Preken behoren een werkelijk leerzame inhoud te hebben en de onderwijzing moet degelijk, deugdelijk en overvloedig zijn. We betreden de kansel niet om maar wat te praten: we hebben onderricht te geven in zaken van het allerhoogste belang en kunnen het ons niet veroorloven aardige onbenulligheden te vertellen. De voorraad van onze onderwerpen is nagenoeg onbeperkt en daarom zijn we niet te verontschuldigen als onze preken afgezaagd en zonder inhoud zijn.
Zo we spreken als gezanten van God, zullen we nooit te klagen hebben over gebrek aan stof, want onze boodschap is zeer overvloedig. Het volle evangelie moet van de preekstoel worden voorgesteld. Het geloof, eenmaal aan de heiligen overgeleverd, moet door ons in zijn volle omvang worden verkondigd. De waarheid, zoals ze in Jezus is, moet duidelijk worden verklaard, zodat de gemeente de blijde boodschap niet slechts hoort, maar ook kent. We dienen niet het altaar van ”de onbekende God”, maar we spreken tot hen, die Hem aanbidden van Wie geschreven staat: ’’Daarom vertrouwen op U, wie Uw naam kennen”. Een preek goed in te delen is een nuttige kunst, maar hoe moet het, als er niets is om te verdelen?
Hij, die alleen maar een indeling maakt, is gelijk aan een uitnemend voorsnijder met een lege schotel voor zich. Een geschikte en aantrekkelijke inleiding te kunnen leveren, gemakkelijk en gepast te spreken en te eindigen met een keurige peroratie, het kan voor louter religieuze acteurs alles schijnen, wat wordt vereist, doch de ware dienaar van Christus weet, dat de werkelijke waarde van een preek niet is gelegen in vorm en voordracht, maar in de waarheid, die ze bevat.
Niets anders kan het gebrek aan onderwijzing vervangen. Al de welsprekendheid ter wereld staat in eenzelfde tegenstelling tot het evangelie van onze zaligheid als het kaf tot het koren. Hoe mooi de mand van de zaaier ook moge zijn, ze is een ellendige bespotting, als er geen zaad in is. De prachtigste preek, die ooit werd voorgedragen, is een ijdele mislukking, als de leer van Gods genade erin ontbreekt. Ze drijft over de hoofden der mensen heen als een wolk, die aan de dorstige aarde geen regen geeft.
Daarom is ze voor zielen, die door bange nood wijsheid hebben geleerd, een diepe teleurstelling, of erger. Iemands stijl kan net zo bekoorlijk zijn als die van de schrijfster, van wie men zei, ”dat ze schreef op zilver papier, met een kristallen pen, gedoopt in de dauw en dat ze het stof van een vlindervleugel als poeder gebruikte”, maar wat is voor een gehoor van mensen, wier zielen in dreigend gevaar verkeren, louter sierlijkheid anders dan ’’alles lichter dan ijdelheid”?
Paarden moeten niet beoordeeld worden naar hun bellen en tuig, maar naar hun benen, lichaamsbouw en ras. Wanneer preken door verstandige hoorders worden beoordeeld, worden ze voornamelijk afgemeten naar de hoeveelheid evangeliewaarheid en naar de kracht van de Geest van het evangelie, die ze bevatten. Breeders, weegt uw preken. Verhandelt ze niet bij de meter, maar deelt ze uit bij het pond. Hecht geen waarde aan de hoeveelheid woorden, die u uitspreekt, maar zoekt gewaardeerd te worden om de hoedanigheid van wat u zegt. Het is dwaas, kwistig met woorden en zuinig met de waarheid te zijn.
Men moet al zeer weinig verstand hebben om zichzelf met ingenomenheid te horen beschrijven op een manier zoals ‘s werelds grootste dichter dat doet als hij zegt: ’’Gratiano zegt onnoemelijk veel over niets, meer dan wie ook in Venetië: zijn redevoeringen zijn als twee tarwekorrels, verborgen in twee schepels kaf; u moet een hele dag zoeken, voordat u ze vindt en als u ze hebt, blijken ze het zoeken niet waard.” Een bezielend beroep op het gevoel is uitnemend, maar als de onderwijzing er geen steun aan geeft, is het een afgeketst schot: het kruit is verbruikt zonder dat werd raak geschoten.
Wees er zeker van, dat de vurigste opwekking in louter rook zal vergaan, wanneer ze niet door de brandstof van de onderwijzing in stand wordt gehouden. De goddelijke werkwijze is deze, dat Hij ons de wet eerst voorhoudt en ze dan in het hart schrijft. Eerst wordt het verstand verlicht en dan de hartstocht gebreideld. Lees Hebreeën 8 : 10 en volg het voorbeeld na van het genadeverbond.
Een aantekening van Gouge bij deze plaats kan hier geschikt worden aangehaald: “Dominees moeten naar hun beste krachten God hierin navolgen, dat ze de mensen onderwijzen in de verborgenheden van de godsvrucht; hen leren wat ze te geloven en te doen hebben; en ze dan aansporen om metterdaad te doen wat hun geléérd is te doen.
Anders is hun moeite tevergeefs. Veronachtzaming van deze gedragslijn is er de voornaamste oorzaak van, dat de mensen in deze dagen in veel dwalingen vervallen.” Ik zou eraan toe willen voegen, dat deze laatste opmerking in onze tijd nog meer van kracht is. Onder onkundige kudden brengen de wolven van het Pausdom de meeste verwoesting teweeg. Degelijke onderwijzing is het beste afweermiddel tegen de dwalingen, die onder ons rechts en links schade aanrichten.
Uw hoorders snakken ernaar grondig in de waarheid der Schrift onderwezen te worden, zij hebben er behoefte aan. Ze mogen aanspraak maken op een nauwkeurige Schriftverklaring en indien u ”een uitlegger, een uit duizend” bent, een echte hemelbode, zult u die overvloedig geven. Wat er overigens ook geboden mag worden, het ontbreken van opbouwende, leerzame waarheid is even erg als het ontbreken van bloem in het brood. Beoordeeld naar de degelijkheid van hun inhoud, meer dan naar hun omvang, zijn veel preken slechts armzalige proeven van godsdienstige toespraken.
Het is maar al te waar, dat u door gedurende een korte cursus te luisteren naar een spreker over sterren- of aardrijkskunde een tamelijk heldere kijk op zijn stelsel krijgt, maar dat u, door geen twaalf maanden, doch twaalf jaar te luisteren naar de gewone slag dominees niet komt tot iets dat ook maar lijkt op een idee van hun theologische opvattingen. Als het er zo bij staat, is dit een ontstellend tekort, dat niet genoeg kan worden betreurd. De onduidelijke uitspraken van velen over de grootste en eeuwige realiteiten en de vaagheid van gedachten aangaande fundamentele waarheden bij anderen, hebben, helaas, maar al te veel gelegenheid tot kritiek gegeven. Broeders, als u in uw ambtswerk geen godgeleerden bent, bent u totaal niets.
U kunt goede redenaars zijn en vaardig in het vormen van gepolijste zinnen, maar zonder kennis van het evangelie en zonder de bekwaamheid het te onderwijzen, bent u slechts schallend koper en een rinkelende cymbaal. Een omhaal van woorden is maar al te vaak het vijgenblad, dat dienst doet als een bedekking van theologische onkunde. Klinkende zinnen worden geboden in plaats van een gezonde leer en een bloemrijke stijl in plaats van diepe gedachten. Zo iets moest niet voorkomen.
Een omvangrijke, doch lege voordracht en het tekort aan zielenvoedsel verandert de kansel in een kist met bombast en wekt minachting in plaats van eerbied. Als we geen opbouwende predikers zijn, die de gemeente werkelijk voeden, is het mogelijk, dat we wel op grootse wijze schone poëzie citeren en vermogende handelaars in tweedehands blaasbalgen zijn, maar we zullen, evenals Nero weleer, op de viool spelen, terwijl Rome in brand staat en schepen naar Alexandrië zenden om zand te halen voor de arena, terwijl het volk omkomt door korengebrek.
Met aandrang wijzen we erop, dat de preken rijk aan inhoud behoren te zijn en dat die inhoud met de tekst in overeenstemming moet wezen. De preek behoort uit de tekst voort te vloeien en hoe meer dat het geval blijkt te zijn, des te beter is het. Ze moet er op z’n minst steeds mee in nauw verband staan. Voor de toepassing op het geestelijk leven behoort veel ruimte te worden gelaten, maar de vrijheid mag niet in losbandigheid ontaarden. Er moet steeds verband zijn en dan wat meer dan een verwijderd verband – een wezenlijke samenhang tussen de preek en haar tekst. Onlangs hoorde ik van een merkwaardige tekst, gepast of ongepast, al naardat u het bekijkt.
De landheer van een gemeente had aan de oudste vrouwen in die gemeente een aantal vuurrode scharlaken mantels ten geschenke gegeven. De luisterrijk geklede schepsels gingen, daartoe aangezocht, de volgende zondag naar de dorpskerk en namen plaats vóór de preekstoel, vanwaar een der toegewijde opvolgers van de apostelen de heiligen stichtte met de woorden: ’’Salomo in al zijn heerlijkheid was niet bekleed als een van deze.” Het gerucht gaat, dat bij een latere gelegenheid, toen dezelfde weldoener van de gemeente aan elk gezin een schepel aardappels had gegeven, het onderwerp voor de volgende zondag was: ”En zij zeiden, het is manna ”
Ik kan u niet vertellen of de stof van de preek toen in overeenstemming was met de tekstkeuze. Vermoedelijk wel, daar waarschijnlijk de hele voorstelling één grote dwaasheid was. Sommige broeders zijn klaar met hun tekst, zodra ze die hebben voorgelezen. Wanneer ze aan die passage alle verschuldigde eer hebben bewezen door haar aan te kondigen, achten ze het niet nodig er verder nog naar te verwijzen.
Ze zetten voor dat Schriftgedeelte als het ware hun hoed af en begeven zich naar verse velden en nieuwe weiden. Waarom nemen zulke mensen eigenlijk een tekst? Waarom beperken ze hun eigen glorieuze vrijheid? Waarom maken ze van de Schrift een stijgbeugel om daarmee hun ongebreidelde Pegasus te beklimmen? Het is nooit de bedoeling geweest, dat geïnspireerde bijbelwoorden dienst zouden doen als laarzentrekkers om een babbelaar te helpen bij het aantrekken van zijn zevenmijlslaarzen, waarmee hij van pool tot pool gaat springen.
De veiligste manier om afwisseling aan te brengen is, dat men zich houdt aan wat de Heilige Geest in de speciaal overdachte plaats bedoelt. Er zijn geen twee teksten precies gelijk: iets in het verband of in de strekking van de zin geeft aan schijnbaar gelijke teksten toch enig onderscheid. Volg het spoor van de Heilige Geest, dan zult u nooit in herhaling vallen of gebrek aan stof hebben: zijn sporen druipen van vet.
Bovendien komt een preek met veel groter kracht tot het geweten van de hoorders, wanneer ze duidelijk het eigen Woord van God brengt en niet een lezing over de Schrift, maar opening en toepassing van de Schrift zelf is. Wanneer u voorgeeft over een bepaald vers te preken, bent u het aan de majesteit van de inspiratie verplicht, dat u het niet op zij schuift om ruimte te maken voor uw eigen gedachten.
Broeders, als u gewoon bent u te houden aan de juiste betekenis van het Schriftwoord, dat u voor u hebt, dan wil ik u verder aanbevelen, u ook te houden aan de ipsissima verba, aan de eigen woorden van de Heilige Geest. Hoewel in vele gevallen preken met een algemene inhoud niet slechts toelaatbaar, maar ook gepast zijn – preken, die de eigen woorden van de Heilige Geest verklaren, zijn toch voor het grootste deel van onze gemeenten de nuttigste en aangenaamste, ze houden ervan, dat de woorden zelf worden verduidelijkt en verklaard.
De meeste mensen zijn niet altijd in staat om los van de woorden de zin te vatten en, bij wijze van spreken, de waarheid onlichamelijk te zien. Wanneer zij echter de woorden telkens weer horen herhalen en bij elke uitdrukking wordt stilgestaan op een manier zoals Ds. Jay, van Bath, dat doet, dan worden ze beter gesticht en de waarheid zet zich dan vaster in hun geheugen. Laat dus uw stof overvloedig zijn en laat ze voortspruiten uit het geïnspireerde woord, zoals viooltjes en sleutelbloemen op een natuurlijke wijze aan de bodem ontspringen of zoals zuivere honing druipt van de raat.
Draag er zorg voor, dat uw preken steeds degelijk en in hoge mate leerzaam zijn. Bouw niet met hout, hooi en stro, maar met goud, zilver en kostbaar gesteente. Het zal nauwelijks nodig zijn u te waarschuwen tegen de grovere ontwijding van de kanselwelsprekendheid. Ik zou het voorbeeld van de beruchte redenaar Henley kunnen aanvoeren. Deze praatgrage avonturier, die Pope in zijn ’’Dunciad” heeft vereeuwigd, was gewoon de wekelijkse gebeurtenissen als thema voor zijn grappenmakerij op de werkdagen te gebruiken, terwijl op de zondagen theologische onderwerpen hetzelfde lot ondergingen. Zijn kracht was gelegen in zijn ordinaire geestigheid, de afwisseling van zijn stem en de beweging van zijn handen.
De hekeldichter zegt van hem: ’’Welk een vloeiende onzin druppelt er van zijn tong.” Heren, het was beter, nooit geboren te zijn geweest, dan dat ditzelfde naar waarheid van ons gezegd kon worden. In het belang van onze ziel zijn we verplicht ons met de ernstige, eeuwige dingen en niet met aardse onderwerpen bezig te houden. Er zijn echter nog andere en verleidelijker methoden om met hout en hooi te bouwen: laat u daardoor niet misleiden. Deze opmerking is vooral nodig voor die heren, die hoogdravende zinnen met welsprekendheid en Latijnse uitdrukkingen met zeer diepe gedachten verwarren. Sommige leraren in de predikkunde moedigen door hun voorbeeld en wellicht ook door hun onderricht een gezwollen manier van spreken aan en zijn daarom voor jonge predikers zeer gevaarlijk.
Stel u iemand voor, die zijn preek begint met de volgende verrassende en verbazingwekkende bewering, die u terstond door haar verhevenheid en schoonheid zal treffen: ”De mens is een zedelijk wezen.” Dit genie zou er aan toe kunnen voegen: ”Een kat heeft vier poten.” Deze mededeling zou evenveel nieuws bevat hebben als de andere. Ik herinner me een preek van een zogenaamd diepzinnig schrijver, die de lezer met zijn zes voet lange woorden zeer verbaasde, maar van het overtollige ontdaan was de kern van alles: ”de mens heeft een ziel; zijn ziel zal in een andere wereld voortleven en daarom moet hij ervoor zorgen, dat ze daar een goede plaats krijgt.” Niemand kan tegen deze leer bezwaar inbrengen, maar ze is niet zo nieuw, dat het nodig is haar met trompetgeschal en een processie van mooie woorden aan de openbare aandacht voor te stellen.
De kunst om algemeenheden sierlijk, gewichtig, gezwollen en bombastisch te zeggen, is onder ons nog niet uitgestorven. We wensen echter van harte, dat ze volkomen wordt uitgeroeid. Preken van dit soort zijn wel eens als model voorgesteld. Toch zijn ze niet meer dan een blaasje, dat op de nagel van een vinger zou kunnen liggen, maar dat wordt opgeblazen, totdat het u doet denken aan de gekleurde ballonnen, die reizende kooplui op straat voor een halve stuiver per stuk verkopen, als speelgoed voor kinderen.
Het spijt me te moeten zeggen, dat de vergelijking nog verder opgaat, want in sommige gevallen bevatten deze preken een tikje vergif door de wijze, waarop ze gekleurd zijn, zoals sommigen van de zwaksten tot hun schade ondervonden. Het is schandelijk uw preekstoel te beklimmen om over uw gemeente een vloed van woorden uit te storten als een waterval, waarin louter algemeenheden, als oneindig kleine hoeveelheden homeopathisch medicijn, in een oceaan van uitspraken zijn opgelost.
Geef dan liever de mensen een hoeveelheid ontoebereide waarheid, ruw weg, als stukken vlees van een slagersblok, zo maar afgehakt, met been en al, en zelfs in het zaagsel gevallen, dan dat u hun met veel vertoon en plechtig op een porseleinen schotel een keurig sneetje niemendal aanbiedt, opgemaakt met de peterselie der poëzie en gekruid met de saus der gemaaktheid
U bent gelukkig, als u door de Heilige Geest zó wordt geleid, dat u een klaar getuigenis geeft van alle leringen, die het evangelie vormen of ermee in verband staan. Geen enkele waarheid mag worden achtergehouden. De leer van het voorbehoud, zo verfoeilijk in de mond van de Jezuïeten, is geen zier minder gemeen, wanneer ze door Protestanten wordt aanvaard. Het is niet waar, dat sommige leringen slechts voor de ingewijden zijn: er is niets in de Bijbel, dat het licht schuwt. De verhevenste beschouwingen van de goddelijke soevereiniteit hebben een praktische strekking.
Ze zijn niet, zoals sommigen denken, louter wijsgerige spitsvondigheden. De onderscheidingen van het Calvinisme hebben hun betekenis voor het alledaagse leven en of u nu deze of tegenovergestelde beschouwingen aanhangt, u hebt niet het recht uw geloof verborgen te houden. Omzichtige terughoudendheid is in negen van de tien gevallen lafhartig verraad. Het is de beste politiek, nooit politiek te zijn, maar elk onderdeeltje van de waarheid, voorzover God het u heeft geleerd, te verkondigen. De harmonie vereist, dat het geluid van een lering niet alle andere overstemt en ze vraagt ook, dat de zachtere tonen niet verloren gaan in de zwaardere.
Elke noot, die de grote Minstreel aangeeft, moet klinken. Daar iedere noot in haar verhouding tot de andere haar eigen kracht en nadruk heeft, moet het gedeelte, waarbij forto staat, niet worden verzwakt en dat, waarbij piano staat, moet niet rollen als de donder, maar elk deel moet met de daarbij passende kracht worden uitgevoerd. In een harmonieuze verhouding moet de volledige waarheid uw thema zijn.
Broeders, als u in uw preken belangrijke waarheden wilt behandelen, blijft dan niet altijd aan de buitenkant van de waarheid rondzwerven. De leringen, waarmee de zaligheid van de ziel en zelfs het praktisch Christendom niet gemoeid is, behoeven niet in elke eredienst aan de orde te komen. Brengt alle aspecten van de waarheid in de juiste verhouding ter sprake – elk deel van de Schrift is immers nuttig – dan zult u niet slechts de waarheid, maar ook de volle waarheid prediken.
Blijf niet voortdurend bij één waarheid stilstaan. De neus is een belangrijk deel van het gelaat, maar om iemands portret te maken is het niet voldoende alleen maar zijn neus te schilderen. Een bepaalde lering kan zeer belangrijk zijn, maar het is verderfelijk voor een harmonieuze en volledige prediking, daarop een overdreven nadruk te leggen. Maakt van ondergeschikte punten geen hoofdzaken. Schildert de onderdelen op de achtergrond van de evangelie-beeltenis niet met hetzelfde zware penseel als de grote voorwerpen op de voorgrond daarvan.
Om een voorbeeld te noemen: de grote problemen van het infra- en supralapsarisme, de scherpe debatten over het eeuwig Zoonschap, het gewichtige dispuut over de dubbele dagvaarding en de beschouwingen over het duizendjarig rijk, zijn – hoe belangrijk ook naar sommiger oordeel – praktisch van weinig belang voor de godvruchtige weduwe, die met haar naald zeven kinderen moet onderhouden en die veel liever iets hoort over de goedertierenheid van de God der voorzienigheid dan over deze diepe verborgenheden.
Als u haar de trouw van God aan Zijn volk predikt, zal ze bemoedigd en geholpen worden in de strijd van het leven, maar moeilijke kwesties zullen haar in de war brengen of doen inslapen. Zij is echter het type van honderden anderen, die het meest uw zorg behoeven. Ons grote thema is het grote nieuws van de hemel; de boodschap der genade door de zoendood van Jezus, genade voor de voornaamste der zondaren door het geloof in Jezus.
We moeten onze oordeelskracht, ons geheugen, onze verbeelding en welsprekendheid geheel in dienst stellen van de evangelieverkondiging; niet maar onze oppervlakkige gedachten geven aan de prediking van het kruis, terwijl onze diepste overdenkingen door bijzaken in beslag worden genomen. Houdt hiermee rekening: al brachten we het verstand van een Locke of een Newton en de welsprekendheid van een Cicero mee ter verkondiging van de eenvoudige leer van het “geloof en gij zult leven”, we zouden daarmee nog lang niet sterk staan.
Broeders, houdt u allereerst en bovenal aan de duidelijke leer van het evangelie. Wat u ook anders al of niet predikt, breng in elk geval onophoudelijk de zaligmakende waarheid van Christus en Die gekruisigd. Ik ken een dominee, wiens schoenriem ik niet waardig ben te ontbinden, maar wiens prediking dikwijls weinig beter is dan gewijde miniatuurschildering, ik zou haast zeggen: heilige beuzelarij. Hij spreekt voortreffelijk over de tien tenen van het beest, de vier aangezichten van de cherubijnen, de verborgen betekenis van dassenvellen, de typische beduiding van de draagstokken van de ark en de vensters van Salomo’s tempel, maar de zonden van zakenmensen, de verzoekingen van onze tijd en de noden van dit geslacht raakt hij nauwelijks aan. Zulk een prediking doet me denken aan een leeuw, die op de muizenjacht gaat en aan een kruiser op zoek naar een regenton.
Onderwerpen, nauwelijks van evenveel belang als wat Paulus oudevrouwenpraat noemt, worden door deze met een microscoop werkende godgeleerden, voor wie een mooi onderwerp aantrekkelijker is dan de redding van zielen, tot zaken van grote betekenis gemaakt. U zult in Todd’s “Student’s Manual” wel gelezen hebben, dat Harcatius, koning van Perzië, een uitstekend mollenvanger was en dat Briantes, koning van Lydië, uitnemend op de hoogte was met het vijlen van naalden, maar deze onbeduidende dingen bewijzen volstrekt niet, dat zij grote koningen zijn geweest. Ditzelfde geldt in nog hoger mate ten aanzien van het predikambt: er is zo iets als een onbeduidende geestelijke bezigheid, die de positie van een gezant van de hemel onwaardig is.
In deze tijd schijnt onder een bepaalde klasse van mensen het Atheense verlangen om Iets nieuws te zeggen of te horen op de voorgrond te staan. Ze beroemen zich op nieuw licht en beroepen zich op een soort inspiratie, die hun de bevoegdheid verleent allen te veroordelen, die buiten hun broederschap staan. Toch heeft hun grootse openbaring slechts betrekking op een uiterlijke godsdienst of op een onduidelijke verklaring van de profetie, zodat we – ziende, dat hun groot kabaal en hard schreeuwen zo weinig inhoudt herinnerd worden aan ”de oceaan, door de storm opgezweept om een veer weg te voeren of een vlieg te verdrinken”. Nog erger zijn zij, die de tijd verspillen met twijfel te wekken aan de echtheid van de tekst of aan de juistheid van Bijbelse verhalen over natuurverschijnselen.
Ik herinner me nog met smart, dat ik op een zondagavond eens een voordracht hoorde – ze werd een preek genoemd – waarin een knap onderzoek werd ingesteld naar de vraag: daalde er werkelijk een engel af, die het badwater te Bethesda beroerde of was dit een nu en dan stromende bron, waarover Joods bijgeloof een legende had verzonnen? Mannen en vrouwen, op weg naar de dood, waren vergaderd om de weg der zaligheid te horen verkondigen en zij werden afgescheept met zulke onbenulligheden! Ze kwamen om brood en ontvingen een steen.
De schapen zagen op naar de herder, maar werden niet gevoed. Ik hoor maar zelden een preek en als dat eens het geval is, tref ik het meestal bedroevend slecht. In een van de laatste, die ik beluisterde, werd geprobeerd Jozua te rechtvaardigen, omdat hij de Kanaanieten had uitgeroeid en een andere ging bewijzen: het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik heb me er nooit van kunnen vergewissen, hoeveel zielen bekeerd werden als verhoring van de gebeden voor deze preken, maar ik veronderstel, dat geen buitengewoon vreugdebetoon de reine lust van de gouden straten heeft verstoord.
Mijn volgende opmerking is over het algemeen misschien overbodig, daarom breng ik ze met schuchterheid naar voren: overlaad een preek niet met een teveel aan stof. Alle waarheden behoeven niet in één preek te worden samengevat. Preken moeten geen theologische systemen zijn. Het komt voor, dat iemand te veel heeft te zeggen en doordat hij dat alles zegt, gaan de hoorders huiswaarts, meer met afkeer dan dat ze verlangen naar meer.
Een oude dominee wandelde eens met een jonge prediker. Hij wees op een korenveld en merkte op: ”Uw laatste preek bevatte te veel, ze was niet duidelijk genoeg en ook niet voldoende geordend. Ze was als dat tarweveld: ze bevatte veel onbereid voedsel, doch niets, dat gereed was voor het gebruik. Uw preken moeten zijn als een brood, dat in gepaste vorm zó gegeten kan worden.” Ik ben bang, dat er tegenwoordig in de hoofden van de mensen niet zoveel ruimte meer is voor theologie als vroeger.
Onze voorouders genoten van een kilo godgeleerdheid, die hun gedurende drie of vier uur achtereen onverdund en ongekruid werd voorgezet, maar onze meer verzwakte, of misschien drukker bezette generatie vraagt slechts een ons per keer en dan liever in de vorm van een verfijnd extract dan als onverwerkt hoofdbestanddeel. We moeten in deze tijd veel zeggen met weinig woorden, doch weer niet te veel en met niet te veel omhaal. Het is beter één gedachte er in te stampen, dan er vijftig voorbij het oor te laten fladderen. Eén flinke spijker houdt beter dan twintig losingedrukte punaises, die binnen een uur weer losgewerkt kunnen zijn.
Onze stof moet goed worden geordend, naar de goede regels van de geestelijke architectuur. Geen praktische toepassing in de grondslag en de verklaring als deksteen; geen vergelijkingen in het fundament en leerstellingen in de top; niet de belangrijkste waarheden eerst en de meer bijkomstige het laatst bij wijze van een anti-climax; de gedachten moeten voortdurend opklimmen. De ene trede van de onderwijzing moet naar de andere, de ene deur van de redenering naar de volgende voeren en het geheel moet de hoorder opleiden naar een kamer, uit de vensters waarvan hij de waarheid kan zien stralen in het licht van God.
Heb in de preek plaats voor alles en zet alles op zijn plaats. Strooi nooit een verward mengelmoes van waarheden uit. Laat uw gedachten niet voortstuiven als een wanordelijke bende, maar laat ze opmarcheren als een afdeling soldaten. De orde, die de eerste wet van de hemel is, moet door de gezanten van de hemel niet worden veronachtzaamd.
De leer, die u brengt, moet duidelijk zijn en geen misverstand wekken. Daartoe moet ze allereerst duidelijk zijn voor uzelf. Sommige mensen denken in rook en preken in een wolk. Uw gemeente verlangt geen lichtende nevel, maar de stevige, vaste bodem van de waarheid. Wijsgerige bespiegelingen brengen sommige geesten in een halfdronken toestand, waarin zij alles dubbel of helemaal niets zien.
Jaren geleden werd eens door een vreemdeling aan de rector van een Hogeschool gevraagd, welke de zinspreuk was op het wapen van die Universiteit. Hij antwoordde: “Dominus illuminatio mea.” Maar hij voegde er openhartig aan toe, dat naar zijn persoonlijke mening ’’Aristoteles meae tenebrae” een passender zinspreuk zou wezen
Veel oprechte mensen zijn door sensationele schrijvers van streek gebracht, doordat ze hun geschriften hebben gelezen om op de hoogte te zijn van hun tijd. Als dit noodzakelijk was, zou van ons ook geëist kunnen worden, dat we de schouwburg bezochten om de nieuwe toneelstukken te kunnen beoordelen, of de renbaan om niet te beperkt te zijn in onze opvattingen over de wedrennen. Ik voor mij geloof, dat de meeste lezers van ketterse boeken dominees zijn. Wanneer zij er geen notitie van namen, zouden die boeken als doodgeboren kinderen van de pers komen.
Laat elke dominee het vermijden zichzelf te misleiden, dan is hij op de goede weg om voor zijn gemeente verstaanbaar te worden. Wie niet bevattelijk kan spreken, behoeft niet te verwachten, dat hij indruk zal maken. Als we onze gemeente de zuivere waarheid, de klare leer van de Schrift brengen en dat in zo duidelijk mogelijke bewoordingen, zullen we ware herders van de schapen zijn en de vooruitgang van de gemeente zal spoedig openbaar worden.
Tracht de stof van uw prediking zo fris mogelijk te houden. Herhaal geen vijf of zes leerstukken in onveranderlijke eentonigheid. Koop dan maar een theologisch draaiorgel, broeders, met vijf nauwkeurig afgestemde melodieën. Daarmee zult u te Zoar en Jireh kunnen werken als ultra-Calvinistisch prediker, mits u nog bij een azijnfabriek een flinke hoeveelheid scherpe, bijtende dwalingen van de Arminianen en van werkheilige gelovigen koopt. Verstand en genade kunt u gebruiken naar verkiezing, maar het orgel en de alsem zijn onmisbaar.
We mogen ons echter op een breder terrein van de waarheid bewegen en ons daarin verheugen. Al wat deze goede lieden beweren over genade en soevereiniteit, handhaven wij even krachtig en stoutmoedig als zij, maar we durven toch onze ogen niet te sluiten voor andere leringen van het Woord en we gevoelen ons verplicht onze dienst tenvolle te bewijzen door de gehele raad van God te verkondigen. Door een overvloed van onderwerpen, ijverig toegelicht door middel van vergelijkingen en ervaringen, zullen we met Gods hulp de oren en harten van onze hoorders niet vermoeien, maar winnen.
Laat de inhoud van uw prediking wassen en toenemen. Laat ze verdiept worden door uw ervaring en opklimmen met de voortgang van uw zielenleven. Ik bedoel niet, dat u nieuwe waarheden moet prediken. Integendeel, ik prijs die man gelukkig, die van de aanvang af zo wel onderwezen is, dat hij na vijftig jaar ambtelijke dienst nooit een bewering behoefde te herroepen of het verzwijgen van een belangrijke waarheid had te betreuren. Ik bedoel, dat de diepte van ons inzicht voortdurend moet toenemen. En waar geestelijke voortgang wordt gevonden, daar is dat ook zo.
Timotheüs kon niet preken als Paulus. Onze vroegere preken moeten worden overtroffen door die van onze rijpere jaren; we moeten die nooit als model gebruiken. Ze kunnen het beste worden verbrand of slechts bewaard om betreurd te worden vanwege hun oppervlakkigheid. Het zou wel erg wezen, als we na vele jaren in de school van Christus te zijn geweest, niet in kennis waren toegenomen. Onze voortgang moge langzaam geschieden – voortgang moet er wezen, anders is er reden om te veronderstellen, dat het inwendige leven verzwakt of bedroevend ongezond is.
Wees er tenvolle van overtuigd, dat u het nog niet verkregen hebt en moge u de genade worden gegeven, u uit te strekken naar hetgeen vóór u ligt. Ik hoop, dat u allen bekwame dienaren van het Nieuwe Testament moogt worden, en in genen dele achter zult blijven bij de voornaamste der predikers, ofschoon u in uzelf steeds niets zult zijn.
Men zegt, dat ’’sermo” (het Latijnse woord voor ’’preek”) ’’stoot” betekent. Daarom moet het bij het preken ons doel zijn de tekst met kracht en effect te gebruiken, waarbij dan de tekst voor zulk een gebruik geschikt moet zijn. Louter moralistisch preken is een houten dolk gebruiken, maar de grote waarheden van de openbaring zijn als scherpe zwaarden. Houd u bij zulke onderwerpen, die geweten en hart in beroering brengen. Blijf standvastige kampvechters van een Evangelie, dat de zielen wint.
De waarheid Gods is geschikt voor de mensen en de genade Gods maakt de mensen geschikt voor Zijn waarheid. Er bestaat een sleutel, waarmee u met Gods hulp de muziekdoos van de menselijke natuur kunt opwinden. Neem die en gebruik hem dagelijks. Daarom dring ik er bij u op aan, u aan het ouderwetse evangelie te houden en daaraan alléén, want dat is voorzeker de kracht Gods tot zaligheid.
Alles wat ik u wens te zeggen vat ik aldus samen: mijn broeders, predikt immer en altoos Christus! Hij is het gehele Evangelie. Zijn Persoon, ambten en werk moeten ons éne grote, allesomvattende thema zijn. Nog steeds heeft de wereld het nodig, dat haar van de Zaligmaker wordt gesproken en van de weg om tot Hem te komen. De rechtvaardiging door het geloof moet veel meer dan tot nu toe het dagelijks getuigenis van de protestantse kansels worden. En als met deze hoofdwaarheid de andere voornaamste leerstukken der genade meer algemeen worden verbonden – des te beter is het voor onze kerken en onze tijd.
Als we met de ijver van de Methodisten de leer van de Puriteinen kunnen prediken, ligt er een grote toekomst voor ons. Het vuur van Wesley en de kolen van Whitefield zullen een brand veroorzaken, die de wouden der dwaling in vuur zet en de ziel van deze koude aarde verwarmt. We worden niet geroepen om wijsbegeerte en bespiegeling, maar het eenvoudige evangelie te prediken. De val van de mens, de noodzakelijkheid van wedergeboorte, de vergeving door verzoening en de zaligheid als de vrucht van het geloof- zijn onze strijdbijl en oorlogswapenen.
We hebben er genoeg aan om deze grote waarheden zelf te leren en anderen te onderwijzen, en vervloekt zij die geleerdheid, welke ons van onze opdracht aftrekt, en die opzettelijke onkunde, welke ons belemmert in de vervulling ervan. Steeds meer beijver ik mij er tegen te waken, dat sommige beschouwingen over de profetie, de kerkregeling, de politiek en zelfs over de systematische theologie een van ons zouden aftrekken van het roemen in Christus’ kruis. Graag zou ik elke geheiligde tong aanwerven voor de prediking der zaligheid. Ik verlang naar getuigen voor het heerlijke evangelie van de gezegende God. O, mocht toch de gekruisigde Christus algemeen het onderwerp der prediking zijn van alle mannen Gods. Uw onderstellingen over het getal van het beest, uw bespiegelingen over Napoleon, uw gissingen over een persoonlijke antichrist – neem me niet kwalijk, ik beschouw ze alleen maar als beenderen voor de honden.
Terwijl de mensen sterven en de hei steeds voiler wordt, lijkt het mij je reinste gewauwel als er gepraat wordt over een Armageddon te Sebastopol, Sadowa of Sedan en als er gegluurd wordt tussen de dichtgevouwen bladen van wat God heeft bepaald, om zo het lot van Duitsland te ontdekken. Gezegend zijn zij, die lezen en horen de woorden der profetie van de Openbaring, maar diezelfde zegen is klaarblijkelijk niet te beurt gevallen aan hen, die voorgeven haar te kunnen verklaren, want de loop der historie alleen al heeft bewezen, dat geslacht na geslacht van deze mensen heeft gedwaald en het tegenwoordige geslacht zal hen volgen in hetzelfde roemloze graf.
Ik zou liever één enkel brandhout uit het vuur rukken dan alle verborgenheden verklaren. Eén ziel van de afgrond te redden is een roemvoller feit, dan in de arena van de theologische disputen te worden gekroond tot Doctor Sufficicentissimus. Als u trouw de heerlijkheid Gods in het aangezicht van Christus hebt bekend gemaakt, zal dat in het laatste oordeel als een voortreffelijker dienst worden beschouwd dan het oplossen der problemen van de dogmatische Sfinx of het doorhakken van de Gordiaanse knoop der apocalyptische moeilijkheden.
Gezegend is die prediking, waarin Christus alles is.