Hoe kunnen wij geloof verkrijgen en ons geloof vermeerderen? Dit is voor velen een Zeer ernstige vraag. Zij zeggen, dat zij wensen te geloven, maar het niet kunnen. Er wordt heel veel onzin gesproken over dit onderwerp. Laat ons strikt praktisch wezen bij de behandeling er van. Gezond verstand is in den godsdienst evenzeer nodig als in alle andere zaken. „Wat moet ik doen om te geloven ?” Iemand aan wie eens gevraagd werd, wat de beste manier was om een heel eenvoudige zaak te doen, antwoordde, dat de beste manier om die zaak te doen was om haar terstond te doen. Wij brengen den tijd zoek met het bespreken van methodes, terwijl de daad toch zo heel eenvoudig is.
De kortste manier om te geloven is — te geloven. Indien de Heilige Geest u eenvoudig en oprecht heeft gemaakt, dan zult gij geloven zodra de waarheid u is voorgesteld. Gij zult de waarheid geloven omdat zij de waarheid is. Het gebod des evangelies is duidelijk: „Geloof in de Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden.” Men kan dit gebod niet ontwijken door vragen van twijfelzucht op te werpen. Het gebod is duidelijk, laat het gehoorzaamd worden.
Maar toch: zo gij moeilijkheden hebt, breng ze tot God in het gebed. Zeg de grote Vader nauwkeurig wat het is, dat u in verlegenheid brengt, en vraag Hem, om door Zijn Heilige Geest de moeilijkheid op te lossen. Indien er iets in een boek staat dat ik niet kan geloven, dan ben ik blij als ik naar de schrijver kan gaan om hem te vragen, wat zijn bedoeling geweest is. En indien hij een oprecht, waarheidlievend man is, zal zijn verklaring of opheldering mij voldoen. Hoe veel te meer zal dan de goddelijke verklaring van de moeilijke punten in de Schrift het hart van den oprecht zoekende niet bevredigen! De Heere is bereid om Zich bekend te maken. Ga tot Hem, en zie, of dit niet zo is. Begeef u dan terstond in uw binnenkamer, en roep: „O Heilige Geest, leid mij in Uw waarheid. Leer Gij mij wat ik niet weet.”
En voorts, indien het geloof moeilijk schijnt, dan is het ook mogelijk dat God, de Heilige Geest, u in staat zal stellen om te geloven zo gij zeer dikwijls en met ernst hoort, wat u bevolen is te geloven. Wij geloven vele zaken, omdat wij ze zo gedurig horen zeggen. Vindt gij het niet waar in het gewone leven, dat zo gij iets de ganse dag hoort, gij eindigt met het te geloven? Sommige mensen zijn er op die wijze toe gekomen om zeer onwaarschijnlijke dingen te geloven. Daarom verwondert het mij niet dat de Heilige Geest zo dikwijls een zegen legt in het horen der waarheid en het gebruikt om geloof te werken voor hetgeen geloofd moet worden. Er is geschreven: „Het geloof is uit het gehoor”; zo hoor dan veel en dikwijls. Indien ik ernstig en aandachtig hoor naar het evangelie, dan zal ik weldra bevinden dat ik door de gezegende werking van Gods Geest in mijn gemoed geloof wat ik hoor. Doch ziet wel toe, dat het het evangelie is dat gij hoort; maar vermoei u niet met te horen of te lezen wat geschikt is om u in verwarring te brengen.
Indien gij echter vindt dat deze raad van weinig betekenis is voor u, dan zou ik u willen voorstellen om het getuigenis van anderen bij u zelven te overwegen. De Samaritanen geloofden om hetgeen de vrouw hun van Jezus gezegd had. Er is zeer veel dat wij geloven op het getuigenis van anderen. Ik geloof dat er een land is, dat Japan heet; ik heb het nooit gezien, en toch geloof ik dat dit land bestaat, omdat anderen er geweest zijn. Ik geloof dat ik zal sterven. Ik ben nooit gestorven; maar velen, die ik gekend heb zijn wèl gestorven, en daarom is het mijn overtuiging dat ik ook zal sterven. Het getuigenis van zo velen geeft mij de overtuiging van dat feit. Luister alzo naar hen die u zeggen dat zij verlost zijn, dat zij vergiffenis hebben verkregen, dat hun gemoedsaard werd veranderd.
Indien gij de zaak van nabij wilt bezien, dan zult gij bevinden dat mensen, die in dezelfde toestand waren, als waarin gij u bevindt, verlost en behouden zijn geworden. Indien gij een dief zijt geweest, dan zult gij zien dat een dief zich verblijd heeft, toen hij zijne zonden afgewassen zag in het bloed van Jezus. Indien gij onkuis zijt geweest, dan zult gij bevinden dat mannen en vrouwen, die in de zonde waren vervallen, gereinigd en veranderd zijn geworden. Indien gij in wanhoop zijt verzonken, dan behoeft gij slechts onder Gods volk te gaan en er navraag te doen, en gij zult vernemen dat sommigen van de heiligen eveneens der wanhoop ten prooi zijn geweest, en het zal hun liefelijk wezen om u te verhalen, hoe de Heere hen heeft bevrijd. En terwijl gij dan van den een na den ander hoort, hoe zij het Woord Gods hebben onderzocht en waar bevonden, zal de Geest Gods u leiden om er evenzeer in te gelooven. Een zendeling verhaalde eens aan een Afrikaner, dat het water soms zó hard wordt, dat men er op loopen kan.
Hij — de Afrikaner — verklaarde toen, dat hij zeer vele dingen die de zendeling hem had medegedeeld, geloofde ; maar dat zou hij nooit geloven. Nu gebeurde het, dat hij naar Engeland ging, en dat hij daar op een koude winterdag een rivier bevroren zag; maar hij wilde zich toch niet wagen op het ijs. Hij wist dat de rivier diep was, en hij hield zich er van overtuigd, dat hij zou verdrinken indien hij er zich op waagde. Hij kon niet overreed worden om op de bevroren rivier te gaan, totdat zijn vriend en nog vele anderen er op gingen. Toen was hij overtuigd, en kon hij met vertrouwen gaan, waar hij anderen veilig had zien gaan. En zo kan het gebeuren, dat gij anderen ziende geloven in het Lam Gods, en hun vrede en blijdschap opmerkende, ook zelf geleid zult worden om te geloven even als zij. De ervaring van anderen is één van Gods middelen om ons te helpen gelooven. Hoe dit zij, gij moet of in Jezus geloven of sterven. Er is geen hoop voor u dan in Hem.
Beter nog: let op het gezag van Hem, die u gebiedt te geloven, en dit zal u grotelijks te stade komen voor uw geloof. Het is niet mijn gezag, of gij zou het kunnen verwerpen. Het is zelfs niet het gezag van de Paus, of gij zoudt het kunnen betwisten. Neen, op het gezag van God Zelf wordt u bevolen te geloven. Hij gebiedt u te geloven in Jezus Christus, en gij moet niet weigeren uw Maker te gehoorzamen. De meesterknecht op zekere fabriek in het Noorden van Engeland had dikwijls het Evangelie horen verkondigen, maar hij werd gekweld door de vrees, dat hij toch niet tot Christus mocht komen. Zijn goede meester zond hem toen eens een briefkaart naar de fabriek, waarop geschreven stond: „Kom dadelijk na het werk bij mij aan huis.” De man verscheen aan de deur zijns meesters, en deze kwam naar buiten en voegde hem op enigszins barsen toon toe: „Wat wilt gij, Jan, waarom komt gij mij storen? Het werk is afgelopen, welk recht hebt gij om hier te komen?”
„Mijnheer,” antwoordde hij, „ik heb een briefkaart van u ontvangen, waarop stond dat ik na het werk bij u moest komen.” „Denkt gij dan, dat gij, alleen maar omdat gij een briefkaart van mij hebt ontvangen, bij mij aan huis moogt komen om mij te storen?” „Wel mijnheer,” zeide de meesterknecht, „ik begrijp u niet ; het schijnt mij toe, dat ik, daar gij mij ontboden hebt, het recht had om bij u te komen.” „Kom binnen. Jan,” zeide toen zijn meester, „ik heb nog een andere boodschap voor u, die ik u wens voor te lezen.” En hij zat neder en las deze woorden: „Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt, Ik zal u rust geven.”
„Denkt gij dat gij, na zulk een boodschap van Christus ontvangen te hebben, verkeerd kunt doen met tot Hem te gaan ?” De arme man begreep toen de zaak terstond, en geloofde in den Heere Jezus ten eeuwige leven, wijl hij zag dat hij door een onbetwistbaar gezag gemachtigd was om te gelooven. Evenzoo is het met u ; gij hebt deugdelijke, onbetwistbare volmacht om tot Christus te komen, want de Heere Zelf gebiedt u om op Hem te vertrouwen.
Indien dit nu nog geen geloof bij u te weeg kan brengen, denk dan na over de zaak die gij moet geloven, — namelijk dat de Heere Jezus Christus geleden heeft voor en in de plaats van zondaren, en dat Hij machtig is om allen zalig te maken, die op Hem vertrouwen. Dit is het heerlijkste feit dat ooit den mens gezegd werd te gelooven, de meest passende, de troostrijkste, de meest goddelijke waarheid, die ooit tot den geest eens stervelings is gebracht geworden. Ik raad u om er veel over na te denken, en de genade en liefde te onderzoeken die daarin is opgesloten. Bestudeer de vier evangelisten; bestudeer de brieven van Paulus, en zie dan of die boodschap niet zó geloofwaardig is, dat gij wel gedwongen zijt om haar aan te nemen.
En zo dit u nog niet helpt, denk dan na over de Persoon van Jezus Christus — bedenk wie Hij is, en wat Hij deed, en waar Hij is, en wat Hij is. Hoe kunt gij aan Hem twijfelen? Het is wreed om den immer waarachtigen Jezus te wantrouwen. Hij heeft niets gedaan om wantrouwen te verdienen ; integendeel, het moest ons zeer gemakkelijk vallen om ons op Hem te verlaten. Waarom Hem opnieuw te kruisigen door ons ongeloof? Is het niet Hem opnieuw met doornen te kronen? Hem opnieuw in het aangezicht te spuwen? Hoe! is Hij niet betrouwbaar? Welke belediging hebben de krijgsknechten Hem aangedaan, die groter is dan deze? Zij hebben Hem tot een martelaar gemaakt, maar gij maakt Hem tot een leugenaar — en dit is veel grievender. Vraag niet: hoe kan ik geloven? Beantwoord veeleer deze vraag: Hoe is het mogelijk, dat gij niet gelooft?
Indien niets van dat alles u baat, dan moet er iets bij u wezen, dat geheel verkeerd is, en mijn laatste woord is: onderwerp u Gode! Op de bodem van dit ongeloof schuilt vooroordeel of hoogmoed. Moge de Geest Gods uw vijandschap weg nemen en u doen buigen. Gij zijt een hoogmoedig rebel, en daarom is het, dat gij uw God niet kunt geloven. Laat af van uw opstand tegen God: werp de wapenen weg; geef u over op genade of ongenade; onderwerp u aan uw Koning. Ik ben er van overtuigd dat er nooit een ziel was die wanhoopte aan zichzelf, en uitriep: „Heere, ik buig mij en geef mij aan U over,” of het geloof werd spoedig zeer gemakkelijk voor die ziel. Het is omdat gij nog met God twist en besloten zijt om uw eigen zin en wil door te drijven, dat gij niet geloven kunt. „Hoe kunt gij geloven,” zei Christus, „gij, die eer van elkander neemt?” Het trotse eigen-ik schept ongeloof. Onderwerp u, o mens! Geef u over aan uw God, en dan zult gij op liefelijke wijze in uw Heiland kunnen geloven. Moge de Heilige Geest u thans in het verborgen, doch krachtig bewerken, en u in dit eigen ogenblik tot het geloof brengen in de Heere Jezus!
Amen