Te dien dage zal op de bellen der paarden staan: De heiligheid des Heeren. Zacharia 14:20
In de tekst gaat het over paarden, die onder de joodse wet onrein waren. Toch zullen de paarden in de tijd waarover het in de tekst gaat, van het alledaagse en onreine gezuiverd zijn, en hun tuig even zeker aan God gewijd als het gewaad van de hogepriester zelf. Het oorspronkelijke Hebreeuwse woord dat met ‘bellen’ wordt vertaald, is heel bijzonder. Sommige critici hebben het met ‘bellen’ vertaald, anderen met ‘bitten’, sommigen met ‘hoofdbanden’, weer anderen met ‘hamen’ en enkelen, met name Calvijn, met ‘oogkleppen’. Calvijn geeft ook aan dat het woord ‘paardenstallen’ kan betekenen. Zo zouden de woorden dus betekenen: alles wat met paarden te maken heeft, zal heilig zijn voor de Heere. Zonder twijfel wordt er een vergelijking gemaakt tussen de paarden en de hogepriester: als het de hoofdband is – net zoals de hogepriester op zijn voorhoofd in goud de Hebreeuwse letters had: De heiligheid des Heeren – dan staat ook op de hoofdband van de paarden De HEILIGHEID DES HEEREN. De eenvoudige zin van de tekst is dat de dag komt wanneer in het gewone leven de heiligheid de leidstar zal zijn, als het gewone doen van het menselijk bestaan God net zo zal verheerlijken als het offer op het altaar, of de dienst van de hogepriester wanneer hij binnen het voorhangsel ging. Alles, zelfs het meest verachte: de paarden, de plaatsen die het minst in aanmerking schenen te komen om geheiligd te worden: de stallen, en de dingen die helemaal niet heilig leken, zelfs de hamen van de paarden – alles zal zo volkomen worden gebruikt in de gehoorzaamheid aan Gods wil, dat De heiligheid des Heeren overal zal zijn.