hun nakomelingen, bereid zijn om het goede dat ons bij gelegenheid door deze dagen gegeven wordt te ontvangen en het bijgeloof aan de bijgelovigen over te laten.
Ik zal meteen overgaan op wat ik u wil zeggen. We letten als eerste op Wie het is Die Christus gezonden heeft. God de Vader spreekt hier en zegt: “Uit u zal Mij voortkomen. Die een Heerser zal zijn in Israël.” Ten tweede, waar is Hij naartoe gekomen ten tijde van Zijn vleeswording? Ten derde, waarom is Hij gekomen?“Die een Heerser zal zijn in Israël.” En ten vierde, was Hij ooit eerder gekomen? Jazeker. “Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid.”
Wie heeft Jezus Christus gezonden?
Wie heeft Christus gezonden? Het antwoord komt naar ons toe met de woorden van de tekst. “Uit u,” zegt de Heere bij monde van Micha, “uit u zal Mijvoortkomen.” Het is een heerlijke gedachte dat de Heere Jezus niet zonder de toestemming, autoriteit, goedkeuring en hulp van Zijn Vader naar de aarde kwam. Hij is door de Vader gezonden opdat Hij de Zaligmaker van mensen zou worden. Wij zijn helaas te snel geneigd te vergeten dat hoewel de Personen in de Drie-eenheid onderscheiden worden, er geen verschillen in heerlijkheid bestaan. En we schrijven de heerlijkheid van ons behoud, of althans de diepste genade en de hoogste goedheid ervan, maar al te vaak meer toe aan Jezus Christus dan aan de Vader. Dit is een zeer grote fout.
Stel dat Jezus gekomen is. Heeft de Vader Hem dan niet gezonden? Als Hij een Kind geworden is, heeft de Heilige Geest Hem dan niet verwekt? Als Hij wonderlijk gesproken heeft, heeft Zijn Vader dan geen genade op Zijn lippen uitgestort zodat Hij een bekwame Middelaar van het nieuwe verbond zou zijn? Als Zijn Vader Hem verlaten heeft toen Hij de bittere beker der gramschap dronk, heeft Hij Hem toch ook nog liefgehad? En heeft Hij Hem niet na enige tijd, na drie dagen, opgewekt uit de doden en Hem uiteindelijk in de hoogte ontvangen, de gevangenis gevangen genomen hebbend?
Ach geliefden, wie de Vader, de Zoon en de Heilige Geest kent zoals hij zou moeten, stelt de Een nooit boven de Ander. Hij is de Een niet dankbaarder dan de Ander. Hij ziet Ze allen in Bethlehem, in Gethsemane en op Golgotha in dezelfde mate betrokken bij het werk ter zaligheid. “Hij zal Mijvoortkomen.”
Hebt u uw vertrouwen op de Mens Christus Jezus leren stellen? Op Hem alleen? En bent u met Hem verenigd? Geloof dan dat u ook met de God des hemels verenigd bent, aangezien u voor de Mens Christus Jezus een broeder bent en met Hem hechte gemeenschap hebt. U bent daardoor eveneens verbonden met de eeuwige God en “de Oude van dagen” is uw Vader en uw Vriend. “Hij zal Mijvoortkomen.”
Hebt u nooit de diepte van de liefde gepeild die er was in het hart van de Heere, toen God de Vader Zijn Zoon toerustte voor het grote werk der genade? Eenmaal eerder was er een treurige dag in de hemel toen de satan viel en een derde van de sterren van de hemel met zich mee sleurde en toen de Zoon van God de Almachtige bliksemstralen uit Zijn sterke rechterhand wierp en de opstandelingen in de afgrond slingerde. Maar als we ons al droefheid in de hemel zouden kunnen voorstellen, dan moet het wel een nog verdrietiger dag geweest zijn toen de Zoon van de Allerhoogste de boezem van Zijn Vader verliet, waaraan Hij van voor de grondlegging der wereld had gelegen.
“Ga,” zegt de Vader, “met de zegen van Je Vader op Je hoofd!” En dan begint het omkleden. Wat stromen de engelen toe om te zien dat de Zoon van God Zijn gewaden aflegt. Hij zet Zijn kroon af. Hij sprak: “Mijn Vader, Ik ben Heere over alles, voor eeuwig gezegend, maar Ik zal Mijn kroon afleggen en als de stervelingen wezen.” Hij ontdoet Zich van Zijn stralende kleed der heerlijkheid. Hij legt Zijn fonkelende mantels en lichtende gewaden af om Zich in de eenvoudige plunje van de boeren van Galilea te hullen. Wat een indrukwekkende omkleding moet dat geweest zijn!
En kunt u zich vervolgens de heenzending voorstellen? Engelen begeleiden de Zaligmaker door de straten totdat ze de poorten naderen. Een engel roept: “Heft uw hoofden op, gij poorten, en verheft u, gij eeuwige deuren, opdat de Koning der ere erdoor kan!” O, ik denk dat de engelen wel gehuild zullen hebben toen Hij hun gezelschap verliet – toen de Zon des hemels hun van alle licht beroofde. Toch gingen ze hem achterna. Ze daalden met Hem neer. En toen Zijn geest in het vlees kwam en Hij een Baby werd, werd Hij vergezeld van een machtig engelenheer. Nadat zij met Hem naar de kribbe van Bethlehem gegaan waren en Hem veilig aan Zijn moeders borst hadden zien liggen, verschenen ze op hun terugreis naar boven aan de herders en vertelden hun dat de Koning der Joden geboren was.
De Vader heeft Hem gezonden! Denk daar eens over na. Laat uw ziel dat vasthouden en bedenk dan dat Hij in iedere fase van Zijn leven leed wat de Vader toeliet. Dat iedere stap die Hij deed gekenmerkt werd door de goedkeuring van de grote IK BEN. Laat iedere gedachte die u van Jezus hebt ook verbonden zijn met de eeuwige, immer heilige God. Want “Hij,” zegt de Heere, “zal Mijvoortkomen.” Wie heeft Hem dus gezonden? Het antwoord is: Zijn Vader.
Waar is Hij naartoe gekomen?
Waar is Hij naartoe gekomen? Eerst even een paar opmerkingen over Bethlehem. Het leek betamelijk en gepast dat onze Zaligmaker in Bethlehem geboren zou worden en dat vanwege de geschiedenis, de naam en de positie van Bethlehem – klein in Juda.
Ten eerste leek het nodig dat Christus in Bethlehem geboren zou worden vanwege de geschiedenis van Bethlehem.Het kleine dorpje Bethlehem lag iedere Israëliet aan het hart. Jeruzalem mag haar dan qua heerlijkheid overtroffen hebben, want daar stond de tempel, de luister van de hele aarde, en “schoon van gelegenheid, een vreugde der ganse aarde is de berg Sion”. Toch hebben er bij Bethlehemeen aantal gebeurtenissen plaatsgehad, waardoor zij naar het gevoel van iedere Jood altijd een aangename rustplaats is geweest. En zelfs een christen kan niet anders dan Bethlehem liefhebben.
De eerste keer dat Bethlehem genoemd wordt, is, denk ik, vanwege een droevige gebeurtenis. Rachel is daar gestorven. Als u Genesis hoofdstuk 35 opslaat, vindt u daar in het zestiende vers: “En zij reisden van Beth-El; en er was nog een kleine streek land om tot Efrath te komen; en Rachel baarde, en zij had het hard in haar baren. En het geschiedde, toen zij het hard had in haar baren, zo zeide de vroedvrouw tot haar: Vrees niet, want deze zoon zult gij ook hebben! En het geschiedde, toen haar ziel uitging (want zij stierf), dat zij zijn naam noemde Ben-oni; maar zijn vader noemde hem Benjamin. Alzo stierf Rachel; en zij werd begraven aan de weg naar Efrath, dat is Bethlehem. En Jakob richtte een gedenkteken op boven haar graf, dit is het gedenkteken van Rachels graf tot op deze dag.”
Dit was een bijzonder voorval – bijna profetisch. Had Maria haar eigen Zoon Jezus niet haar Ben-oni kunnen noemen, want Hij zou haar Zoon van smarten worden? Simeon zei tegen haar: “En ook een zwaard zal door uw eigen ziel gaan opdat de gedachten uit vele harten geopenbaard worden.” Hoewel, terwijl zij Hem Ben-oni had kunnen noemen, hoe noemde God Zijn Vader Hem? Benjamin, de Zoon van Mijn rechterhand. Ben-oni was Hij als Mens; Benjamin als God. Dit kleine incident lijkt bijna een profetie te zijn dat Ben-oni/Benjamin, de Heere Jezus,in Bethlehem geboren zou worden.
Een andere vrouw maakte deze plaats echter befaamd en de naam van die vrouw was Naomi. Er woonde jaren later, toen de steen die Jakob uit genegenheid opgericht had misschien met mos bedekt was en zijn inscriptie vervaagd, in Bethlehem een andere vrouw, genaamd Naomi. Zij was een dochter van vreugde en toch ook een dochter van bitterheid. Naomi was een vrouw die de Heere had liefgehad en gezegend. Ze moest echter naar een vreemd land en zei: “Noemt mij niet Naomi [lieflijk], noemt mij Mara [bitter]; want de Almachtige heeft mij grote bitterheid aangedaan.”
Toch stond zij niet alleen in haar verlies, want Ruth de Moabietische kleefde haar aan. Diens heidense bloed zou zich vermengen met de zuivere, onbezoedelde stroom van de Joden en zou eenmaal de Heere onze Zaligmaker voortbrengen, de grote Koning van Joden én heidenen. De locatie van het zeer fraaie boekje Ruthis Bethlehem. Het was in Bethlehem dat Ruth uitging om aren te lezen op de akkers van Boaz. Het was daar dat Boaz haar aanzag en dat zij zich voor haar heer neerboog. Het was daar dat het huwelijk gevierd werd. En op de straten van Bethlehem ontvingen Boaz en Ruth een zegen die hen vruchtbaar maakte, zodat Boaz Obed gewon. En Obed gewon Isaï en Isaï gewon David.
Dit laatste feit doet Bethlehem van glorie blinken, het feit dat David daar geboren is, de machtige held die de Filistijnse reus neervelde, die zijn ontevreden landgenoten van de onderdrukking van hun koning bevrijdde en die later bij acclamatie door een gewillig volk tot koning over Israël en Juda gekroond werd. Bethlehemwas een koninklijke stad omdat de koningen daar ter wereld gebracht werden. Hoe klein Bethlehem ook was, zij werd toch hooggeacht. Zij lijkt op bepaalde vorstendommen die we in Europa hebben, die om niets anders bekend staan dan vanwege het feit dat ze de echtgenoten van de koninklijke families van Engeland ter wereld brengen. Het was dus historisch gezien een goede zaak dat Bethlehem de geboorteplaats van Christus zou worden.
En vervolgens is er iets met de naam van de plaats,“Bethlehem Efratha”. Het woord Bethlehemheeft een dubbele betekenis: het betekent zowel “broodhuis” als “oorlogshuis”. Moet Jezus Christus niet in “het broodhuis” geboren worden? Hij is voor Zijn volk het Brood waarvan zij leven. Zoals onze vaderen het manna in de woestijn aten, zo leven wij hier op aarde van Jezus. Uitgehongerd door de wereld, kunnen we niet van de wind leven. Schillen mogen misschien de varkensachtige smaak van wereldlingen behagen, want dat zijn tenslotte varkens, maar wij hebben iets stevigers nodig. En in het gezegende Brood des hemels, gemaakt van het verbroken lichaam van onze Heere Jezus en gebakken in de oven van Zijn smarten, vinden we geheiligd eten. Geen ander voedsel dan Jezus voor een wanhopige ziel of de sterkste heilige. De geringste van het huisgezin van God gaat om Zijn Brood naar Bethlehem en de sterkste man, die van stevige kost houdt, gaat er ook voor naar Bethlehem.
Broodhuis! Waar anders zou ons voedsel vandaan moeten komen dan van u? We hebben de Sinaï geprobeerd, maar op haar rotsachtige steilten groeien geen vruchten en haar doornachtige hoogten brengen geen koren voort waar we ons mee kunnen voeden. We hebben ook op de Tabor zelf vertoefd, waar Christus verheerlijkt werd, maar ook daar hebben we Zijn vlees niet kunnen eten noch Zijn bloed drinken. En u Bethlehem,broodhuis, dat is uw terechte naam. Want daar werd het Brood des levens voor het eerst tot spijs aan de mensen overgegeven.
Bethlehem wordt ook “oorlogshuis” genoemd. Christus is voor een mens óf “het broodhuis” of anders “het oorlogshuis”. Terwijl Hij voedsel is voor de rechtvaardigen, verklaart Hij de oorlog aan de goddelozen, volgens Zijn Eigen woorden: “Meent niet, dat Ik gekomen ben, om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. Want Ik ben gekomen, om de mens tweedrachtig te maken tegen zijn vader, en de dochter tegen haar moeder, en de schoondochter tegen haar schoonmoeder. En zij zullen des mensen vijanden worden, die zijn huisgenoten zijn.”
Zondaar, als u Bethlehemniet kent als “het broodhuis”, dan zal het voor u een “oorlogshuis” worden. Als u nooit zoete honing van de lippen van Jezus drinkt – als u niet bent als een bij die de zoete, verrukkelijke drank van de Roos van Saron opneemt dan zal van diezelfde mond een tweesnijdend zwaard tegen u uitgaan. En die mond, waarvandaan de rechtvaardigen hun brood halen, zal voor u de mond der vernietiging en de oorzaak van uw onheil worden. Jezus van Bethlehem, broodhuis en oorlogshuis, we geloven dat we U als ons Brood kennen. O, dat sommigen die nu in oorlog met U zijn, in hun hart en in hun oren het lied mogen horen:
“Vreed’ op aarde, ’t is vervuld:
God verzoent der mensen schuld.”
En nu het woord Efratha.Dat was de oude plaatsnaam die de Joden met liefde bleven gebruiken. Het betekent “vruchtbaarheid” of “overvloed”. Dan is Jezus dus in het huis van vruchtbaarheid geboren. Want waar anders komt mijn vruchtbaarheid en uw vruchtbaarheid vandaan, geliefde broeders en zusters, dan van Bethlehem? Ons arme, dorre hart had nog nooit één vrucht of bloem voortgebracht totdat het besprenkeld werd met het bloed van de Zaligmaker. Het is Zijn vleeswording die de grond van ons hart bemest. Voordat Hij kwam, groeiden er overal op de grond stekelige doornen en dodelijke giffen. Onze vruchtbaarheid komt echter van Hem. “Ik zal zijn als een groenende dennenboom; mijn vrucht is uit U gevonden.” “Al mijn fonteinen zullen binnen U zijn.” Als we als bomen zijn, geplant aan waterbeken, die onze vruchten geven op hun tijd, dan is dat niet omdat wij van nature zo vruchtbaar zijn, maar vanwege de waterbeken waaraan we geplant zijn. Het is Jezus, Die ons vruchtbaar maakt. “Indien iemand in Mij blijft,” spreekt Hij, “en Mijn woorden in hem blijven, die zal veel vrucht dragen.” Heerlijk Bethlehem Efratha! Met een terechte naam! Vruchtbaar broodhuis – het huis van overvloed voor het volk van God!
Vervolgens letten we op de positie van Bethlehem.Er staat dat zij “klein onder de duizenden van Juda” is. Waarom is dat? Omdat Jezus Christus Zich altijd onder de kleinen beweegt. Hij is in het kleintje onder de duizenden van Juda geboren. Niet op Basans bultige berg, niet op Hebrons koninklijke heuvel, niet in Jeruzalems paleizen, maar in het eenvoudige en toch vermaarde dorpje Bethlehem. Er staat een passage in Zacharia waar we iets van kunnen leren. We lezen daar dat de man op het rode paard tussen de mirten stond. Welnu, mirten groeien aan de voet van de heuvels en de man op het rode paard rijdt altijd daar. Hij rijdt niet op de bergtoppen; hij rijdt onder de nederigen van hart. “Bij hem wil Ik wonen, spreekt de HEERE, bij hem, die van een verbrijzelde en nederige geest is, en die voor Mijn woord beeft.”
Er zitten hier vanmorgen kleinen te luisteren – “klein onder de duizenden van Juda”. Niemand heeft ooit van u gehoord, hè? Als u begraven werd en uw naam op uw grafsteen stond, dan zou die niet opgemerkt worden. De voorbijgangers zouden zeggen: “Het doet me niets. Ik heb hem nooit gekend.” U weet niet veel van uzelf en u denkt niet veel van uzelf. Misschien kunt u nauwelijks lezen. Of als u wat talenten en gaven hebt, wordt u door de mensen veracht. Of als u niet door hen veracht wordt, veracht u uzelf wel. U bent een van de kleinen. Welnu, Christus wordt altijd in Bethlehem onder de kleinen geboren. Opgeblazen harten krijgen Christus nooit binnen. Christus ligt niet in grote harten, maar in kleine. Een machtig en trots gemoed ontvangt Jezus Christus nooit, want Hij komt door een lage deur binnen en niet door een hoge. Wie een verbroken hart en een verslagen geest heeft, wil de Zaligmaker ontvangen en niemand anders. Hij geneest niet de prinsen en de koningen, maar “de gebrokenen van hart, en Hij verbindt hen in hun smarten.” Wat een heerlijke gedachte! Hij is de Christus van de kleinen. “En gij, Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen. Die een Heerser zal zijn in Israël.”
We kunnen hier niet vanaf stappen zonder een aanvullende gedachte, namelijk hoe wonderlijk verborgen die voorzienigheid was die de moeder van Jezus Christus naar Bethlehem bracht precies op de tijd dat ze uitgerekend was!Zijn ouders woonden in Nazareth en waarom zouden ze op die tijd willen reizen? Natuurlijk zouden ze thuisgebleven zijn. Het was niet erg waarschijnlijk dat Zijn moeder in haar toestand een reis naar Bethlehemondernomen zou hebben. Caesar Augustus vaardigt echter een gebod uit dat ze beschreven moeten worden. Nou goed dan, laten ze dan maar in Nazareth beschreven worden, Nee, het behaagt hem dat ze allemaal naar hun eigen stad moeten reizen.
Maar waarom moest Caesar Augustus juist op dat moment daaraan denken? Heel eenvoudig. Terwijl de mens zijn weg uitstippelt, is het hart van de koning in de handen van God. Een heleboel toevallige gebeurtenissen vielen menselijkerwijs gesproken samen om dit bijzondere te bewerkstelligen! Allereerst ruziet Caesar met Herodes. Een van de Herodesen wordt afgezet. Caesar zegt: “Ik zal Juda belastingen opleggen en het tot een provincie maken, in plaats van het als een apart koninkrijk te hebben.” Welnu, dat moet gedaan worden. Maar wanneer moet het gebeuren? Met deze beschrijving werd begonnen, zo lezen we, toen Cyrenius stadhouder was. Maar waarom moest die beschrijving in die bepaalde periode plaatsvinden – laten we zeggen, in december? Waarom niet eind oktober? En waarom konden de mensen niet beschreven worden waar ze woonden? Was hun geld daar niet net zo veel waard als ergens anders?
Het was een opwelling van Caesar. Maar het was ook een raadsbesluit van God. O, wat hebben we de verheven leer van de eeuwige verkiezing lief. Sommigen hebben er zo hun twijfels over of het wel strookt met de vrijmacht van de mens. We weten dat wel, maar we hebben hier nooit enig probleem mee gehad. We geloven dat de metafysici de problemen hebben veroorzaakt. Wij zien er zelf geen.
Het is voor ons voldoende te geloven dat de mens wel doet wat hem behaagt, maar dat hij toch altijd doet wat God heeft besloten. Als Judas Christus verraadt, lezen we: “hij was daartoe aangesteld”. En als farao zijn hart verhardt, staat er: “Hiertoe heb Ik u verwekt, opdat Ik in u Mijn kracht bewijzen zou.” De mens doet wat hij wil, maar God dwingt hem ook te doen zoals Hijhet wil. Nee, niet alleen ligt de wil van de mens onder de eeuwige verkiezing van de Heere, maar alle dingen, groot en klein, zijn van Hem.
Een schrijver heeft het eens zo verwoord: “Zonder twijfel heeft het zweven van een wolk de voorzienigheid als piloot; zonder twijfel is de wortel van een eik knoestig met een speciale bedoeling. God omgeeft alle dingen, de wereldbol bedekkend als de lucht.”
Er is niets, groot noch klein, wat Hem niet toebehoort. Het zomerstof draait rond, door dezelfde hand geleid die de sterren voortvoert. De dauwdruppels hebben hun vader en sijpelen op een rozenblaadje zoals God het hun beveelt. Ja, de verwelkte bladeren in het woud, voortgeslingerd door de storm, hebben een bestemde plaats waar ze zullen neerkomen en ze kunnen er ook niet naast vallen. In het grote en in het kleine is God – in alles is God, Die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil. En hoewel de mens probeert om tegen zijn Schepper in te gaan, kan hij het toch niet. God heeft de zee met een barrière van zand begrensd. En al stijgt de zee golf na golf, toch zal ze haar toegewezen stroom niet te buiten gaan. Alles is van God. En Hem, Die de sterren leidt en de musjes vleugels geeft. Die de planeten bestuurt en de atomen beweegt, Die in donderslagen spreekt en in de koele westenwind ruist, Hem zij de glorie. God is immers in alle dingen.
Waarom is Jezus gekomen?
Om welke reden is Jezus gekomen? Hij kwam om “een Heerser in Israël” te zijn. Het is zeer uitzonderlijk dat er van Jezus Christus gezegd wordt dat Hij de geboren Koning der Joden is. Er zijn maar weinig mensen die als koning geboren worden. Ze kunnen wel als prins geboren worden, maar ze worden zelden als koning geboren. Ik denk niet datje één voorbeeld van een baby in de geschiedenis kunt vinden die als koning geboren is. Hij was misschien de Prins van Wales en moest een aantal jaar wachten totdat zijn vader zou sterven, waarna ze hem koning maakten door een kroon op zijn hoofd te zetten – en heilige zalfolie en andere malle dingen. Maar hij was zeker niet als koning geboren. Ik kan me niemand herinneren die als koning geboren is, behalve Jezus. En het is onbetwistbaar waar wat we zingen:
‘‘Geboren een Koning, geboren een Kind.
Geboren een Heiland, Die zondaars bemint!”
Op het moment dat Hij op aarde kwam, was Hij al Koning. Hij wachtte niet tot Hij meerderjarig werd om Zijn koningschap op Zich te nemen. Maar zodra Zijn ogen het zonlicht begroetten, was Hij al Koning. Vanaf het ogenblik dat Zijn kleine handjes iets vastpakten, pakten zij al een scepter. Zodra Zijn pols begon te kloppen en Zijn bloed te stromen, klopte Zijn hart koninklijk, sloeg Zijn pols een majesteitelijke maat en stroomde Zijn bloed met een vorstelijke gang. Hij was een geboren Koning. Hij kwam om “een Heerser in Israël” te zijn.
“Och,” zegt er iemand, “maar dan is Hij tevergeefs gekomen, want Hij heeft Zijn heerschappij maar amper uitgeoefend. ‘Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.’ Hij kwam tot Israël maar was hun Heerser niet. In plaats daarvan was Hij veracht en de onwaardigste onder de mensen,’ door hen allen afgedankt en door Israël, tot wie Hij was gekomen, verlaten.” Dat is waar, maar “die zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn”. Noch omdat zij Abrahams zaad zijn, zullen zij allen geroepen worden.
O nee, Hij is niet de Heerser van Israël naar het vlees, maar Hij is de Heerser van Israël naar de geest. Velen van hen hebben Hem gehoorzaamd. Hebben de apostelen zich niet voor Hem neergebogen en Hem als hun Koning erkend? En verwelkomt Israël Hem nu niet als hun Heerser? Erkent niet al Abrahams zaad naar de geest – ja alle gelovigen, want Hij is “de Vader van alle gelovigen” – dat de schilden der helden Christus toebehoren, want Hij is de Koning der ganse aarde? Heerst Hij niet over Israël? Voorwaar, dat is zo. En degenen over wie Christus niet heerst, zijn niet uit Israël. Hij is gekomen om een Heerser over Israël te zijn.
Geliefden, hebt u zich al aan de heerschappij van Jezus onderworpen? Is Hij al de Heerser van uw hart, of niet? We kunnen Israël hieraan herkennen: Christus is in hun hart gekomen om Heerser over hen te zijn. “Och,” zegt iemand, “ik doe waar ik zin in heb. Ik ben nooit aan iemand onderworpen geweest.” Dan moet u de heerschappij van Christus wel verafschuwen. “Och,” zegt een ander, “ik onderwerp me aan mijn predikant, aan mijn geestelijke, aan mijn priester. Ik denk dat wat hij me vertelt, genoeg is, want hij is mijn heerser.” Echt waar? Ach arme slaaf, u kent uw waardigheid niet. Want niemand is uw wettige heerser behalve de Heere Jezus Christus. “Ja,” zegt weer een ander, “ik heb belijdenis gedaan en ik ben Zijn volgeling.” Maar heerst Hij ook in uw hart? Beveelt Hij uw wil? Bestuurt Hij uw verstand? Hebt u in uw moeilijkheden ooit raad van Zijn hand gezocht? Wilt u Hem graag verheerlijken en kronen op Zijn hoofd zetten? Is Hij uw Heerser? Zo ja, dan bent u één van Israël. Er staat immers geschreven: “Hij zal een Heerser zijn in Israël.”
Gezegende Heere Jezus, U bent de Heerser in het hart van Uw volk en dat zult U altijd blijven. We willen ook geen andere Heerser dan U en we zullen ons aan geen ander onderwerpen. We zijn vrij omdat we dienaren van Christus zijn. We staan in de vrijheid omdat Hij onze Heerser is. En we kennen geen gebondenheid of slavernij omdat Jezus Christus alleen de Koning van ons hart is.
Hij is gekomen om een Heerser in Israël te zijn. En let wel, die missie is nog niet helemaal in vervulling gegaan. Dat gebeurt pas als de jongste dag met glorie aanbreekt. Binnen korte tijd zult u Christus zien wederkomen om opnieuw de Heerser over Zijn volk Israël te zijn. En niet alleen als de Heerser over het geestelijke Israël, maar ook over het natuurlijke Israël. Want de Joden zullen met hun land herenigd worden en de stammen van Jakob zullen in de tempelzalen zingen. Aan God zullen daar opnieuw Hebreeuwse lofzangen opgezonden worden en de harten van de ongelovige Joden zullen versmelten aan de voeten van de ware Messias. Binnen korte tijd zal Hij, Die bij Zijn geboorte door oosterlingen als Koning der Joden begroet werd en bij Zijn dood door een westerling als Koning der Joden beschreven, overal Koning der Joden genoemd worden. Ja, Koning der Joden, en trouwens ook der heidenen, in dat allesomvattende koninkrijk waarvan de heerschappij net zo groot zal zijn als de bewoonbare wereld en waarvan de duur net zo lang zal zijn als de tijd zelf. Hij is gekomen om een Heerser te zijn in Israël en Hij zal ook zeer beslist een Heerser zijn wanneer Hij te midden van Zijn volk samen met Zijn heiligen glorieus zal regeren.
Was Jezus Christus ooit eerder gekomen?
Was Christus ooit eerder gekomen? We antwoorden met “ja”, want er staat in onze tekst: “Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid”.
Allereerst had Christus Zijn uitgangen in Zijn Godheid, “van de dagen der eeuwigheid”. Hij is tot op dit moment niet verborgen en stil geweest. Dat pasgeboren Kind heeft lange tijd geleden al wonderen verricht. Dat Kindeke, sluimerend in Zijn moeders armen, is het Kindeke van vandaag, maar Het is ook de Oude van eeuwigheid. Dat Kind daar heeft nog geen stap op het wereldtoneel gezet. Zijn naam is nog niet opgetekend in het register van de besnedenen. Maar toch, hoewel u het niet besefte, “zijn Zijn uitgangen van ouds, van de dagen der eeuwigheid”.
Van ouds ging Hij uit als ons Verbondshoofd in de verkiezing,“gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, vóór de grondlegging der wereld”.
“Voor ik als kind ter wereld kwam,
zijt Gij voor mij geboren.
Eer ik een woord van U vernam,
hebt Gij mij uitverkoren.”
Hij ging voor Zijn volk uit, als hun Plaatsvervanger voor de troon, zelfs voordat zij ter wereld kwamen.Het was van de dagen der eeuwigheid dat Zijn machtige vingers de pen grepen, de schrijfstift der eeuwen, en Zijn Eigen naam schreven, de naam van de eeuwige Zoon van God. Het was van de dagen der eeuwigheid dat Hij het verbond met Zijn Vader ondertekende dat Hij namens Zijn volk bloed voor bloed, wond voor wond, lijden voor lijden, kwelling voor kwelling en dood voor dood zou betalen. Het was van de dagen der eeuwigheid dat Hij Zich overgaf, zonder een klagend woord, dat Hij van de kruin van Zijn hoofd tot de zool van Zijn voeten bloed zou zweten, dat Hij bespuwd, doorboord, bespot, aan stukken gescheurd zou worden en doodsangsten en de kwellingen van het kruis zou uitstaan. Zijn uitgangen als onze Borg waren van de dagen der eeuwigheid.
Sta even stil, mijn ziel, om u te verwonderen! Uw uitgangen waren in de Persoon van Jezus van de dagen der eeuwigheid. Niet alleen had Christus u lief toen u ter wereld kwam, maar ook had Hij al behagen in de mensenkinderen voordat er überhaupt mensen waren. Vaak dacht Hij aan hen. Van eeuwigheid tot eeuwigheid koesterde Hij genegenheid voor hen. Gelovigen, als Hij al zo lang op uw zaligheid gericht is, zal Hij het dan niet volbrengen? Als Hij al van de dagen der eeuwigheid uitgegaan is om mij te behouden, zal Hij me dan nu kwijtraken? Als Hij me als Zijn kostbare kleinood in Zijn handen gehouden heeft, zal Hij me dan nu door Zijn dierbare vingers laten glippen? Als Hij me verkoren heeft voordat de bergen voortgebracht werden en de diepe kolken der wateren uitgegraven, zal Hij me dan nu verliezen? Onmogelijk!
“Ja, eer ik nog was geboren, eer
Gods hand, die alles schiep, iets
uit niet tot aanzijn riep, heeft
Zijn liefde mij verkoren.”
Ik ben er zeker van dat Hij me niet zo’n lange tijd zou liefhebben om me daarna af te schrijven. Als Hij meende moe van mij te moeten worden, dan zou Hij mij al veel eerder zat geweest zijn. Als Hij me niet had liefgehad met een liefde zo diep als de hel en zo onbeschrijflijk als het graf, als Hij me niet Zijn ganse hart had gegeven, dan ben ik er zeker van dat Hij Zich al veel eerder van me afgewend zou hebben. Hij wist wat er van mij zou worden en Hij heeft er genoeg tijd voor gehad om dit in overweging te nemen. Maar ik ben door Hem verkoren en daarmee uit. En ik mag niet mopperen, on waardig als ik ben, als Hij genoegen met mij neemt. En Hij neemt ook genoegen met mij – Hij moet wel genoegen met mij nemen – want Hij kent me nu lang genoeg om weet te hebben van mijn fouten. Hij kende me al voordat ik mijzelf kende. Ja, Hij kende mij voordat ik mezelf was. Lang voordat mijn beenderen gevormd werden, waren ze al in Zijn boek geschreven; “toen nog geen van die was,” waren Zijn liefdevolle ogen al op hen gericht. Hij wist hoe slecht ik jegens Hem zou handelen en toch is Hij me blijven liefhebben.
“Zou de HEER Zijn gunstgenoten,
dacht ik, dan altoos verstoten?”
Nee, aangezien “Zijn uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid,” zullen ze ook tot in eeuwigheid duren.
Ten tweede geloven we dat Christus van ouds uitgegaan is, ja tot de mensen, zodat de mensen Hem ook gezien hebben.Ik zal u nu niet vertellen dat het Jezus was Die in de hof van Eden in de wind des daags wandelde, omdat Hij genegenheid voor de mensenkinderen koesterde. Ik zal u ook niet al de verschillende wijzen noemen waarop Christus naar Zijn volk uitging in de gedaante van de Engel des verbonds, het Paaslam, de koperen Slang, het brandende Braambos en talloze andere typen waar de Heilige Schrift zo vol van staat. Ik wijs u echter liever op vier gelegenheden waarbij Jezus Christus onze Heere als Mens op aarde verscheen vóór Zijn ultieme vleeswording ter wille van ons behoud.
Eerst wil ik u verwijzen naar Genesis hoofdstuk 18, waar Jezus Christus aan Abraham verscheen, van wie we lezen: “Daarna verscheen hem de HEERE aan de eikenbossen van Mamre, toen hij in de deur der tent zat, toen de dag heet werd. En hij hief zijn ogen op en zag; en ziet, daar stonden drie mannen tegenover hem; toen hij hen zag, zo liep hij hun tegemoet van de deur van de tent, en boog zich ter aarde.” Maar voor wie boog hij zich neer? Hij zei “HEERE” alleen tegen een van hen. Er stond één Man tussen de andere twee, Die door Zijn heerlijkheid het meeste opviel, want dat was de Godmens Christus. De andere twee waren geschapen engelen, die voor enige tijd de gedaante van een mens hadden aangenomen. Maar dit was de Mens Christus Jezus. “En hij zeide: HEERE! heb ik nu genade gevonden in Uw ogen, zo gaat toch niet aan Uw knecht voorbij.
Dat toch een weinig water gebracht worde, en wast Uw voeten, en leunt onder deze boom.” U zult wel weten dat deze koninklijke Man, deze glorierijke Persoon, achterbleef om met Abraham te praten. In vers 22 lezen we: “Toen keerden die mannen het aangezicht van daar, en gingen naar Sodom.” Dat wil zeggen: twee van hen, zoals u uit het volgende hoofdstuk kunt opmaken. “Maar Abraham bleef nog staande voor het aangezicht des HEEREN.” U weet dat deze Man, de Heere, zoete gemeenschap met Abraham koesterde en Abraham toeliet om voor de stad die Hij wilde verwoesten te pleiten. Hij had een onmiskenbare mensengedaante aangenomen. Dus toen Hij door de straten van Judea wandelde, was het niet de eerste keer dat Hij Mens was. Hij was dat al eerder “aan de eikenbossen van Mamre, toen de dag heet werd”.
Er is een tweede voorbeeld: Zijn verschijning aan Jakob, die in Genesis 32:24 opgetekend staat. Zijn hele familie was weg. “Doch Jakob bleef alleen over; en een man worstelde met hem, totdat de dageraad opging. En toen Hij zag, dat Hij hem niet overmocht, roerde Hij het gewricht van zijn heup aan, zodat het gewricht van Jakobs heup verwrongen werd, toen Hij met hem worstelde. En Hij zeide: Laat Mij gaan, want de dageraad is opgegaan. Maar hij zeide: Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij zegent. En Hij zeide tot hem: Hoe is uw naam? En hij zeide: Jakob. Toen zeide Hij: Uw naam zal voortaan niet Jakobheten, maar Israël; want gij hebt u vorstelijk gedragen met God.” Dit was een Mens en toch ook God. “Want gij hebt u vorstelijk gedragen met God en met de mensen, en hebt overmocht.” En Jakob wist dat deze Man God was, want hij zegt in vers 30: “Want ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht, en mijn ziel is gered geweest.”
Een ander voorbeeld vindt u in het boek Jozua.Toen Jozua de smalle stroom van de Jordaan overgestoken was, het beloofde land binnengegaan en op het punt stond de Kanaanieten te verdrijven, verscheen deze machtige Man-God aan Jozua. In Jozua 5:13 lezen we: “Voorts geschiedde het, toen Jozua bij Jericho was, dat hij zijn ogen ophief, en zag toe, en ziet, er stond een Man tegenover hem, Die een uitgetrokken zwaard in Zijn hand had. En Jozua ging tot Hem, en zeide [dappere krijgsheld die hij was] tot Hem: Zijt Gij een van ons, of van onze vijanden? En Hij zeide: Neen, maar Ik ben de Vorst van het heer des HEEREN: Ik ben nu gekomen!” En Jozua merkte meteen de Godheid in Hem op, want Jozua viel op zijn aangezicht ter aarde en aanbad, en zeide tot Hem: “Wat spreekt mijn Heeretot Zijn knecht?” Welnu, als dit een geschapen engel geweest was, dan zou deze Jozua berispt hebben en gezegd: “Ik ben een van uw mededienstknechten.” Maar nee: “Toen zeide de Vorst van het heer des HEEREN tot Jozua: Trek uw schoenen af van uw voeten; want de plaats, waarop gij staat, is heilig. En Jozua deed alzo.”
Een laatste opmerkelijke gebeurtenis staat in het derde hoofdstuk van het boek Daniël,waar we de geschiedenis lezen van Sadrach, Mesach en Abed-Nego. Zij werden in een vurige oven geworpen die zo fel brandde dat de vonken van het vuur de mannen doodden die hen opgetild hadden. Plotseling zei de koning tot zijn raadsheren: “Hebben wij niet drie mannen in het midden van het vuur, gebonden zijnde, geworpen? Zij antwoordden en zeiden tot de koning: Het is gewis, o koning! Hij antwoordde en zeide: Ziet, ik zie vier mannen, los wandelende in het midden van het vuur, en er is geen verderf aan hen; en de gedaante van de vierde is gelijk aan die van een zoon der góden.”
Hoe kon Nebukadnezar dat weten? Alleen dat er iets zo edel en zo koninklijk was in de manier waarop die wonderlijke Man Zich gedroeg. En dat er zo’n macht uitstraalde van Hem, Die zo wonderlijk de hete vlammen van dat verslindende en verterende vuur verbrak dat het Gods kinderen gewoon niet kon verschroeien. Nebukadnezar herkende Zijn menselijkheid. Hij zei niet: “Ik zie drie mannen en een engel,” maar hij zei: “Ik zie vier [onmiskenbare] mannen; en de gedaante van de vierde is gelijk aan die van een zoon der góden.” U ziet nu wat ermee bedoeld wordt, dat Zijn uitgangen “van de dagen der eeuwigheid” zijn.
Sta er nu even bij stil dat elk van deze vier belangrijke gebeurtenissen de heiligen overkwam toen zij een zeer uitnemende taak uitvoerden of toen ze op het punt stonden ermee te beginnen.Jezus Christus verschijnt niet iedere dag aan Zijn volgelingen. Hij zocht Jakob pas op toen deze in nood zat. Hij zocht Jozua pas op toen deze op het punt stond aan een gerechtvaardigde oorlog deel te nemen. Het is alleen op speciale momenten dat Christus Zich op deze wijze aan Zijn volk openbaart.
Toen Abraham voor Sodom pleitte, stond Jezus bij hem. Het is een van de belangrijkste en meest nobele bezigheden van een christen om voorbede te doen en als hij zo bezig is, is het waarschijnlijk dat hij een ontmoeting met Christus zal krijgen. Jakob stond te worstelenen dat is deel van het werk van een christen, waaraan sommigen van u nooit toe kwamen. Derhalve krijgt u niet vaak bezoek van Jezus.
Het was toen Jozua dapperheid toondedat de Heere hem ontmoette. Dat gold ook voor Sadrach, Mesach en Abed-Nego. Zij bevonden zich op het hoogtepunt van de vervolging, ter wille van hun vasthoudendheid aan hun plichten, toen Hij tot hen kwam en sprak: “Ik zal met u zijn, wanneer gij door het vuur gaat.” Er zijn bepaalde speciale plaatsen waar we moeten binnengaan om de Heere te ontmoeten. We moeten in grote moeilijkheden zijn, zoals Jakob.We moeten voor een grote inspanning staan, zoals Jozua. We moeten een groot bemiddelend geloof hebben, zoals Abraham. We moeten standvastig zijn bij de uitoefening van onze taak, zoals Sadrach, Mesach en Abed-Nego. Want anders zullen we Hem niet kennen, “Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid”. Of als we Hem wel kennen, zullen we toch niet ten volle kunnen “begrijpen met al de heiligen, welke de breedte en lengte, en diepte en hoogte is van de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat”.
Lieve Heere Jezus, U, Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid, Uw uitgangen zijn nog niet ten einde. Och, dat u vandaag uit zou gaan om de zwakken te bemoedigen, de vermoeiden te ondersteunen, onze wonden te verbinden, harde harten te onderwerpen – om de ijzeren poorten van de zondige begeerten te verbreken en de ijzeren tralies van de zonden in stukken te slaan! O Jezus, ga uit! En als U uitgaat, kom dan tot mij! Ben ik een verharde zondaar? Kom tot mij; ik heb U nodig.
“ ‘k Lag machteloos gebonden.
Gij komt en maakt mij vrij; ik
was bevlekt met zonden,
Gij komt en reinigt mij. ”
Arme zondaar, Christus gaat nog steeds uit. En wanneer Hij uitgaat – niet vergeten – dan gaat Hij naar Bethlehem. Hebt u eenBethlehem in uw hart? Hoe gering u ook bent, Hij zal nog naar u uitgaan. Ga naar huis en zoek Hem ernstig in het gebed. Als u vanwege uw zonden moest huilen en u van uzelf denkt dat u te onbelangrijk bent om opgemerkt te worden, ga dan naar huis, kleinmoedige! Jezus komt tot de geringen. Zijn uitgangen zijn van ouds en Hij gaat nu nog uit. Hij zal naar uw arme, oude huisje komen. Hij zal naar uw arme, verdorven hart komen. Hij zal komen, al zit u in de armoede en al bent u gehuld in lompen. Al bent u verlaten, kwalijk behandeld en verdrukt, toch zal Hij komen, want Zijn uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid. Betrouw op Hem. Betrouw op Hem. Betrouw op Hem. En Hij zal uitgaan om tot in eeuwigheid in uw hart te wonen.
Amen.