… nederig, en rijdende op een ezel. Zacharia 9-9 (Engelse vertaling)
Denk aan de nederigheid van Christus juist daarin, dat Hij de verlossing van schuldige mensen op Zich nam. De mens zonder zonde, zoals God hem in den beginne heeft gemaakt, was zeker een edel schepsel. Er staat geschreven: ‘… en hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen.’ Maar als zondaar is de mens een onedel en eerloos wezen. In die hoedanigheid heeft hij er geen enkele aanspraak op dat God hem zal aanzien. Als het de Goddelijke oppermacht had behaagd aan het bestaan van dit opstandige geslacht een einde te maken, had God dat verlies gemakkelijk kunnen goedmaken door hogere wezens te scheppen. Het is nederigheid van de tederste soort geweest waardoor onze Heere Zich liet leiden; Hij heeft geen gevallen engelen aangenomen, maar wél het zaad van Abraham. Als een of andere hoge engel zich voor de zaak van mieren in hun hoop in het bos daarginds had kunnen inzetten, zou dat een wondere neerbuigendheid zijn. Toch zou het niets zijn in vergelijking met de neerbuigende goedheid van de eeuwige God, Die Zich vanaf Zijn verheven troon neerbuigt om de kinderen der mensen te verlossen en te heiligen. Wij zijn op ons best broze schepselen: gisteren geboren, sterven we vandaag. We zijn er eventjes, als groene bladeren in het bos – en dan komt onze herfst; we verwelken, en de wind draagt ons weg. Voor zulke eendagsvliegen is de Heere der heerlijkheid op deze door de zonde verdonkerde aarde gekomen. Als Hij niet nederig van geest was — nooit zouden Zijn vermakingen zijn geweest met de kinderen der mensen, en nooit zou Hij aan de ellende van armen en behoeftigen hebben gedacht.