En hij zei tegen Jezus: Heere, denk aan mij, als U in Uw Koninkrijk gekomen bent. En Jezus zei tegen hem: Voorwaar, zeg Ik u, heden zult u met Mij in het paradijs zijn. Lukas 23:42-43
Het verlossingsverhaal van de stervende misdadiger is nog steeds een voorbeeld van Christus’ macht om te verlossen. Maar ook van Zijn bereidheid om iedereen te ontvangen die tot Hem komt, in welke benarde situatie dan ook. Ik kan deze daad van genade niet als een op zichzelf staand geval beschouwen, net zo min als de redding van Zacheüs, de herstelling van Petrus of de roeping van Saulus de vervolger. Elke bekering is in zekere zin uniek: geen twee zijn precies gelijk, en toch lijkt de ene bekering op de andere. Het geval van de stervende misdadiger lijkt veel meer op onze bekering dan je zou denken. In feite kan zijn geval eerder als kenmerkend worden beschouwd dan als een uitzonderlijk geval. Daarom wil ik er deze keer bij stilstaan. Ik hoop dat de Heilige Geest erdoor zal spreken om je te bemoedigen als je op het punt staat wanhopig te worden! Vergeet niet, lieve vriend, dat onze Heere Jezus, op het moment dat Hij deze boosdoener redde, Zich op Zijn dieptepunt bevond.
Zijn heerlijkheid was aan het afnemen in Getsemane, voor Kajafas, Herodes en Pilatus, maar had nu zijn dieptepunt bereikt. Ontdaan van Zijn gewaden en aan het kruis genageld, werd onze Heer bespot door de menigte. Hij was in doodsangst; vervolgens werd Hij ‘met de overtreders geteld’. En toch, terwijl Hij in die toestand verkeerde, volbracht Hij deze wonderbaarlijke daad van genade. Zie het wonder dat de Zaligmaker verrichtte toen Hij ontdaan was van al Zijn heerlijkheid, en als een schouwspel van schande aan het kruis hing! Deze genadevolle daad van barmhartigheid kan Hij ook nu nog verrichten, nu Hij in Zijn heerlijkheid is teruggekeerd en op de troon des lichts zit. ‘Daarom kan Hij ook volkomen zalig maken wie door Hem tot God gaan, omdat Hij altijd leeft om voor hen te pleiten’ (Hebr. 7:25).
Als een stervende Redder een misdadiger redde, dan kan Hij dat nu Hij leeft en regeert, zelfs nog meer doen. Hem is alle macht gegeven in de hemel en op aarde. Kan iets op dit moment de macht van Zijn genade overtreffen? Het is niet alleen vanwege de zwakheid van onze Heere dat de redding van de berouwvolle misdadiger gedenkwaardig is; het is het feit dat de stervende misdadiger er met zijn eigen ogen getuige van was. Zou jij jezelf in zijn plaats kunnen stellen en veronderstellen dat je naar Iemand kijkt die in doodsangst aan een kruis hangt? Zou je gemakkelijk kunnen geloven dat Hij de Heere der heerlijkheid is, Die spoedig zal terugkeren naar Zijn koninkrijk? Het is geen klein geloof om op zo’n moment in Jezus als Koning en Heere te geloven.
Als de apostel Paulus hier zou zijn en een hoofdstuk uit het Nieuwe Testament aan het elfde hoofdstuk van Hebreeën zou willen toevoegen, zou hij zijn getuigenis van een opmerkelijk geloof zeker beginnen met deze misdadiger, die in een gekruisigde, bespotte en stervende Christus geloofde en Hem aanriep als Iemand wiens koninkrijk zeker zou komen. Het geloof van de misdadiger was des te opmerkelijker omdat hij zelf veel pijn had en gedoemd was te sterven. Het is niet eenvoudig om geloof te hebben als je gekweld wordt door dodelijke angsten. Onze eigen gemoedsrust wordt soms ernstig belemmerd door lichamelijke pijnen. Wanneer we het voorwerp zijn van intens lijden, is het niet gemakkelijk om het geloof te tonen dat we op andere momenten denken te bezitten. Deze man die leed en de Verlosser in zo’n droevige toestand zag, geloofde toch in het eeuwige leven. Dit soort geloof wordt zelden gezien. Bedenk ook dat hij omringd was door spotters. Het is gemakkelijk om met de stroom mee te zwemmen, maar het is wat anders om er tegenin te gaan.
Deze man hoorde de priesters, in hun hoogmoed, de Heere bespotten, en de grote menigte van het gewone volk, sloot zich met eenparigheid van stemmen aan bij de bespotting. Zijn kameraad viel hen bij, en bespotte Hem ook, en misschien deed hij een tijdje hetzelfde; maar door de genade van God werd hij veranderd, en geloofde hij, bij het zien van al die bespotting, in de Heere Jezus. Zijn geloof werd niet aangetast door zijn omgeving; maar hij, een stervende misdadiger als hij was, stelde zijn vertrouwen op Jezus. Als een vooruitstekende rots, staande te midden van een watervloed, verklaarde hij de onschuld van de Christus, Die door anderen gelasterd werd. Zijn geloof is in zijn vruchten onze navolging waardig.
Behalve zijn tong had hij geen vrij lichaamsdeel, en hij gebruikte dat wijselijk om zijn medemisdadiger te berispen en zijn Heere te verdedigen. Zijn geloof bracht een moedig getuigenis en een vrijmoedige belijdenis voort. Ik ga de misdadiger of zijn geloof niet prijzen, maar ik roem de heerlijkheid van de Gods genade, die de misdadiger zulk een geloof gaf en hem daardoor uit vrije genade redde. Ik wil aantonen hoe groot de heerlijkheid van de Zaligmaker is – de Zaligmaker Die op een dergelijk ogenblik een dergelijk mens kon redden, en hem een zo groot geloof kon geven, en hem zo volmaakt en snel kon voorbereiden op de eeuwige zaligheid. Zie de kracht van Die Goddelijke Geest, Die zulk een geloof kon voortbrengen in een zo hopeloze toestand en vijandige omgeving.