Dewelke zulk een gebod ontvangen hebbende, wierp hen in den binnensten kerker en verzekerde hun voeten in den stok. En omtrent den middernacht baden Paulus en Silas en zongen Gode lofzangen; en de gevangenen hoorden naar hen. En er geschiedde snellijk een grote aardbeving, alzo dat de fundamenten des kerkers bewogen werden; en terstond werden al de deuren geopend, en de banden van allen werden los.En de stokbewaarder wakker geworden zijnde, en ziende de deuren der gevangenis geopend, trok een zwaard en zou zichzelven omgebracht hebben, menende dat de gevangenen ontvloden waren. Maar Paulus riep met grote stem, zeggende: Doe uzelven geen kwaad; want wij zijn allen hier. En als hij licht geëist had, sprong hij in en werd zeer bevende en viel voor Paulus en Silas neder aan de voeten; En hen buitengebracht hebbende, zeide hij: Lieve heren, wat moet ik doen opdat ik zalig worde? En zij zeiden: Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis. En zij spraken tot hem het Woord des Heeren, en tot allen die in zijn huis waren. En hij nam hen tot zich in dezelve ure des nachts, en wies hen van de striemen; en hij werd terstond gedoopt, en al de zijnen. En hij bracht hen in zijn huis en zette hun de tafel voor, en verheugde zich dat hij met al zijn huis aan God gelovig geworden was. Hand. 16:24-34
Paulus en Silas predikten te Filippi het Evangelie en zagen aanvankelijk zegen op hun werk. Dit was het begin van de Evangelieprediking in Europa, en de omstandigheden waren haar gunstig. De bidstonden bevorderden het goede werk en daarom behoorden deze voor Europeanen een grote aantrekkelijkheid te hebben. Godsdienstige vrouwen vergaderden tot het gebed, Paulus sprak met haar en vele huisgezinnen kwamen tot bekering en werden gedoopt. God zegende het werk, totdat de duivel, als gewoonlijk, dit zocht te verstoren. Iemand, die de zaken oppervlakkig beschouwde, moet het zeker betreurd hebben, dat een vrouw met een waarzeggende geest toevallig Paulus ontmoette. Het was een jammerlijk oponthoud in de geleidelijke gang van zaken, dat de apostel en zijn metgezel door de schaar voor de overste gebracht, smadelijk geslagen en in de gevangenis geworpen werden, om geen andere reden, dan dat zij die boze geest bevolen hadden van de vrouw uit te gaan.
Nu was dus de apostel het zwijgen opgelegd tegenover de bevolking van Filippi, tenminste voor zover die buiten de poorten van de gevangenis was. Die heerlijke bidstonden en bijeenkomsten, om de rollen van de profetieën te lezen en te onderzoeken, waren nu voor altijd gedaan. Dit was natuurlijk een reden tot grote droefheid. Zo leek het, maar zoals vele andere gebeurtenissen, die de voortgang van Gods koninkrijk op aarde schijnbaar verhinderden, kon ook deze zaak niet naar uiterlijke omstandigheden beoordeeld worden. God had een verborgen en heerlijk doel, waartoe dit grote ongeval moest meewerken. Dienstknechten van de Heere Jezus! laat u nooit ontmoedigen, wanneer de wereld u tegenwerkt; ja, wanneer alles juist anders gaat als u zou wensen, dan mag u verwachten, dat God wat beters voor u bereidt. Hij verdrijft u van de ondiepe wateren en brengt u bij diepe zeeën, waar u, als u uw netten uitwerpt, een grotere vangst zult hebben. Paulus en Silas werden in de gevangenis geworpen, omdat daar iemand was, die tot kennis der waarheid moest worden gebracht. Het was niet slechts één enkel man, die gered moest worden, maar God had in zijn grote liefde het oog gevestigd op het gehele gezin. De leden van dit uitverkoren gezin konden door geen ander middel tot Christus gebracht worden, dan door de gevangenneming van Paulus en Silas.
Zij moesten lijden, opdat zij die nacht, gebonden aan handen en voeten, meer zouden kunnen tot stand brengen dan op een dag, waarop zij vrij waren. God weet waar de beste plaats is voor zijn dienstknechten, en welke toestand de beste voor hen is. Indien Hij weet, dat zij meer tot stand brengen na geslagen te zijn, dan wanneer zij de mishandeling ontkomen waren – dan moet hun lichaam lijden ter wille van de Heere Jezus en zij moeten zich daarover verheugen. Broeders! wij zijn niet graag ziek. Wij zouden juist niet naar pijnlijke en gekneusde ledematen verlangen, vooral niet zij, die bedrijvig van aard zijn en niets liever doen dan onophoudelijk spreken van de liefde van Christus. En toch werd ons in tijdelijke gebondenheid de wijsheid van God openbaar en konden wij er later dankbaar op terug zien. Kinderen van God! uw Vader weet wat best voor u is. Laat alles aan Hem over en wees stil, want het is goed zó als het is. De Heilige Geest leert u zwijgen en onderworpen zijn.
Wij zullen nu spreken over de stokbewaarder te Filippi. Eerst zullen wij nagaan wie hij was vóór zijn bekering, daarna stilstaan bij de aanleiding tot zijn bekering, en ten slotte zien, hoe hij zich als bekeerde gedroeg, nadat Gods genade hem er toe gebracht had zich aan de voeten van de Heere Jezus te werpen. Welk soort van mens was deze stokbewaarder? Hij is een opmerkelijk voorbeeld van de kracht der goddelijke genade, maar toch moet men niet van hem spreken als een bijzonder groot zondaar, want hiervan is geen spoor te vinden. Hij was, evenals wij allen, vol van zonden en ongerechtigheid; maar van grove overtredingen is niets tot ons gekomen. Ik zie niet in waarom Wesley hem zo streng beoordeelt in een van zijn gedichten en hem brandmerkt als een verharde, wrede, verstokte booswicht. Integendeel, wij zullen kunnen aantonen, hoe God een man van een bewonderenswaardig zedelijk karakter redde, een man met vele schone eigenschappen toegerust en die zulk een geregeld leven geleid had, dat hij niet van de slavernij van de zonde, maar van het steunen op zijn eigengerechtigheid verlost moest worden. Oordeel ik naar het weinige, dat ik van hem weet, dan stel ik mij hem voor als een schoon type van strenge Romeinse tucht, een man vol eerbied voor de overheid en stipt in het gehoorzamen. Hij was cipier en moest handelen, niet op zijn eigen verantwoordelijkheid, maar volgens de bevelen van zijn meerderen, en hij deed het met grote nauwgezetheid.
Als wij deze woorden lezen: “Dewelke zulk een gebod ontvangen hebbende” – dan maken wij de gevolgtrekking, dat hij de bevelen letterlijk opvolgde en nauwkeurig acht gaf op de geest, waarin zij gegeven werden. Daarom wierp hij de apostel en diens vriend in de binnenste kerker en sloot hun voeten in de stok. U ziet, dat hij onvoorwaardelijk gehoorzaamde. Ook later, toen het bevel tot in vrijheidstelling kwam en hij Paulus en Silas zeker gaarne in zijn huis gehouden zou hebben, sprak hij tot zijn gasten, niet in zijn hoedanigheid als vriend, maar zoals een beambte behoorde te spreken: de hoofdlieden hebben gezonden, dat u losgelaten zou worden; vertrekt dan nu en gaat heen in vrede. Ik ben er ook zeker van, dat hij een oud gediende was, een krijgsman, die in zijn jonge jaren dapper had gestreden en ook dikwijls ruw had huisgehouden, en, nadat hij zijn ontslag genomen had, te Filippi tot stokbewaarder der gevangenis was aangesteld. Zo leefde hij rustig met zijn huisgezin, wijdde zich geheel aan de uitvoering van zijn ambtsplichten en volbracht zijn orders met de grootste nauwgezetheid. Hierover moeten wij hem prijzen; want men verwacht van mannen, dat zij getrouw in hun werk zijn. Ik beschouw hem dus als een man, wiens geest naar het Romeinse type gevormd was, iemand, gewend aan strenge krijgstucht en stipt in de vervulling van zijn plichten. Ik moet wel bekennen, dat hij zijn orders een weinig ruw uitvoerde; want hij schijnt Paulus en Silas in de kerker geworpen te hebben. Toch kunnen wij er geen aanmerking op maken, dat zij in de binnenste kerker en hun voeten in de stok gesloten werden, omdat zijn order luidde, dat hij hun goed bewaren moest, en dat deed hij.
Hij was niet aansprakelijk voor de straf, die de overheid oplegde; toen dus de gevangenen tot hem gebracht werden, bloedend en gewond door de ontvangen slagen, en hem uitdrukkelijk werd gezegd die mannen goed te bewaren – wat moest hij toen anders doen, dan letterlijk gehoorzamen? Daarom mag men hem niet een woesteling noemen. Hij vergat geen ogenblik, dat hij een dienaar van de gerechtigheid was en verplicht om te handelen waar zij beval. De regering heeft zulke mannen nodig en ik weet niet, hoe de staat zonder deze mannen zou kunnen bestaan. Wij moeten vooral ook opmerken, dat hij, alvorens hij zich ter ruste begaf, onderzocht of alle lichten uitgedaan en de deuren van de gevangenis goed gesloten waren. Zelfs Romeinse stokbewaarders werden dikwijls omgekocht en hoewel het licht op een vastgesteld uur weggenomen moest worden, werd er toch soms een uitzondering op die regel gemaakt, wanneer men de cipier vriendelijk had weten te stemmen. Maar in de gevangenis te Filippi was dit niet het geval; want toen de cipier een licht nodig had moest hij het eisen. Op het vastgestelde uur waren al de lichten uit, al de gevangenen lagen gebonden ter neder; want in het verhaal wordt medegedeeld, dat de banden van allen los werden. De meest volmaakte orde heerste dus in het gehele gebouw. Uit deze bijzonderheden zien wij, dat de gevangenbewaarder zijn ambt nauwlettend waarnam, en zich door niets van zijn plichtsvervulling liet afbrengen. Toen alles nu stil was ging hij ter ruste, en was weldra ingeslapen, zoals ook natuurlijk was, daar hij zich bekwaam moest maken voor het werk van de volgende dag. Maar wat geschiedt er? Omtrent middernacht baden Paulus en Silas en zongen lofzangen tot God. Zie hoe het gehele huis op zijn grondvesten dreunt en de bewoners uit de slaap gewekt worden. Wat is de eerste gedachte van de stokbewaarder? Mijns inziens is het opmerkelijk, dat hij niet aan zijn huisgezin denkt, maar dat hij naar de cellen der gevangenis gaat.
Hij was zeer ontsteld toen hij de deuren open zag staan. Hij schijnt volstrekt niet bezorgd te zijn geweest voor zijn vrouw en kinderen, ofschoon de aardbeving het gedeelte, dat hij bewoonde, toch ook heftig geschud moet hebben. Hij was aansprakelijk voor zijn gevangenen en daarom was zijn eerste gedachte aan hen gewijd. Ik wenste, dat alle Christenen zo getrouw in hun werk waren als deze man. Hij was een onwetende heiden tegenover zijn meerderen. Het is bewonderenswaardig, wanneer een man zo doordrongen is van de verantwoordelijkheid, die op hem rust, dat, wanneer hij ‘s nachts door een aardbeving wakker schrikt, zijn gedachten geheel door zijn plichten worden ingenomen. Zo behoorde het te zijn met alle christelijke bedienden, met christelijke zaakwaarnemers en vertrouwde klerken, ja, met alle christelijke mannen en vrouwen. Het moest uw grootste begeerte zijn getrouw bevonden te worden. Zo was het met deze gevangenbewaarder. De strenge Romein vreest in ongenade te zullen vallen, nu hij de deuren van de gevangenis open vindt, want hij is er zeker van, dat de gevangenen gevlucht zijn. ‘t Was zo natuurlijk, dat zij vluchtten wanneer de deuren open waren, en omdat hij de gedachte niet verdragen kon, dat hij beschuldigd zou worden van ontrouw in zijn ambt, trok hij zijn zwaard en zou zichzelf gedood hebben, als Paulus het niet verhinderd had. Wij moeten dit plan tot zelfmoord ten strengste afkeuren, maar willen toch een ogenblik stilstaan bij deze navolger van Brutus.
Hij wil liever sterven dan zulk een onterende beschuldiging horen. Is het niet opmerkelijk, dat in ditzelfde Filippi Cassius een zelfmoord beging? en Brutus zich van het leven beroofde? Nu wil ook deze man zich in de rij van zelfmoordenaars plaatsen en dat alleen uit vrees van zijn goede naam te zullen verliezen. Hij verkoos de dood boven de schande. Uit dit alles zien wij, dat hij rechtschapen en eerlijk was. Ik ben altijd zeer blij wanneer zulke mensen behouden worden, omdat het niet veel gebeurt. Zulke mensen zijn doorgaans te zeer doordrongen van ‘t gevoel van hun eigen gerechtigheid, en wanneer na verloop van enige jaren hun vrienden hen prijzen, vergeten zij zo snel hun Meester in de hemel en hun verplichtingen tegenover hun God. Dan zijn zij blind voor hun eigen tekortkomingen en willen niet als kleine kinderen aan de voeten van de Heere Jezus neerzitten, tenzij een wonder van Gods genade hen daartoe brengt. Daarom aanbidden wij de lankmoedigheid van God, die zulk een man bevend tot de apostelen bracht. Hij was ook een man van weinig woorden, en vlug in het handelen, als het er op aankwam. Slechts drie gezegden van hem zijn tot ons gekomen. Eerst eiste hij licht en toen riep hij: heren! wat moet ik doen om behouden te worden? een beleefde vraag, eerbiedig, kort en bondig, geen woord te veel of te weinig. Wat hij daarna tot Paulus zei was in diezelfde trant. De overheden hebben gezonden, dat u zou losgelaten worden: gaat dan nu uit en reist heen in vrede.
Men verwacht van een gevangenbewaarder geen bloemrijke taal. Hij was gewoon kortaf tegen zijn gevangenen te spreken, en zo was hem een droge spreekwijze eigen geworden. Mensen van dat slag zijn dikwijls koud als marmer. Het is moeilijk hun hart te verwarmen en daarom danken wij God, dat hij het hart van deze man brandend maakte binnen in hem en zijn banden verbrak, zodat hij na zijn bekering de dienaren van Christus in zijn huis nam en zich met zijn gezin verheugde. Wij kunnen nog een opmerking maken. Wij zien dat hij, als hij moest handelen, flink optrad. Als hij weet wat er gedaan moet worden, doet hij het ook. Hij handelt als een, die onder de macht van anderen staat, maar zelf ook krijgsknechten onder zich heeft, tot wie hij zegt: gaat, doet dat. Evenzo is het hem tot gewoonte geworden te doen wat zijn meerderen hem bevelen. Ik stel mij voor, dat hij elke morgen met klokslag de deur van de gevangenis opende voor hen, die enige lichaamsbeweging moesten nemen, dat hij het eten van de gevangenen met grote nauwkeurigheid afpaste en ‘s avonds alles sloot op het bepaalde uur. Stipte gehoorzaamheid is een hoofdtrek in zijn karakter. Toen hem gezegd werd te geloven, geloofde hij en werd ook terstond gedoopt. Wat hem in woorden ontbrak vergoedde hij door daden. Het is heerlijk een ordelievend man tot bekering te zien komen. Zo velen van ons zijn ruw en ongevormd en moeten lang onder handen genomen worden, voordat wij goed gevormd zijn; maar vele anderen zijn op hun manier netjes afgewerkt, wat hun ontbreekt is het geestelijk leven. Als zij daarvan doordrongen worden komen zij geheel in schone overeenstemming met die inwendige wet van heilige gehoorzaamheid en orde.
Toch zien wij het niet veel, dat mensen van deze soort tot bekering komen; want deze zeer nette mensen maken zichzelf dikwijls wijs, dat zij geen zonden hebben en zo passen zij de waarschuwingen, tot zondaars gericht, niet op zichzelf toe. Zo zal iemand bijv. zeggen: Ik heb nooit, zolang ik in mijn betrekking ben, een uur van mijn werktijd verspild, of mij een euro toegeëigend van geld, dat mij niet toekwam. Dit is heel goed, maar de duivel staat klaar met deze inblazing: U bent toch een getrouw dienstknecht. Waarvoor zou u nodig hebben u voor Jezus Christus te verootmoedigen en vergeving van zonden te vragen? De heerlijkheid der goddelijke genade komt, denk ik, evenzeer uit in de bekering van de rechtvaardige wetgeleerde, als in het berouw van Manasse, of in de geschiedenis van de vrouw welke een zondares was, van welke wij kort tevoren spraken. Ik weet niet wat moeilijker is, een man te verlossen van zijn steunen op eigengerechtigheid, of van zijn zondigheid. Bekeerlingen, zoals deze gevangenbewaarder, zijn zeer kostbaar en zijn liefelijke toonbeelden van Gods genade en macht. Ten tweede, wat gaf aanleiding tot de bekering van deze gevangenbewaarder? Het verhaal is kort, wij kunnen er daarom niet veel uit afleiden. Toch geloof ik met zekerheid te mogen aannemen, dat hij reeds iets van deze nieuwe zaken had vernomen, voordat hij ernstig vroeg: wat moet ik doen opdat ik zalig worde?
Misschien waren die woorden van de vrouw met de waarzeggende geest hem overgebracht, want het moet toch een zaak van algemene bekendheid in de gehele stad zijn geweest, dat zij Paulus en Silas dienaren van de allerhoogste God had genoemd. Het is ook zeer waarschijnlijk, dat de kalme onderworpenheid van deze mannen en misschien ook hun vriendelijke godzalige woorden enige indruk op hem gemaakt hadden. Wat hij zag en hoorde maakte op hem geen blijvende indruk die tot bekering leidde, want hij behandelde de apostelen volstrekt niet hoffelijk, hij was zelfs zeer ruw. Hij wierp hen in de binnensten kerker en verzekerde hun voeten in de stok. Hij geloofde dus toen niet in hun goddelijke zending en had geen grote eerbied voor hun persoon. Het is ook duidelijk, dat hij geen wroeging voelde, want hij ging naar zijn kamer en viel in slaap en geen enkel woord van wat Paulus tot hem gesproken heeft maakte hem onrustig. Een jonge geestelijke beschreef eens in bloemrijke taal, hoe de bewaarder bekeerd was door het zingen van Paulus en Silas in dat middernachtelijk uur. Hij schetste het zeer schoon, maar het geheel had deze schaduwzijde, dat het onwaar was, want hij hoorde hen niet zingen. De gevangenen hoorden naar hen; want zij waren allen tezamen in de gewelven onder de gevangenis, maar de bewaarder sliep boven totdat het gedruis van de aardbeving hem wakker schrikte. Ik heb ook wel horen zeggen, dat hij door vrees voor de dood tot bekering kwam, maar dat is een belachelijke opmerking; want hoe kon hij, die op het punt stond van zichzelf te doden, bang zijn voor de dood? Nee, hij was een te dapper man om zich door vrees te laten leiden.
Hij was een krijgsman zonder smet of blaam, meer bevreesd voor oneer dan voor de dood. Hij hechtte weinig waarde aan zijn eigen leven, of aan dat van anderen. U ziet dus, dat het geen vrees was, die hem aan de voeten der apostelen bracht. Ik geloof wel, dat sommigen tot Christus worden gedreven door vrees voor de dood, maar toch bouw ik niet vast op zulke bekeringen. Want hij, die door vrees tot de Heiland gedreven wordt, zal Hem misschien ook weer terstond verlaten wanneer hij bemerkt, dat zijn vrees ijdel was. Weer anderen hebben gedacht, dat hij rilde bij de gedachte aan de mogelijkheid wegens plichtverzuim aangeklaagd te zullen worden bij de keizer. Die vrees kon hem tot zelfmoord brengen, maar niet tot bekoeling, want zijn droefheid daarover was voorbij, toen hij riep: Wat moet ik doen om behouden te worden? Hij kwam tot Paulus en Silas, omdat die vrees vlood op het horen van de kalme heldere stem van Paulus, toen hij zei: Doe uzelf geen kwaad, wij zijn allen hier. Maar wat was dan de aanleiding tot de bekering van deze man? Mijn antwoord zou zijn gedeeltelijk het wonder, dat de deuren geopend waren en de handen der gevangenen losgemaakt door een aardbeving en daarnevens het feit, dat geen van hen was ontkomen. Hoe groot was de vreugde, die hem vervulde! Niemand kon hem nu beschuldigen van plichtverzuim. Hoe vreemd was het, dat alle gevangenen gebleven waren. Welk een strijd was daar in zijn binnenste.
Welk een hevige angst vervulde zijn hart en hoe onverwacht werd deze weggenomen. Hij behoefde dus geen zelfmoord te begaan; want men zou hem niets kunnen verwijten. Welk een heerlijke uitkomst! Een gemengd gevoel van aanbidding en blijdschap wekte verbazing en dankbaarheid in zijn gemoed. Hij kon het niet beschrijven, het was zoiets buitengewoons. Hij had gestaan aan de rand van een afgrond en was toch niet gevallen. Doe uzelf geen kwaad, want wij zijn allen hier, die woorden klonken hem als muziek in de oren. Hij beschouwde die twee gevangenen met grote eerbied, want het was hem, alsof een God door hen tot hem gesproken had. Hun stoutmoedige vertrouwende woorden hadden hem verbaasd doen staan. Reeds terstond had hij iets bijzonders aan deze twee mannen opgemerkt en nu bestond er bij hem geen twijfel meer, of zij waren dienaren van de Allerhoogste God; daarom eiste hij licht en kwam haastig tot hen. Terwijl dit alles voorviel en hij op het punt had gestaan van dit leven met het eeuwige te verwisselen, zag hij terug op het leven, dat achter hem lag. Hij was kalm, niettegenstaande de verwarring van dit laatste uur, want hij was een man, die niet gauw verschrikt was. Zijn geweten, dat in hem niet verstompt was, maar wakker was en teer door zijn gewoonte van blinde gehoorzaamheid, oordeelde en veroordeelde zijn verleden. Hij voelde zich een verloren zondaar voor het aangezicht van de levende God, wiens dienaren daar voor hem lagen. Daarom riep hij uit: Lieve heren, wat moet ik doen opdat ik zalig worde?
Het was de werking van de Heilige Geest, die hem zijn schijnbaar zo rechtvaardig leven ontdekte zijn zonden voor ogen stelde en hem ter aarde wierp door een gevoel van schuld en vrees voor zware straf. Het verdere onderwijs van de apostelen bracht hem tot volkomen bekering. Evenals zijn korte vraag was ook het antwoord kort, maar bevatte het volle Evangelie: Geloof in de Heere Jezus en u zult behouden worden, u en uw huis, en hij ontving een nadere verklaring van die woorden, toen de apostel daarna tot hem en zijn huisgezin sprak. Al die woorden verlichtten zijn geest; hij was reeds bereid om onderwijs te ontvangen, en omdat hij gewoon was stipte gehoorzaamheid te betonen, voegde hij zich redelijk naar het bevel van de Heere Jezus. Hij ontving de verkondiging van het Evangelie in een geopend hart en de Heilige Geest zegende het gehoorde. Het onderwijs was duidelijk, de hoorder onbevooroordeeld, zo ging het werk voorspoedig en werd dit middernachtelijk uur voor dit huisgezin het begin van een nieuw tijdperk. Lieve lezer, ik wenste, dat u God dankte, niet alleen voor de bekering van een zondaar, maar ook voor de omstandigheden waaronder die plaats vindt. want alles is wel geordend. Als de Heere u door Zijn genade geroepen heeft, ga dan niet aan uw bekering twijfelen, omdat de omstandigheden waaronder zij plaats had niet opmerkelijk waren, en twijfel niet aan de oprechtheid van de verandering in uw vriend, omdat hij niet van een aardbeving bij zijn wedergeboorte kan spreken. De Heere is niet altijd in een aardbeving, of in een stormwind, of in het vuur, maar dikwijls trekt Hij in het suizen van een zachte stille een ziel tot zich. Het is niet de hoofdzaak, hoe u tot Jezus bent gekomen, maar òf u Zijn eigendom bent.
Rust u nu aan de voet van Zijn kruis? Is dit zo, dan is het van ondergeschikt belang of u de blijde boodschap kon aannemen met een eenvoudig geloof, zoals Lydia deed, dan of u wakker geschud werd, zoals deze gevangenbewaarder. Ik herhaal het, dit alles doet er niets toe, als u maar in de Heere gelooft en uw hart zich aan Zijn gezegende leiding heeft overgegeven. In ons derde punt van overdenking – en mocht de Geest van God daarbij ons hart verlichten – moeten wij zien wie deze man was na zijn bekering. Wij kunnen er zeker van zijn, dat hij een gelovig man werd. Hem werd gezegd: Geloof in de Heere Jezus en u zult behouden worden; terstond geloofde hij met zijn gehele hart, zonder te vragen of te wederleggen, zonder uitstel of twijfelingen. Hoe velen onder degenen, die wij de blijde boodschap brengen, staan altijd gereed met een maar. Wij prediken hun de waarheid luid en duidelijk, en zij antwoorden: ja–maar. Wij zeggen hun, dat zij behouden kunnen worden door het geloof in de Heere Jezus, en weer hebben zij een bedenking gereed. Maar deze man had er niet een; hij geloofde onmiddellijk en wie, die de waarheid van het Evangelie inziet, zou niet willen geloven? Waarom zouden wij die hemelse waarheid verwerpen? Die waarheid, door duizenden met hun bloed bezegeld? Ach, ongeloof! wat een groot vijand bent u toch voor duizenden, die het Evangelie horen verkondigen. Maar u was volkomen ten onder gebracht in deze bewaarder. Hoewel hij nog weinig onderwijs had gekregen, geloofde hij en werd een erfgenaam van het eeuwige leven. Hij was werkelijk een man vol geloof. En wat een nederige christen werd hij. Hij viel neer aan de voeten van de apostelen en achtte zichzelf niet waardig in hun tegenwoordigheid te staan. Daarna, hoewel hij toch de bewaker was, nam hij hen tot zich in zijn huis en diende hen.
De man, die werkelijk wedergeboren is, vraagt niet om het eerste plaatsje in de synagoge en acht zich niet te hoog voor het laagste dienstbetoon. ‘t Is een slecht bewijs voor een vernieuwd hart, als iemand altijd de eerste wil zijn, en zich niet terugtrekt. Hij, die de Heere kent, zit graag aan Zijn voeten neder. Het is hem zelfs een blijdschap de voeten van de discipelen te wassen, ja, hij rekent het zich tot een eer. Wanneer u, gelovigen! met elkaar strijdt om de voorrang, laat het dan zijn om de laagste plaats. Wanneer u de laatste en de minste wilt zijn, zult u niet veel mededingers hebben. U zult dan niet hoeven te vragen om een zetel, omdat de laagste plaats u door niemand betwist wordt. Nederigheid is de weg tot een rustig leven en deze bewaarder maakte er een aanvang mee in zijn gedrag tegenover deze gevangenen, die nu zijn leermeesters waren. Hoe vlug was hij in zijn bekering! In die ene nacht doorliep hij verschillende graden: hij hoorde, geloofde, werd gedoopt, diende en verheugde zich in de geest, en dat alles in één uur tijd. Hoe zou ik wensen, dat er meer bekeringen waren, zoals hij. Hoeveel treuzelaars ontmoeten wij op onze weg. Zelfs u, die met de sneltrein uw wereldse zaken waarneemt, reist uw weg naar de hemel in een kar, die langzaam voortgaat. Ja, ja, u hebt al uw aandacht nodig voor de wereld en haar beslommeringen, en mijn Heere en Meester mag uw gelegen tijd afwachten, zoals Felix ook zei. Maar dit behoort toch niet zo te zijn. Zodra u weet wat uw God van u eist, is elk ogenblik van nutteloos oponthoud een zonde. De stokbewaarder was altijd onberispelijk geweest in het doen van zijn plicht, die stiptheid bleef hem bij ook in de betrachting van het hemelse.
Zulk een man zouden wij in onze kerk ook wensen, om tot voorbeeld te dienen voor anderen. De Kerk van Christus heeft grote behoefte aan mannen, die gevormd zijn door goddelijke genade en strenge krijgstucht. Merk nu op, wat een praktisch man hij was. En hij nam hen met zich in dat uur van de nacht en waste hen van de slagen en zette hun spijzen voor. Alles wat hij voor hen kon doen deed hij direct, hierin trouw bijgestaan door zijn vrouw en kinderen. Het is niet gemakkelijk midden in de nacht een maaltijd te bereiden; maar deze goede vrouw deed haar best, zodat Paulus en Silas, die ongetwijfeld verkwikking nodig hadden, een overvloedige maaltijd vonden. Mij dunkt, ik kan mij dat nachtelijk maal voorstellen. Hoe verheugd waren zij die twee heilige mannen aan hun tafel te zien en hoe gretig luisterden de kinderen naar elk woord, dat gesproken werd. Zij geloofden allen en werden gedoopt en daarom waren zij begerig iets voor die Godsgezanten te doen. Zij wachtten niet tot de morgen, maar toonden hun goede gezindheid zonder uitstel. Zulke bekeerlingen hebben wij nodig in onze kerk, zulke, wier vreugde het is de Heere te dienen en die dat doen met hun gehele hart. De Heere geeft ons dozijn van zulke bekeringen! Vriend! hebt u ooit iets gedaan voor de Heere of voor Zijn zaak? Nee, mijnheer! niemand heeft mij ooit iets te doen gegeven.
Wat, leeft u in deze woelige tijden en moet een ander u een christelijke werkzaamheid aanwijzen? U bent niet waard, dat men u nog aan het werk zet! Hij, die in een grote stad woont en dan nog niet weet, wat hij wel zou kunnen doen om God te dienen, moet niet van zijn knieën opstaan, voordat hij God vergeving gevraagd heeft voor zijn traagheid en luiheid. Rondom ons zijn mensen, die een tijdelijk en eeuwig verderf tegemoet gaan, door onwetendheid, dronkenschap en menigerlei zonden en toch zou een jong mens moeten ledig staan, omdat hij geen werk heeft! U bent lui, en zeer traag. Doe wat Salomo zegt: Wat uw hand vindt om te doen, doe dat met al uw macht! U hoeft niet lang naar werk te zoeken, steek uw hand uit en u hebt werk. Werk uit liefde tot de Heere, zoals deze stokbewaarder en zijn huisgezin deden. Zij waren ook blijmoedige bekeerlingen. Hij verheugde zich, dat hij met zijn huis aan God gelovig was geworden. De apostel was die nacht zeer gelukkig. Zijn leden waren pijnlijk, maar zijn hart sprong op van vreugde binnen in hem, en Silas, die de geselslagen ook verduurd had, deelde de blijdschap met hem. Met hoe grote liefde zag de stokbewaarder zijn twee leermeesters aan, hoe teder waste hij hun wonden.
Ik kan mij voorstellen, hoe hij zich onder het dienen telkens meer verwonderde over de genade hem betoond. Zeker heeft hij de apostelen gevraagd hem die lofzang te leren, die zij in de gevangenis zongen. Ik ben er zeker van, dat hij met zijn gehele hart het gezang, dat u zo graag zingt, zou hebben gezongen, als hij maar gekend had:
Jezus neemt de zondaars aan,
Mij ook heeft hij aangenomen.
Vreugde heerste aan die maaltijd en geen wonder, want de gevangenis was een paleis geworden en de cipier een erfgenaam der heerlijkheid. Deze man was een invloedrijk bekeerling, want door zijn bekering werd zijn gehele huis tot het geloof gebracht, en hij was ook verstandig, hetgeen opmerking verdient, want niet elke christen is wijs en voorzichtig. Sommige ijverige mensen willen overhaast hun bijzondere werkkring opgeven, en zouden in de plaats van de cipier gezegd hebben: Ik kan niet langer stokbewaarder zijn. Ik leg die betrekking neer. Een Romeins stokbewaarder zou in zijn betrekking meermalen iets moeten verrichten, dat het gevoel van een christen pijnlijk aandeed, maar er was niets bepaald verkeerds aan dat ambt verbonden. Iemand moest cipier zijn en wie is beter geschikt voor die moeilijke post, dan een man, die de Heere kent en daarom zachtzinnig en goedertieren in zijn gedragingen zal zijn? Aan wie zou men beter arme schepselen kunnen toevertrouwen; dan aan een man die hen niet zal uitscheiden, of ruw behandelen, maar integendeel zal proberen om hun eeuwig heil te bevorderen?
Mij dunkt, indien iemand zendeling wenst te worden onder mensen, die hem bovenal nodig hebben, dan zou ik hem kunnen aanraden naar de post van cipier te solliciteren, dan toch kon hij er zeker van zijn in aanraking te zullen komen met mensen, die meer dan anderen behoefte hebben aan het Evangelie. Deze man was op zijn plaats, en in stede van te zeggen: Ik moet nu mijn betrekking neerleggen en met mensen van gelijke gezindheid gaan leven, was hij wijs genoeg om te blijven waar hij was en zijn werk te blijven verrichten. Merk ook op, dat, toen de overheden hem gebieden Paulus in vrijheid te stellen, hij dat bevel niet overtreedt in zijn ijver voor het nieuwe geloof. Hij had geen recht om Paulus als gast in zijn huis te houden tegen het bevel van de magistraat en hoe gaarne had hij hem niet gedrongen te blijven! Maar door zijn ambt was hij gebonden en ook door het feit, dat zijn vertrekken een deel van de gevangenis uitmaakten; daarom zei hij tot de twee apostelen: Gaat heen in vrede. De woorden schijnen ons kortaf, maar ongetwijfeld sprak hij ze op vriendelijke en beleefde toon, dat de apostel hem volkomen begreep.
Paulus ging toen naar het huis van Lydia, waar de cipier hem zeker spoedig kwam bezoeken. Konden zij elkaar dan ook al niet zien in de gevangenis zonder inbreuk te maken op de voorschriften, het gastvrije huis van Lydia stond voor hen open. Hij handelde goed door strenge discipline te handhaven en zijn vurige liefde voor de apostel tegelijkertijd te betonen. Ik geloof, dat hij en Lydia steeds onder de beste vrienden van Paulus zijn gebleven, en dat zij behoorden tot degenen, die hem in zijn nooddruft bijstonden. Paulus nam geen geld, dan alleen van de Filippensen. Ofschoon andere gemeenten aanboden hem te helpen, sloeg hij die aanbieding af; zonden de Filippensen hem daarentegen een en andermaal, dan nam hij hun giften aan als een Gode welbehaaglijke offerande. Hij dacht bij zich zelf: Het gehele gezin zendt mij dit geschenk; het gezin van Lydia en van de cipier bestaat geheel uit gelovige mensen, zodat geen enkel lid van de familie mij dit zal misgunnen. ‘t Is heerlijk mensen te zien toetreden tot de Kerk van Christus, die hun betrekking blijven vervullen en geld verdienen voor de Heer Jezus en zichzelf voor Hem beschikbaar stellen.
Menigeen beklimt een spreekstoel en bederft een gemeente, terwijl hij veel beter zou gedaan hebben met bij zijn zaken te blijven, en meer zou hebben kunnen doen tot uitbreiding van het koninkrijk Gods, zo hij het verdiende geld had gebruikt voor de armen of voor de zending. Deze stokbewaarder was een verstandig man, en een Christen mag zich over hem verheugen. Mocht er onder u iemand zijn, die hoewel geen cipier toch een post bekleedt, waarin hij het vertrouwen van velen bezit, het zal mij tot grote blijdschap zijn, zo hij dat vertrouwen niet teleurstelt. Ik wil nu niet onderzoeken, of u die achting der mensen werkelijk verdient en ik wil er ook niet aan twijfelen; maar bedenk toch, dat u nodig hebt behouden te worden. Niettegenstaande uw zedelijke uitnemendheid zult u verloren gaan, indien u niet in de Heere Jezus gelooft. Geeft acht op deze zaak. Moge de Heilige Geest uw hart leiden en openen, opdat u heden nog dit Evangelie aanneemt, want u hebt het evenzeer nodig als anderen. Ik wens dat u een getrouw volgeling van de Heere Jezus worden en de kerk vindt in u een ijverig en oprecht voorstander.
Amen.