Want Ik zal dezelve en de plaatsen rondom Mijn heuvel stellen tot een zegen; en Ik zal de plasregen doen nederdalen op zijn tijd, plasregens van zegen zullen er zijn. Ezechiël 34:26 Verder lezen: Psalm 67
De bedoeling van God om voor alle werelden een volk te verkiezen, was niet alleen om dat volk te behouden, maar ook om door hen belangrijke zegeningen op het menselijke geslacht te laten neerdalen. Toen Hij Abraham verkoos, verkoos Hij hem niet enkel om de vriend van God te zijn en de ontvanger van bijzondere voorrechten; maar Hij verkoos hem als het ware om de bewaarder van de waarheid te zijn. Abraham moest de ark zijn waarin de waarheid zou worden verborgen. Hij moest de bewaarder van het verbond zijn ten behoeve van de hele wereld. Als God door Zijn soevereine, verkiezende genade een mens verkiest en hem het eigendom van Christus maakt, doet Hij dit niet alleen voor zijn eigen belang, opdat zo iemand behouden mag worden, maar ook voor het belang van de wereld. Want weet je niet dat ‘jij het licht der wereld’ bent? ‘Een stad op een berg kan niet verborgen zijn.’ ‘Je bent het zout der aarde’, en als God je zout maakt is dat niet alleen omdat je zout in jezelf hebt, maar opdat je net als zout het geheel zult bewaren. Als Hij je tot een zuurdeeg maakt, is dat opdat je met het weinige zuurdeeg de hele deegklomp zult doorzuren. De zaligheid is niet iets zelfzuchtigs. God geeft haar niet om haar voor onszelf te houden, maar opdat we daardoor voor anderen het middel van redding worden gemaakt. De grote dag zal duidelijk maken dat er geen mens op aarde leeft of hij heeft door Gods gave van het evangelie op de een of ander manier een zegen ontvangen. Alleen al het in leven houden van de goddeloze mensen en het geven van uitstel werd met de dood van Jezus gekocht. Door Zijn lijden en dood worden ons de tijdelijke zegeningen die zowel wij als zij genieten verleend. Het evangelie werd gezonden opdat het eerst hen zou zegenen die het omarmen, en opdat het vervolgens zou uitbreiden zodat het een zegen voor de hele mensheid zou worden.
Ter overdenking
God hield Zijn belofte aan Abraham (Gen. 12:2 en 3). Heeft God u gezegend? Op welke manieren geeft u de zegeningen door aan anderen?
Preek nr. 28