Als ik op een bergtop dwaalde en Jezus die beklom en mij vastpakte, en mij op Zijn schouders naar huis droeg, dan kan en durf ik er niet aan te twijfelen dat Hij mijn Herder is. Als ik aan een andere schaapherder had toebehoord, zou Hij mij niet hebben gezocht. En uit het feit dat Hij mij zocht, leer ik dat Hij mijn Herder moet zijn. Zou ik mijn redding kunnen toeschrijven aan een hand van een schepsel, dan zou ik denken dat een schepsel mijn herder zou kunnen zijn; Maar aangezien hij die door God is teruggebracht, moet bekennen dat God alleen dit heeft gedaan, zal zo iemand zich overtuigd voelen dat de Heere zijn Herder moet zijn, want Hij bracht hem terug, en redde hem.