Maar dit zeg ik, broeders, dat de tijd beperkt is. 1 Korinthe 7:29
De tekst bedoelt niet dat tijd op zich kort is. Hoewel het een juiste uitspraak zou zijn geweest. Vergeleken met de eeuwigheid is de tijd, op zijn langst slechts een speldenknop. Maar let op wat de tekst wel zegt: “De tijd is beperkt.” Er wordt mee bedoeld dat de tijd van ons leven, de gelegenheid die we hebben, de korte periode dat we op de wereld zijn, beperkt is. Het is een beperkte tijd, de Psalmist zegt “U hebt mijn dagen een handbreed gemaakt en mijn levensduur is voor U als niets.” Broeders en zusters, de tijd die ons is toebedeeld om de Heere onze God te dienen, is beperkt. Dit is een waarheid die iedereen gelooft, kent en belijdt. Deze waarheid ligt op ieders tong; maar hoe weinigen van ons leven ernaar!
We zijn ons bewust van de onzekerheid van het leven van anderen, maar op de een of andere manier overtuigen we onszelf ervan dat onze eigen tijd niet zo beperkt is als die van hen. We denken dat we “genoeg tijd hebben en dat er genoeg tijd is”, terwijl we ons erover verbazen dat onze buren zo achteloos en verkwistend met dagen en jaren kunnen omgaan, want we zien de rimpels op hun voorhoofd, we zien de grijze haren en we zien de voortekenen van de dood in hun gelaatsuitdrukking en we twijfelen er niet aan dat ze binnenkort rekenschap zullen moeten afleggen. “Een ieder denkt dat alle mensen vergankelijk zijn, behalve zijzelf,” het is een gedachte die ons wel eens zou kunnen opschrikken als we rusten van alle werk en drukte, of de vermoeienissen en onbezonnenheden van iedere dag. Waarom houd je het verval van je eigen leven, de vermindering van je kracht, het weven van je eigen doodskleed voor jezelf verborgen? Als schepsel ben je broos; als bewoner van de wereld sta je bloot aan ongelukken; als mens is er een vastgestelde tijd voor je op aarde. Je zult worden meegesleurd door het afnemende tij; je zult heengaan samen met de anderen van jouw generatie.
Vraag een engel wat hij vindt van het leven van een sterveling, en hij zal je vertellen dat hij zich herinnert wanneer de eerste mens werd geschapen, en sindsdien is de aarde steeds van bewoner veranderd. Even dreven ze aan de oppervlakte, daarna zonken ze weg onder de stroom. Eerst worstelden ze zich eeuwenlang voort, maar daarna bereikten ze geen van allen een tiende van die ouderdom. “Kortstondig!” zei de engel, “zij lijken mij als bladeren aan een boom, als insecten op de aarde, als vliegen in de lucht. Zoals het gras dat bloeit in de weiden, ik heb nauwelijks naar ze gekeken of ze zijn omgehakt, verdord en verdwenen.” En als je nooit een engel zult ontmoeten om het hem te vragen, richt je dan tot één van de bomen van een oud bos.
Als je hem zou vragen wat hij heeft meegemaakt, zou hij je vertellen dat er honderden jaren zijn verstreken, en dat de geschiedenis zich heeft opgestapeld vanaf de tijd dat hij een eikel was tot de tijd dat hij een grote ruimte bedekt met zijn wijd uitgespreide gebladerte. Ja, de eik en de iep kunnen ons vertellen dat de mens niet meer is dan een kind van deze tijd. Wil je liever je medeschepselen raadplegen? Vraag dan de oude man wat hij van het leven vindt. Hij zal je vertellen dat hij, toen hij een jongen was, dacht dat hij een lange tijd voor zich had. Zijn dagen duurden zo lang dat hij de uren wegspeelde en blij was als verjaardagen vertelden dat de jaren voorbij waren. Het was zijn sterke verlangen, tevens zijn grote ambitie, om zich los te maken van de kindertijd en zich te wagen aan de grote wijde zee van onrust en ondernemerschap; maar nu kijkt hij terug op deze zeventig jaar, die zich geleidelijk hebben opgestapeld als een droom. In alle veranderlijke stadia van de levensreis is de tegenwoordige tijd altijd weer verbijsterend. Het lijkt voor hem pas gisteren dat hij zijn vaders huis verliet om als leerling aan de slag te gaan. Hij herinnert het zich nog goed, en vertelt je met liefde over een bijzondere gebeurtenis uit die oude tijd. Hoe kort is het geleden dat de kerkklokken zijn bruiloft aankondigden, en nu zijn zijn kinderen volwassen en klimmen de kinderen van zijn kinderen op zijn knie en noemen hem “grootvader”. Toch herinnert hij zich dat hij zelf nog een klein kind was en dat zijn grootvader hem op zijn schoot nam.
Mijn eerbiedwaardige vrienden, jullie zullen zien dat ik niet overdrijf door zo te spreken; mijn woorden zijn slechts de zwakke uitdrukking van een krachtige ervaring. Je kunt het voor jezelf levendiger voorstellen dan ik het kan beschrijven als je terugkijkt op een periode van drieëntwintig jaar; voor een kind lijkt dit een zeer lange periode, terwijl het voor jou slechts lijkt op een nachtwake. En toch zijn er misschien onder u enkele vermoeide oude mensen, enkele oudere dames, die eraan herinnerd moeten worden dat “de tijd beperkt is”. Uw huidige gezondheid en activiteit kunnen u verleiden om te vergeten dat de natuur, in uw geval, op de rand van haar grenzen staat. Stel dat uw gestel sterk is; stel dat uw wangen nog steeds rood kleuren? U hebt het doel bijna bereikt, de toegewezen termijn dat voor stervelingen is bepaald. Ik heb in de herfst heerlijke dagen meegemaakt, de lucht was dan zo zacht als in een zwoele lente, maar ze gaven geen belofte voor een nieuwe zomer. Ik wist dat het seizoen reeds te ver gevorderd was om de komst van de winter nog langer uit te stellen. Dus u, mijn oude vriend, wees er zeker van dat het uur van uw vertrek nadert. Als u nog vijf, of zelfs tien jaar krijgt, hoe snel moeten die dan voorbijgaan als zeventig voorbije jaren zo snel voorbij zijn gegaan! Het restant van uw dagen zal weinig tijd in beslag nemen wanneer uw hele leven zich over zo’n klein gebied heeft uitgestrekt. Wees zuinig met uw minuten, ook al verspilde u eens jaren. Aan het eind van uw leven hebt u geen tijd om te onderhandelen en uit te stellen; om beslissingen uit te stellen en om gouden kansen te verspillen en te verkwisten. “De tijd is beperkt.”
Maar om deze waarheid juist in te schatten, kunnen we ons beter afwenden van de kringloop die engelen hebben meegemaakt, de eeuwen dat bomen hebben gebloeid, en de seizoenen die zijn gekomen en gegaan ter nagedachtenis van onze grootvaders, om te zien naar “de rechterhand van de Allerhoogste.” Vraag het aan de Heere, raadpleeg de eeuwige God. Bedenk dat er geschreven staat: “Want duizend jaren zijn in Uw ogen als de dag van gisteren, wanneer die voorbijgegaan is, of als een wake in de nacht.” “Eén dag is bij de Heere als duizend jaar, en duizend jaar als één dag.” “Hij is het Die zetelt boven de omtrek van de aarde, waarvan de bewoners als sprinkhanen zijn,” kortom, vergeleken met Hem zijn we insecten van een uur. Als het gras schieten wij op, en als het gras verdorren wij. Wat is ons leven in vergelijking met het leven van de Eeuwige? Nee, er is geen vergelijking mogelijk; het is bijna te onbeduidend voor een contrast. “Mijn dagen zijn als een langer wordende schaduw en ík verdor als gras. Maar U, HEERE, U blijft voor eeuwig, de gedachtenis aan U van generatie op generatie.” Ik wou dat ik de macht had om deze waarheid op ieders hart te drukken. Omdat ik dat niet heb, zal ik proberen de boodschap ervan over te brengen, en bidden dat de Geest van God de raad op ieders hart verzegelt.
“De tijd is beperkt,” zo wordt er eerst gewaarschuwd, dan gesuggereerd, dan geïnspireerd en tenslotte gealarmeerd.
I. Ten eerste, waarschuwt het ons.
Als je de waarde van tijd kende, zou je ervoor terugdeinzen om zoiets kostbaars te verspillen. Dwazen zeggen dat er tijd genoeg is, maar zo praten alleen dwazen. Ze zeggen dat “tijd iets is voor slaven.” Iemand die weet hoe hij zijn tijd goed moet gebruiken is een vrij man; en degene die het slavernij vindt om zijn roeping met een goed geweten na te volgen en zijn God met toewijding, trouw en ijver te dienen is een slaaf. U en ik weten dat “de tijd beperkt is” en daarom moeten wij geen uur verspillen aan nutteloos vermaak. Sommige gelegenheden bieden een onderbreking van de onophoudelijke spanning van arbeid en zorgen, en zijn nuttig om de geest en de zenuwen te versterken. Deze zijn niet alleen toelaatbaar, ze zijn ook geschikt en gepast; maar terwijl ontspanning zowel nodig als nuttig is om de mentale en fysieke krachten in goede conditie te houden, kunnen we geen goedkeuring geven aan zulke losbandigheid die eerder leidt tot verarming dan tot versterking van het gestel. De wereldse smaak toont zijn eigen perversiteit bij het zoeken naar plezier uit dwaasheid en ondeugd. De tijdgeest geeft haar goedkeuring aan menig tijdverdrijf dat niet past bij een verstandig, rationeel en intelligent persoon; maar de christen moet zijn ontspanning zoeken in gezonde invloeden en schadelijke prikkels vermijden. “De tijd is beperkt;” we kunnen het ons niet veroorloven die te verspillen aan zinloos gepraat, nutteloze roddels of huiselijke schandalen.
We kunnen het ons ook niet veroorloven om een middag of avond te vullen met allerlei nutteloze bezigheden, zoals sommigen doen. Onze tijd is te kostbaar om te worden verspild aan beleefdheidsbezoeken en plechtige gesprekken. Cotton Mather beklaagde zich terecht over de opdringerigheid van een zekere persoon, die deed alsof zijn tijd niet belangrijk was. “Ik had die man liever een handvol geld gegeven,” zei hij, “dan dat hij zo mijn tijd had verspild.” Misschien vindt je het een kleinigheid om onze minuten te verspillen, maar daarmee bederf je onze uren. Ongeacht of je het gelooft of niet, het is vaak storend voor ons om midden in onze heilige verplichtingen met onbeduidende zaken bezig te zijn. We kunnen worden weggeroepen van een intensieve studie, we kunnen ruw worden onderbroken wanneer onze knieën zijn gebogen en ons hart wordt opgeheven tot God in voorbede; we kunnen onze gedachten laten afleiden van de gewichtigste zaken om te luisteren naar de meest onbeduidende dingen. Er wordt gezegd dat Henry Martyn nooit een uur verspilde.
Ik wou dat er van ons gezegd kon worden dat we geen uur van onze eigen tijd verspild hebben, noch een uur van andermans tijd. Broeders en zusters, de tijd is te kort om het verlangen naar vriendschappelijke contacten tot een excuus te maken voor wollige gesprekken. Het vereist geen grote verbeeldingskracht om ons twee mensen voor te stellen die beiden in de Heere Jezus Christus geloven en “geroepen zijn om heilig te leven”. Wanneer zij elkaar in een vertrek ontmoeten begroeten zij elkaar als vrienden en zullen zeker een goed gesprek hebben. De hemel is vol van Gods heerlijkheid, en de aarde is vol van Zijn rijkdom. Er is genoeg stof om over na te denken en om een vruchtbaar gesprek te voeren. Maar luister eens waar zij het over hebben: de ene merkt op dat het weer erg koud is. “Ja” zegt de ander, “het vriest nog erg hard.” Dan blijven ze steken; verder hebben ze niets te zeggen totdat, op een gegeven moment, een van hen opmerkt: “Het zal vannacht nogal glad zijn om te reizen;” waarop het antwoord komt: “Ik durf te stellen dat er paarden zullen vallen.” Zijn dit nu de mensen van wie Petrus getuigt dat zij met het kostbare bloed van Christus verlost zijn van hun ijdele gesprekken, die zij van hun vaderen door overlevering hebben meegekregen? Zijn dit de mensen die deel hebben gekregen aan de Heilige Geest? Past deze lichtzinnigheid bij de erfgenamen van de hemel? Toch wordt zo vaak kostbare tijd verspild en het spraakvermogen misbruikt. Er is een oude profetie die ik graag vervuld zou zien in de hedendaagse wereld. In de lofpsalm van David zegt hij: “Al Uw werken zullen U loven, HEERE; Uw gunstelingen zullen U danken. Zij zullen de heerlijkheid van Uw Koninkrijk in herinnering roepen en van Uw macht spreken, om de mensenkinderen Zijn machtige daden bekend te maken, de glorierijke heerlijkheid van Zijn Koninkrijk.”
Door een dergelijk gesprek, geliefden, zouden jullie in deze kwade dagen “de tijd kunnen uitkopen”; maar je bent bang beschuldigd te worden van huichelarij, of dat je de godsdienst veel te ver doordrijft. Broeders en zusters, het is hoog tijd dat we een beetje meer van zulke gesprekken hebben, en dat we de godsdienst wat verder doordrijven dan we gewend zijn; want gouden kansen gaan verloren, en nuttige uitwisseling van heilige gedachten wordt jammerlijk verwaarloosd. Vroeger “spraken zij die de Heere vreesden dikwijls tot elkaar, en de Heere luisterde en hoorde het”.
Onder veel van de belijdende christenen komt hier maar weinig van terecht. Er wordt weinig gezegd dat de moeite waard is om te horen, laat staan voor God. En als Hij het hoorde zou Hij het, in plaats van het op te nemen in “een gedenkboek” en te zeggen: “Dezen zijn de Mijne”, door Zijn oneindige barmhartigheid nalaten de ijdele gedachten en lege woorden op te schrijven wat enkel een smet op hun persoon zou werpen. Omdat de tijd zo kort is en zo snel voorbij gaat, vermaan ik jullie om je te onthouden van alle misbruik met de tong. Investeer elk uur op een nuttige manier, zodat het, wanneer het voorbij is, niet onbenut is gebleven. Laat jullie lippen een fontein zijn waaruit stromen van genade en goedheid klinken.
Bovendien is de tijd veel te kort voor besluiteloosheid en aarzeling. Jouw besluiten en herroepingen, jouw plannen en beramen, jouw slapen en dromen, jouw opstaan uit de sluimerstand om vervolgens nog slaperiger weg te zakken dan voorheen, zijn een aanfluiting voor het leven en een moedwillige moord op de tijd. Van hoe velen van jullie is het waar dat, op het moment dat je een nobel doel had, je nooit een geschikt moment vond om het uit te voeren. Je stond soms op het punt je te bekeren, maar je bleef wachten tot je overtuiging bekoeld was. Tien of twintig jaar geleden luisterde je naar de oproep: “Mijn zoon, geef Mij je hart;” en je antwoordde: “Dat zal ik doen;” maar tot op de dag van vandaag heb je je woord nooit waargemaakt. “Werk in Mijn wijngaard”, zei de Meester. “Ik ga Heere,” was jouw vlugge antwoord; toch ben je nooit gegaan. Vandaag staan jullie net als vroeger te niksen. Sommigen van jullie waren dertig of veertig jaar geleden in een hoopvollere toestand dan nu. Wat kunnen jullie over jezelf vertellen? Wat is er geworden van die tussenliggende jaren? De oneindige genade van God heeft je uit de hel gehouden, maar er is geen garantie dat Zijn lankmoedigheid je nog een ogenblik voor de ondergang zal behoeden. O mensen, “de tijd is beperkt,” de zaak dringend, de afgrond dreigend! Het is waanzin om te twijfelen tussen twee meningen. Als God God is, dien Hem; en zo niet, neem het alternatief, en dien Baäl. Neem een besluit, de ene of de andere kant op, zonder nog een moment te treuzelen. Hoelang blijf je nog op twee gedachten hinken?
En jullie christenen, met jullie grote illusies, ze smelten weg als sneeuw voor de zon! Sommigen van jullie zouden al heel wat gedaan hebben dat nuttig is, als jullie niet droomden van dingen die imposant zijn. Oh, wat een prachtige plannen komen er in je hoofd op om in Londen te evangeliseren, om het hele Europese continent tot Christus te bekeren, maar de plannen verdampen en er wordt niets mee gedaan! Wij zijn als een zekere tsaar van Rusland uit vroegere tijden die altijd een tweede stap wilde zetten voordat hij de eerste zette. We plannen altijd een prachtig plan dat te mooi lijkt om ooit uitgevoerd te worden. We dromen van wat we zouden moeten zijn, en van wat zou kunnen zijn. Zulke “dromen zijn de vruchten van ledige hersenen.” Dromers zijn lusteloos en er wordt niets gedaan. In de Naam van de eeuwige God, smeek ik je, als je Hem liefhebt, ga dan voor Hem aan het werk. Beter een enkele vijand doden dan dromen over het afslachten van een heel leger. Beter een enkele graankorrel zaaien, of een enkel grassprietje planten, dan dromen over het bemesten van de Sahara, of het terugwinnen van onnoemelijke hectares vruchtbaar land van de machtige zee. Dames en heren, doe iets. Het is hoog tijd om uit de slaap te ontwaken, want “de tijd is beperkt.”
Deze gedachte kan dienen om ons te waarschuwen voor een andere dwaasheid; die van het speculeren over allerlei controversiële theologische punten. Je weet hoe de scholieren vroeger debatteerden en twistten over hoeveel engelen er op de punt van een naald konden staan, en met vele andere stellingen, die niet minder absurd waren, vermoeiden zij zich. Vreemd genoeg werd de vindingrijkheid van de mensen belast met het vinden van onderwerpen voor discussie in de donkere dagen van die saaie geleerden. Iets van die geest heerst ook nu nog; predikanten wijden hele preken aan de bespreking van een of andere kronkel of twist die voor niemand in het universum ook maar een haartje uitmaakt.
Ik heb in het algemeen gemerkt dat, hoe minder belangrijk het onderwerp is, hoe woester sommige personen het zullen verdedigen, alsof de wereld naar de afgrond en de ondergang zou kunnen gaan, en alle zondaars daarin blindelings naar de hel, terwijl het verlossingswerk van het Evangelie tot stilstand wordt gebracht. Een broeder, die mij af en toe ontmoet, kan nooit vijf minuten in mijn gezelschap zijn zonder dat hij mij aanvalt over de kwestie van de vrije wil en de uitverkiezing; de laatste keer dat ik hem zag, zei ik hem dat ik het een dezer dagen met hem zou bespreken, maar dat ik het moest uitstellen tot na de dag des oordeels, want ik had het te druk om er nu over te spreken. En zo denk ik over veel vragen. Er zijn broeders die het boek Openbaring volledig kunnen uitleggen, hoewel ik meestal merk dat zij tegen elkaar schreeuwen, totdat zij elkaar uiteindelijk van de aardbodem bannen.
Maar ik verkies liever het kruis van Christus en de evangeliën van Mattheus, Marcus, Lucas en Johannes, dan dat ik de beelden van Ezechiël of de symbolen van de Apocalyps kan ontcijferen. Gezegend is hij die de mysteries kan verklaren. Ik twijfel niet aan zijn zaligheid; maar ik ben volkomen tevreden met een andere zaligheid, namelijk als ik zondaars tot Jezus kan brengen, en de heiligen enkele praktische waarheden kan leren die hen kunnen leiden in het dagelijks leven. Het lijkt mij dat de tijd veel te kort is om in een ballon omhoog te gaan met speculaties, of om af te dalen in de mijnen van diepzinnige gedachten, om wat losse eindjes en flarden van bijzondere kennis naar boven te halen. Wij willen zielen redden, en hen naar die hemel leiden waarin zij door Gods aanwezigheid de eeuwige dag doorbrengen. Dit lijkt mij de dringende eis die aan ons wordt gesteld nu “de tijd beperkt is” en “de nacht komt waarin niemand kan werken”.
Broeders en zusters, laat dit ons vermanen tot eenheid. We moeten slechts één doel voor ogen hebben. Als we genoeg tijd hadden, zouden we twee of drie plannen tegelijk kunnen uitvoeren, maar zelfs dan zouden we hoogstwaarschijnlijk falen bij gebrek aan concentratie en energie. De man die al zijn gedachten en kracht wijdt aan de verwezenlijking van één redelijk doel, heeft meestal succes. Mijn ziel, buig je neer en leg je toe op de eer van God; laat dit het enige doel zijn van heel je wezen. Sluit vriendschappen en richt je bezigheden zo in dat je deze eerste en hoogste plicht van het leven vervult. Laat het je enige drijfveer zijn om te leven voor Zijn eer, en, indien nodig, zelfs te sterven om Zijn bekendheid onder de zonen der mensen te bevorderen. “Wijd jullie lichamen als een levend offer.” Stem jullie zielen af op het grote Halleluja: “Halleluja! Mijn ziel, loof de HEERE. Ik zal de HEERE loven in mijn leven, ik zal voor mijn God psalmen zingen zolang ik er nog ben.”
O mijn broeders en zusters, dit verheven verlangen zal wonderen verrichten! Jullie verspillen jullie krachten en verspillen jullie kansen door jullie aandacht te verdelen. Je zegt dat je een christen wilt zijn; intussen is je hart erop gericht rijkdom te verwerven, je probeert je geest te vullen met de geleerdheid en wijsheid van de wereld, je wilt bekend staan als een goed spreker in gezelschap, en een gezellige bezoeker op sociale bijeenkomsten. Ambitie zet je aan om roem te zoeken onder je vrienden. Goed, ik zal geen van deze dingen veroordelen, maar ik zou elk middel willen gebruiken om jou, die in Christus gelooft, ertoe te brengen de wereld te verzaken.
Je behoort Hem toe. Als Christus je gekocht heeft met Zijn bloed, en je verlost heeft van deze huidige boze wereld, heeft Hij voortaan aanspraak op je als Zijn dienaar, en het is op je eigen risico dat je bezigheden aanneemt die onverenigbaar zijn met een volledige overgave aan Hem. Je behoort Hem toe; leef dus volledig voor Hem. De reden waarom de meerderheid van de christenen nooit een hoge positie bereikt in het goddelijke leven, is dat zij de stromen van hun leven laten wegvloeien in een dozijn kleine, druppelende beekjes, terwijl, als zij die zouden samenbrengen in één kanaal, en die ene stroom zouden laten aanzwellen tot de heerlijkheid van God, er zo’n kracht en macht zou uitgaan van hun karakter, hun gedachten, hun inspanningen en hun daden, dat zij werkelijk zouden “leven zolang zij bestaan”.
II. “De tijd is beperkt.” Dit suggereert iets.
Weet je welke gedachte dit feit bij mij opriep? “Ik dacht: “Dan heb ik toch nog de gelegenheid om het werk van het geloof, het geduld van de hoop en het werk van de liefde te volbrengen, want die gelegenheid heb ik vroeger nauwelijks gekregen.” Toen ik mij een voorstelling maakte van een kort leven waarin alles wordt benut, niets wordt verkwist, alles gewijd en niets ontheiligd wordt, meende ik een jongen te zien die zijn jonge hart aan Christus gaf. Ik zag de jongen in Jezus geloven terwijl hij nog onder het dak van zijn vader en onder de hoede van zijn moeder was. Toen hij werd gered begon hij terstond God te dienen op de wijze van een jongen. Als jongeling, en daarna als jongeman, nam hij toe in kennis en ijver. Hij was zo ijverig en volhardend dat hij geen tijd verloren liet gaan. Hij waakte zo angstvallig over zijn eigen hart, en hij was zo ver verwijderd van zonde, dat er geen sombere tussenpozen waren waarin hij afdwaalde en afgleed. Hij hoefde zijn schreden niet te herhalen door berouw te tonen over bedreven kwaad en lauwheid. Met mijn geestesoog volgde ik die jongeman die een heilig leven leidde gedurende een reeks van jaren, opklimmend tot het hoogst mogelijke niveau van godsdienstigheid. Daar blijvend, en al die tijd gezegend met zo’n overvloed aan genadegaven van Gods Geest, bracht hij veel vrucht voort tot eer van de Vader. Hij deed veel tot eer van Jezus, bleek een grote zegen voor de Kerk, gaf een rijk getuigenis aan de wereld, en verspreidde heilzame weldaden aan de zielen van mensen.
Dit was mijn ideaal beeld van een vat dat tot eer van de Meester is gebruikt. Ik heb het liefdevol gadegeslagen. Het kind werd een man. Zijn leven was kort; het was spoedig voorbij. Onze dagen op aarde zijn als een schaduw, maar gelukkig mogen ze stralend zijn en een spoor van licht achterlaten. Zou God niet met enige bewondering vanuit Zijn eeuwige woonplaats neerkijken op de loopbaan die ik heb geschetst? De dunne draden van vluchtige momenten zijn opgewerkt tot het goede weefsel van een complete levensloop. Zo’n leven is voorzien van één talent, – TIJD, – en die gave is schaars; de gave wordt zo gewaardeerd dat er zuinig mee wordt omgegaan; er wordt zo goed op gelet dat hij nooit wordt verspild; zo nuttig gebruikt dat de behoedzame besteding ervan nooit tevergeefs kan worden betreurd. Het is zo winstgevend geïnvesteerd dat de trouwe rentmeester ervan zich verheugt op de komst van zijn Heere, hij is bereid en verlangend om rekenschap af te leggen.
Dit is zoals ik zou willen zijn. Sommigen van jullie, die zich niet hebben bekeerd, kunnen nooit hopen op het onthaal dat zo’n trouwe dienaar van de Heere Jezus Christus wacht. Je hebt je gouden kans verspeeld; je hebt je vermogen verspild aan een losbandig leven. Maar zijn er hier geen kinderen voor wie dit mogelijk is, en jongeren die mijn droom kunnen omzetten in werkelijkheid? Gezegend zijn de mannen en vrouwen die slechts één ambitie en één onderneming hebben: namelijk, de Heere verheerlijken! Ik verlang vurig dat God in mij wordt verheerlijkt, en niet in geringe mate. Ik heb gebeden, en bid nog steeds dat Hij het beste uit mij wil halen, om het hoe dan ook te realiseren.
Wat als ik daartoe in de oven van verdrukking moet worden geworpen en omwille van Hem moet lijden? Wat als mijn eer in het stof zou worden vertrapt, en mijn naam een schande en een smaad wordt onder de mensen, hoewel het getuigenis van mijn oprechtheid zich op grote hoogte bevindt? Mijn Heere, ik zal alles doen, alles dragen wat U wilt. Geef door middel van zo’n arm schepsel als ik zoveel eer aan Uw Naam als mogelijk is. Wie sluit zich bij mij aan in deze smeekbede? Geloften die we op eigen kracht doen zijn ijdel, daarom draag ik elke christelijke jongeling plechtig op om het na te streven en te koesteren in Naam van Hem die je heeft verlost met Zijn bloed. Omgord de lendenen van je ziel, en overzie de weg die je moet afleggen. Bereid je voor op de goede strijd van het geloof waarin je je moet mengen. Leef naar de grootst mogelijke toewijding van je volledige mens-zijn in zijn drievoudige natuur, – geest, ziel en lichaam. Geef jezelf onvoorwaardelijk over aan de Heere Jezus Christus. Treuzel niet want “de tijd is beperkt;” daarom, “Alles wat uw hand vindt om te doen, doe dat naar uw vermogen, want er is geen werk, geen overleg, geen kennis of wijsheid in het graf, waar u naartoe gaat.”
III. “De tijd is beperkt.” Dit moet ons inspireren.
Het zou ons moeten aanzetten tot onmiddellijke actie. De zon versnelt, de zandloper loopt af. “Nu is de welaangename tijd.” Laat zij die de Heere liefhebben snel zijn. De tijd om te doen wat je moet doen, of om het ongedaan te maken, vliegt snel voorbij. Zeg niet, “Ik zal het later doen.” Doe het meteen. Andere taken wachten op je; er is weinig tijd voor dit alles. Zijn je kinderen bekeerd? Bid vanavond met hen. Laat de ochtend niet aanbreken zonder uw armen om hun nek te slaan, en met hen neer te knielen, en vurig te bidden dat God hun zielen zal redden. Het is de zaak van de Koning, en het vereist haast.
“De tijd is beperkt” zowel voor anderen als voor jezelf. Een broeder vertelde mij een week of twee geleden, dat een man, die vaak voor hem werkte, goederen binnenbracht als ze klaar waren; en hij bedacht dat de volgende keer dat de man binnenkwam, hij met hem over zijn ziel zou spreken. Toen hij echter kwam, namen de zaken de aandacht van de werkgever in beslag, en de man overleed. Hij wist niet precies waarom, maar hij ervaarde een prikkeling in zijn geweten en besloot dat hij bij de volgende gelegenheid zou informeren naar zijn eeuwige belangen. Maar in plaats dat de man terugkwam, bracht een bode hem de boodschap dat hij overleden was. Geschrokken van het nieuws kon onze broeder geen troost vinden. Hij nam het zichzelf zeer kwalijk en treurde als iemand die zichzelf de honderd gemiste kansen niet kon vergeven. Ach, mocht een prikkeling in je geweten je ertoe dwingen de Heere nu te dienen! Telkens als de klok tikt, lijkt hij “nu” te zeggen. De tijd is zo beperkt dat de zaak dringend is. Wacht niet, jongeman, met het prediken van Jezus tot je meer onderricht hebt gehad; begin meteen.
Jij, die van plan bent iets te doen voor de armen onder ons als je meer geld hebt verzameld, geef je geld nu uit; doe het meteen. Jij, die een grote som wilt nalaten aan goede doelen als je sterft, stel het niet uit; doe het zelf. Geef het kapitaal meteen uit; haal er zelf wat vreugde en troost uit. Nu is de tijd gekomen om een goed voornemen in daden om te zetten. Voordat je gered werd, was de boodschap aan jou: “Heden, indien gij Zijn stem wilt horen, verhardt uw hart niet.” Nadat je gered bent, is de boodschap aan jou: Gehoorzaam vandaag nog Zijn stem en dien de Heere je God met heel je hart, met heel je verstand en met al je kracht.” “De tijd is beperkt,” dus maak er het beste van.
“De tijd is beperkt.” Ik wil deze zin luider en luider in je oren laten klinken, opdat hij je inspireert om te bidden voor onmiddellijke bekering. Ik heb velen ontmoet die hopen zich ooit te bekeren, maar niet nu. Is zulk uitstel niet gevaarlijk? Durf jij het risico te lopen nog een uur moedwillig in ongeloof te blijven? Kun je de gedachte verdragen om je ziel maand na maand in gevaar te brengen? Is het veilig om je Schepper te verzoeken en de toorn van de Allerhoogste op te wekken? O vriend, terwijl je jezelf vleit met aangename vooruitzichten, bedrieg je je hart met een roekeloze veronderstelling! Wij willen dat jij je bekeert, en er is geen geschiktere tijd dan deze tijd. Verlaat de zonde onmiddellijk. Keer niet terug om er nog wat langer mee te treuzelen. Geloof in de Heere Jezus Christus, en leg je neer bij de belofte van eeuwig leven, zonder verder uitstel. Misschien zal je nooit meer een andere morgen zien, of zal het verlangen dat je nu prikkelt, je eens ontvallen. Dit is ons gebed, dat je dit uur nog in de kudde van Christus wordt gebracht.
Aangezien “de tijd beperkt is,” laat ons dan met geduld de zorgen dragen die ons treffen. Zijn we erg arm? “De tijd is beperkt.” Doorboort de bittere kou onze schaarse kleding? “De tijd is beperkt.” Valt de honger ons zwaar? “De tijd is beperkt.” Worden we onvriendelijk behandeld door onze verwanten? Worden we beschimpt door onze kameraden en bespot door onze buren? “De tijd is beperkt.” Worden we slecht behandeld door een onbarmhartige wereld? “De tijd is beperkt.” Wordt ons temperament op de proef gesteld door wrede beschimpingen? “De tijd is beperkt.” Wij reizen met hoge snelheid en zullen spoedig buiten het bereik zijn van alle incidenten en ongelukken die ons verstoren en afleiden. Terwijl we naar huis reizen, naar het huis van onze Vader, wordt de afstand kleiner en beginnen we de stad van de gezegenden te zien, “dat huis daarginds”. Het is niet nodig om te morren of te klagen; waarom zou je je druk maken over wat je over een maand of twee zult doen? Misschien ben je hier niet meer; misschien ben je in de hemel. Je ogen zullen “de Koning in Zijn schoonheid” hebben aanschouwd, je zult “het land dat ver weg is” hebben gezien.
“De weg kan ruw zijn, maar hij is niet lang;
Dus maak het vlak met hoop, en vrolijk het op met gezang.”
Wereldsgezindheid past niet bij ons die beleden hebben dat wij “vreemdelingen en pelgrims op aarde” zijn. “De tijd is te beperkt” om enige bezittingen te bewaren in deze wereldse sferen. Laten we hier beneden dus niet te veel van iets houden. We brachten niets in de wereld, en het is zeker dat we niets kunnen meenemen. Bekijk je grote landerijen, maar bedenk dat je er niet lang overheen kunt lopen. Kijk naar je overvloedige oogst, maar binnenkort zal een ander de winst van die velden oogsten. Tel je goud en zilver, maar weet dat rijkdom, hoe gretig die ook gezocht wordt, je geen bescherming biedt tegen ziekte en verdriet, noch je welzijn verzekert wanneer je geroepen wordt je broze woning te verlaten. Vertrouw op de levende God. Heb de Heere lief, en laat eeuwige dingen je gedachten en je gevoelens in beslag nemen. “Maar dit zeg ik, broeders, dat de tijd beperkt is. Laten zij die vrouwen hebben voortaan zijn alsof ze die niet hebben, en zij die huilen, alsof zij niet huilen, en zij die blij zijn, alsof zij niet blij zijn, en zij die kopen, alsof zij niet bezitten, en zij die van deze wereld gebruikmaken, alsof zij die niet gebruiken. Immers, de gedaante van deze wereld gaat voorbij.”
Zijn dit sombere gedachten? Nee, broeders en zusters, het feit dat “de tijd beperkt is” zou ons, die tot het huisgezin van het geloof behoren, moeten inspireren met de meest vreugdevolle verwachtingen. Geloof je echt in het eeuwige koninkrijk van onze Heere en Verlosser Jezus Christus? Geloof je werkelijk dat je hoofd een kroon van leven zal dragen die niet vergaat? Geloof je dat je voeten, geschoeid met zilveren sandalen, op de straten van puur goud zullen staan? Geloof je werkelijk dat deze handen hemelse vruchten zullen plukken van bomen waarvan de bladeren nooit zullen verwelken, en dat je zult liggen in de specerijbedden in de tuin der zaligen? Geloof je dat deze ogen de Koning zullen zien op die dag dat Hij in Zijn heerlijkheid komt, en dat deze beenderen zullen herrijzen uit het graf, en je lichaam een onvergankelijk bestaan zal krijgen? “Ja,” zeg je, “ik geloof het, en ik geloof het ten volle. Welnu, ik zou willen dat je inzag dat het zo dichtbij is dat je de vervulling ervan verwacht. Wie zou huilen en piekeren over de voorbijgaande problemen op de dag dat hij de hemel zag opengaan, een wenkende hand zag en een stem hoorde die hem riep? Oh, dat deze heerlijkheid in je ziel mag stromen zodat je de duisternis van de weg zou vergeten! Oh, dat de bries van deze mooie bergen je zou doen opleven! Oh, dat de nevel van die machtige oceaan je zou verfrissen! Oh, dat de muziek uit de torens van de hemelse klokken je zou opvrolijken! Dan zou je op weg gaan naar de rust die overblijft voor het volk van God, geïnspireerd door heilige ijver en onverschrokken moed. Maar de goddelozen hebben dat niet. Tot hen moet ik het volgende zeggen: “De tijd is beperkt.”
IV. Het klinkt alarmerend en dat is goed. Laat me de noodklok luiden. Het is een vreselijke doodsklok die ik moet luiden voor degene die zich niet bekeert, voor wie het leven een vreugde is geweest, omdat hij het in de wereld goed heeft kunnen vinden. Je bent geslaagd in de onderneming waar je je zinnen op hebt gezet. Je hebt het landgoed gekocht dat je zo graag wilde hebben. Het is zeker een mooie plek; maar je hebt het slechts voor twee of drie jaar! Zou ik het voor die periode willen huren? Neen, ik zou het nog niet genomen hebben voor een huurcontract van negenhonderdnegenennegentig jaar. Ik wil graag eigendomsrechten! Ik zei toch twee of drie jaar? Wel, er is geen mens onder de zon die kan garanderen dat je de grond drie weken in bezit houdt. “De tijd is beperkt.” Je rijdt over de brede laan, wandelt door het park, kijkt in het oude feodale herenhuis, maar “de tijd is beperkt,” zeer beperkt, de duur van je verblijf is zeer beperkt. Je hebt je doel bereikt, je bent in het bezit van onroerend goed; wat nu? Je maakt je testament op, want het is dringend. “De tijd is beperkt.” Maar wat heb je nog niet gedaan? Je hebt niet in Christus geloofd; je hebt het Evangelie niet omarmd; je hebt geen verlossing gevonden, je hebt geen greep op het eeuwige leven; je hebt geen hoop om je te troosten als je krachten falen en je naar adem snakt. Wat blijven er weinig mogelijkheden over! Sommigen van jullie hebben zolang ik in Londen was mijn prediking voortdurend bijgewoond; ik vraag me af hoe lang jullie mij nog zullen horen zonder gered te zijn. Uiteindelijk zullen ook jullie sterven.
Je wordt een beetje ziek, je onbeduidende aandoening heeft geen vat op de behandeling; de symptomen worden ernstiger, de ziekte wordt gevaarlijk, de dood dreigt. Pijn maakt je bang, angst leidt je af. Je familie en je vrienden kijken je hulpeloos aan. De dokter heeft je zojuist ontzet achtergelaten. Roep de priester, of haal de pastoor; maar wat kunnen zij voor je doen als je niet in Jezus gelooft? Het is voorbij, de laatste strijd! Stel jezelf dan eens voor, – als een verloren ziel, die vraagt om een druppel water om je tong te koelen! Dat zal je deel zijn, zondaar, tenzij je je bekeert. Er is maar een stap tussen jou en de dood, een korte stap tussen jou en de hel, tenzij je in Jezus gelooft. Denk je nog steeds dat er tijd genoeg is? Ik smeek je, koester die ijdele gedachte niet. Misschien denk je dat ik overdrijf; dat kan ik niet doen in een geval als dit. De tijd raast voort, snel maar geruisloos. Terwijl ik spreek, gaan de minuten voorbij, het uur is snel voorbij, de dag is bijna om.
Ik draag je dan ook op, door de altijd gezegende Geest, luister nu naar de waarschuwing; ontvlucht de zonde; ga van die brede weg af die naar het verderf leidt: geloof in Jezus; leg je vast aan het eeuwige leven. Moge de Geest van God je opwekken! Mogen deze woorden je tot zegen zijn! Ik zou ze krachtiger moeten uitspreken als ik wist hoe. Met de vurigheid van mijn ziel smeek ik je, want ik weet dat je eeuwige belangen in gevaar zijn. God geve dat je niet langer blijft dralen, opdat je niet langer wacht en omkomt in je dralen. “De tijd is beperkt.” Nog even en er is een grote menigte mensen op straat. Ik hoor iemand vragen: “Waar wachten al die mensen op?” “Weet je dat niet? Hij wordt vandaag begraven.” ” Wie wordt er vandaag begraven?” “Spurgeon.” “Wat! De man die in de Tabernakel predikte?” “Ja, hij wordt vandaag begraven.” Dat zal spoedig gebeuren; en wanneer jullie mijn kist naar het stille graf gedragen zien worden, zou ik willen dat ieder van jullie, bekeerd of niet, ertoe gedwongen wordt te zeggen: “Hij heeft ons ernstig aangespoord, in duidelijke en eenvoudige taal, om de inachtneming van de eeuwige dingen niet uit te stellen. Nu hij weg is, is ons bloed niet aan zijn deur als we omkomen.”
God geve dat je het bittere verwijt van je eigen geweten niet hoeft te dragen! Maar omdat ik weet dat “de tijd beperkt is”, zal ik jullie zolang in deze tabernakel verblijf, steeds aansporen; en ik zal de Heere smeken dat wanneer ik het woord vanaf dit podium predik, Hij het zal zegenen. Oh, dat er nog zielen gered mogen worden, dat Jezus Christus verheerlijkt mag worden, de satan overwonnen en de hemel gevuld mag zijn met verlosten!
“’Tis not for man to trifle!
Life is brief; And sin is here.
Our age is but the falling of a leaf,
A dropping tear. We have no time to sport away the hours;
All must be earnest in a world like ours.
“Not many lives, but only one, have we, —
Frail, fleeting man:
How sacred narrow should that one life ever be, —
That narrow span!
Day after day filled up with blessed toil,
Hour after hour still bringing in new spoil.”