Wanneer hij het bovenste van zijn land heeft effen gemaakt, werpt hij er van de beste tarwe in. Jesaja 28:25
De profeet tekent het als een daad van wijs overleg in de landman, dat hij TOONT TE WETEN, WELK ZAAD HIJ ALS HET BESTE TER ZAAIING MOET KIEZEN, omdaaraan ook boven anderen zijn beste zorg te wijden. “Wanneer,” zo spreekt hij, “de ploeger zijn land heeft geëffend, werpt hij er van de beste tarwe in.” Hij neemt uit zijn graanschuur geen tarwe of komijn, gerst en rogge; om die in het wilde rechts en links te strooien, maar hij schat elke graankorrel naar haar eigen waardij en regelt daarnaar zijn handelen. Aan komijn en karrewei, die als toekruid slechts dienen ons de eigenlijke spijs iets smakelijker te maken, hecht hij niet de waarde, welke voor hem het graan heeft, dat tot brood moet dienen; en ofschoon hij uit dit oogpunt rogge en gerst niet gering acht, staan zij bij hem in betekenis niet gelijk met wat hij metvoorliefde “de beste tarwe” noemt, Zo doende toont hij zijn wijs overleg. Aan alles dehun toekomende plaats gevende, stelt hij vooraan wat de belangrijkste oogst zal leveren en wijdt daaraan bij uitsluiting zijn zorg.
In dit doen van de landman schuilt ook voor ons een les. Houd in uw geest de zaken naar hun innerlijke waarde onderscheiden en war ze niet in zorgeloze onnadenkendheid dooreen. Leef niet een verward leven, waarin zonder zorg en bedachtzaamheid toeval en luim de scepter voeren; maar toon een wijze ernst in het acht geven op de wezenlijke waarde van de dingen van dit leven, zodat u nauwlettend toeziende, scheiding maakt tussen wat waardeloos is en waardering verdient. Rangschik elke zaak naar de plaats, die haar toekomt, van het voornaamste af, tot wat, hoewel goed op zichzelf, voor u slechts een betrekkelijke en geringe waarde heeft. U, jonge lieden vooral, raad ik, dat u bij uw intreden in het werkelijk leven uzelf de vraagstelt: “waarvoor zal ik leven?” Wij behoren voor één zaak als de hoofdzaak te leven, welke zullen wij daartoe kiezen? Hebt u de vraag rijpelijk gewogen, of bent u er zo maar in de blinde op goed geluk op losgegaan? In welke richting is uw streven? Wat staat u als hoofdzaak voor ogen? Leeft in uw hart de raad, welke Horatius aan een oudman, als vaderlijke raad aan zijn zoon, in de mond legt: “Tracht naar geld, langs eerlijke weg, als dit doenlijk is; maar hoe ook, zorg dat u geld machtig en rijk wordt.”Zult ook u zulk een geldschraper worden?
Zal goud u de beste tarwe zijn? Of is uwvoorkeur een leven van vermaak, “een kort, maar een vrolijk leven,” als de leus wasvan zovele dwazen, die een kortstondig genieten met een lang lijden en wroeging en hopeloosheid moesten boeten. Zullen distels ook uw voorname oogst zijn? Al hebben sommige distels geen onbehagelijk uiterlijk, zou u daarom hele akkers van misdadig genot willen kweken? Komt u een sterfbed van distels zo aanlokkend voor? Bedenk rijpelijk, welke zaak waardig is de hoofdzaak van uw leven en streven te worden, en hebt u haar erkend, bid dan, dat de Heilige Geest u helpe en sterke, om haar als het ene nodige te kiezen, om geheel uw aanleg en al uw vermogens aan haar behartiging te wijden. De landbouwer, die zich overtuigd heeft, dat tarwe zijn voorname oogst moet zijn, handelt naar dit inzicht. Leer van hem u een hoofddoel te kiezen en u daaraan met hart en ziel te wijden.
De landman, ons in de tekst ten voorbeeld gesteld, was wijs, omdat hij het voornaamste achtte, wat hij wist dat het nodigste was. Zijn gezin kan het zonder komijn stellen, daar dit niet meer dan een toekruid is. Bij gemis er van moge de vrouw des huizes klagen en de keukenmeid zich knorrig tonen, maar dit is van vrij wat minder betekenis dan dat de kinderen wegens broodgebrek zouden schreien. Koren is voor het gezin behoefte, want brood is de staf van het leven. Brood sterkt het hart van de mensen, en daarom is het de plicht van de landman om vóór alles te zorgen, dat zijn graanakker hem het nodige levert. Het noodzakelijke wordt door hem het voornaamste gerekend. Toont hij niet daarin, dat hij zich door gezond verstand laat leiden? Zouden zo ook wij niet wijs doen, wanneer wij oordeelden: “vergeving van zonde te, hebben, rechtvaardig voor God te zijn; door heiligmaking geschikt te worden voor een eeuwig hemelleven, is voor mij het allernoodzakelijkste, daarom zal ik dit voor mij tot voornaamste doelwit van mijn streven kiezen.” Een schepsel kan geen zelfvoldoening smaken, zolang het niet beantwoordt aan het doel, waartoe het geschapen werd; en nu heeft ieder redelijk wezen wezen de bestemming om ten eerste God te verheerlijken, en daardoor het ware genot van zijn eigen leven te kennen.
Welk een voorrecht God zo te kennen, dat ons leven daardoor een nieuw, het ware, eeuwige leven wordt, een leven, waarin wij de liefde van de Vader blijmoedig en dankbaar als geliefde kinderen met liefde beantwoorden. Andere dingen daarnevens mogen begeerlijk zijn, maar dit is het ons tot vrede en levenslust noodzakelijke. Een niet bekrompen inkomen, een zekere mate van achting bij onze medemensen, een goede gezondheid, alles, wat tot dit gebied behoort, moge het leven aangenaam kruiden, maar in Christus een eeuwige verlossing deelachtig te zijn, dit is het leven zelf. Jezus Christus is het Brood, waardoor het beste deel van ons zieleleven wordt in stand gehouden. Och, of wij allen zo wijs waren, om te beseffen, dat het één zijn met Christus het ene nodige is; dat vrede met God te hebben, ons als hoofdzaak moet gelden; dat het in overeenstemming gebracht zijn met de volmaakt Heilige de ware muziek van het leven is. Andere kruiden mogen naar hun rang in onze schatting plaats hebben, maar genade is de beste tarwe, en haar ook hebben wij boven alles te stellen.
Deze landman was wijs, omdat hij tot het voornaamste maakte, wat daartoe alle eigenschappen in zich verenigde. Gerst is ontegenzeggelijk een goed voedsel, want gehele volken hebben bij gerstenbrood geleefd, en een goede gezondheid genoten. Rogge is miljoenen tot spijs geweest, en zelfs bij bonen en dergelijken is er geen hongersnood geleden. Maar hoe betrekkelijk goed deze allen zijn mogen, daarboven staat deugdelijk tarwebrood, want dat is de beste staf op de levensreis. Onze landbouwer wist dat tarwe voor de mens het voortreffelijkste voedsel is, en om die reden zaaide hij niet een minder soort graan, maar schonk hij aan tarwe de voorkeur, Hij koos voor zijn grond niet de beste gerst, noch de beste rogge, veel minder de beste komijn, maar de beste tarwe.
En nu, broeders, wat is zo geschikt tot vervulling van de behoeften van het hoofd en hart en geest van de mens als de kennis van onze God en Zijn ons tot Verlosser gegeven Christus? Ander geestesvoedsel, zoals de vruchten van de wetenschap, de lekkernijen van de kunst mogen onze smaak aangenaam strelen, maar zij zijn een voedsel van mindere rang, omdat zij de geschiktheid missen om het hoogste leven in ons te scheppen en te ontwikkelen. In mijn God en mijn Zaligmaker vind ik mijn hemel en mijn alles. Mijn ziel vindt voeding in elke kruimel waarheid, die haar Jezus beter leert kennen, en ieder kruimpje van die kennis heeft reeds de macht haar leven te voeden. Hoe meer van nabij wij de Vader kennen hoe meer Christus ons dagelijks brood is, en daardoor ons leven aan het Zijne geelijkvormig wordt, des te duidelijker wordt ons hoezeer deze voorrechten de spijze zijn, waarbij de tot een kind van God wedergeboren zondaar leeft. Mocht dan, mijn geliefden, dit het voornaamste in uw bidden en streven zijn, wat zo blijkbaar het meest geschikt is tot vervulling van de behoeften van uw onsterfelijk wezen:
God kennen is het hoogste goed, De beste schat op aard;
Welzalig, waar ‟t in uw gemoedGods vrede en blijdschap baart.
Geen aanzien, goud of zingenot, Dat bij de kennis haalt,
Die ‟t harte tot in ‟t moeilijkst lotMet hemellicht bestraalt.
Ook hierin toonde zich deze landman wijs, dat hij die zaak tot de voornaamste maakte, welke hem het meeste voordeel aanbracht. Er zijn landstreken, waar vrucht te oogsten is, die nog meer geldelijk voordeel aanbrengt dan tarwe; maar in de regel is tarwe ook in dit opzicht de beste vrucht, die een akker dragen kan. Vooral in vroeger dagen rekende de pachter op zijn tarweland als het middel om zijn pacht goed te maken. Het was hem de sterke arm, waarop hij leunde. Wat hierin moge veranderd zijn, het vroeger meer volstrekt geldend beeld blijft nog even waar in betrekking tot de godzaligheid. Zij is de boven alles winstgevende zaak. Naar ik wel eens hoor, kost het de rijke geldbezitters tegenwoordig moeite om vijf percent van hun geld te maken; maar de vreze van de Heere is een buitengewoon voordelige kapitaalbelegging, want zij geeft niet honderd of duizend percent, maar iemand begint met niets en alle dingen worden de zijne door het geloof.
Na om niet van al onze zonden verlost te zijn, worden wij door overvloeiende genade grotelijks verrijkt, zodat wij de hemel, de Christus van God, ja God Zelf tot de schatten, die wij bezitten, brengen mogen. Hetzij tegenwoordige, hetzij toekomende dingen, zij zijn allen uwe. O, welk een heerlijke oogst heeft Gods genade aan dit zaaien verbonden. De godzaligheid is tot alle dingen nut, hebbende de belofte van de tegenwoordige en van het toekomende leven. De godzaligheid leert ons het lichaam te bewaren voor alles, wat het in zondendienst zou slopen en ontheiligen, en zij is de ziel tot zegen, omdat zij haar rein bewaart en de heiligmaking doet najagen. Al was er van geen toekomend leven sprake, nog zou ik als Christen willen leven, want reeds hier is Christus te leven vrede en blijdschap. Acht daarom oprechte godsvrucht, die in Christus haar wortel en groei heeft, als de beste tarwe.
II. De landman in de tekst is ook daarom in zijn doen ons tot lering, omdat hij AAN DE BESTE ZAAK DE BESTE PLAATS GEEFT. Het Hebreeuws wordt door sommige taalgeleerden vertaald: “Hij geeft aan de tarwe de beste plaats.” De handvolkomijn, die de spijs moet kruiden, zaait hij in een verloren hoek. Voor de gerst en rogge houdt hij de minder zware grond, maar de beste akkers, welke hij heeft, bereidt hij voor de beste tarwe. De keur van zijn grond blijft voor de vrucht, welke zijn voornaam levensonderhoud levert.
In deze zijn handelwijze ligt een les voor u en voor mij. Zij wijst er ons op, dat wij aan ware godsvrucht onze beste krachten en vermogens moeten wijden. Aan alles, wat de dienst van de Heere betreft, behoren wij onze hele ziel te geven. Weest toch, ik bid het u, niet tevreden met wat u van mij of enig ander leraar of vriend hoort, maar onderzoekt zelf, wordt niet moede van over de dingen van het eeuwige leven te denken. Leert, merkt op, verzamelt kennis, en laat het Woord van God zo zich vereenzelvigen met uw innerlijk wezen. De Christen, die Gods Woord overdenkt, is de Christen, die opwast in kennis en godzaligheid. Bedenkt, dat de dienst, welke wij God schuldig zijn, al onze opmerkzaamheid en ijver waardig is.
Al hebben wij bij aanvang niet veel te geven, toch behoren wij de Heere terstond het beste te wijden, dat wij te geven hebben. De heilige God kan er geen welgevallen in hebben, als wij Hem met een verdeeld hart gehoorzamen, want Hij heeft er recht op, dat wij van voller harte en uit alle macht Zijn Woord onderzoeken en naar Zijn voorschriften onze wandel richten. Indien bij wijlen uw geest meer helder en werkzaam is dan gewoonlijk, koopt die tijd uit, en zaait de beste tarwe. Indien u zich verblijden mag in dagen, waarin u u meer dan gewoonlijk gezond en krachtig gevoelt, houdt u dan met uw hele hart onledig met de beste dingen.
Rust niet, voordat u voor uzelf zeker bent, dat u aan de godsvrucht uw meest ernstige liefde schenkt. Onze beste akker is niet ons hoofd, maar ons hart. Zaait dan uw beste tarwe op de akker van uw hart. O, welk een voorrecht, als waarachtige godsvrucht in ons hart zetelt, en wij deze schat zo vurig beminnen, dat leven noch dood ons daarvanlosscheuren kunnen. De Heere zegt: “Mijn kind, geef Mij uw hart,” en met nietsminder dan ons hart is Hij voldaan. Wanneer het ijvervuur meest in u gloeit, wanneer uw liefde het vurigst is, laat dan die gloed en geestdrift zich geheel op de Heere richten tot trouwer dienstbetoon aan Hem, Die u gekocht heeft met Zijn bloed. Laat de beste tarwe ook de beste plaats innemen in uw innerlijk wezen. Laat uw vurigste verlangens als vanzelf de richting nemen naar God en Christus. Wanneer het vuur van de begeerte heftiger in u spreekt, zij Christus daarvan het voorwerp; en wanneer eerzucht uw bloed sneller doet jagen, wordt het uw eerzucht om geheel aan God te behoren en voor Hem te leven. Uw honger en dorst vinde alleen in gerechtigheid verzadiging.
Al uw streven zij op heiligheid van het leven, op gelijkvormigheid aan uw Heere en Meester gericht. Uw beste verlangens behoren de beste tarwe te gelden. Streeft verder daarnaar, dat die zin zich in geheel uw leven openbare. Zaait de beste tarwe in elk van uw handelingen. Indien wij waarlijk belijders van de Christus zijn, moet het evenzeer buiten de Kerk als daarbinnen blijken, dat wij Zijn onderdanen en navolgers zijn. Wanneer wij die naam in waarheid mogen dragen, zal het openbaar worden, dat wij in ons eten en drinken, en in al wat wij doen, bovenalles de eer van God bedoelen, Trekt onder geen voorwendsel ene scheidslijn tussen het maatschappelijk en godsdienstig deel van uw leven, maar maakt het maatschappelijke tot godsdienst door de vurige begeerte uw hemelse Vader tot in het minste, dat u verricht, als Zijn kind te verheerlijken.
De minst betekenende plichten van dit leven behoren door ons zo behartigd te worden, als vervulden wij ze voor de troon van onze Koning. Zodanig moet onze wandel als onderdanen van het Godsrijk zijn. Zaaien wij de beste tarwe in al onze gesprekken, in onze zaken, in ons gezin, in de vriendenkring, in de omgang met onze kinderen. Erkenne het ieder als vanzelf, dat ook van ons hetapostolisch woord gelden mag: “Mij is te leven Christus.” Ja, worde meer en meer vanons waar, dat wij niet zonder Christus, noch voor iets anders dan Christus leven kunnen. Uw hele innerlijk leven behore aan Christus en aan niemand anders.
Voor de beste tarwe moeten wij ook onze beste arbeid over hebben. Onszelf behoren wij te geven bij de arbeid, die de verspreiding van het Evangelie vordert. Wie zich Christen noemt, moet zich in werkelijkheid dienstknecht van Christus tonen. Ik kan het niet dulden, wanneer ik iemand, die een gelovige heten wil, op het gebied van staatkunde een ijveraar, maar in zijn godsdienstbetoon lauwhartig zie; wanneer iemand in het kerkbestuur van ijver vlamt, maar in de bidstond het beeld van winterkoude is. Er zijn er, die als arenden in hun vlucht zijn, zodra het er op aankomt, om werelds voordeel of eer te bejagen; maar die vleugellam blijken, zodra de dienst van God hen tot enige wezenlijke inspanning roept. Alzo mag het bij ons niet zijn. Indien iets ons wakker mag maken en binnen ons toorn als een leeuw in zijn kracht doen brullen, dan mag het slechts zijn, wanneer wij tegenover Christus‟ vijanden staanen voor Hem in het strijdperk moeten treden. De dienst van onze Heere is de beste tarwe, daaraan zij onze beste kracht gewijd.
Die dienst is niet minder de grootste offers van onze kant waard. De liefde van Christus dringe ons tot een wederliefde, die ons gehele zijn vervulle en zelfopoffering ons tot een dagelijks vreugdgenot stelle. Voor de zaak van Christus kenmerke ons een dankbare gewilligheid om armoede, smaad, laster, ballingschap en de dood te verduren. Niets mag een Christen te kostbaar zijn, als het opofferen er van een betonen kan zijn, dat zijn Heere en Heiland hem boven alles gaat. Zegt mij, overdrijf ik, wanneer ik zo spreek, of doe ik alleen de waarheid hulde? En doe ik niet meer dan dit laatste, stellen wij dan onszelf in oprechtheid de vraag, of de liefde tot Christus ons de beste tarwe is? Of wij Zijn dienst de eerste plaats geven in ons leven, of nog daarin achterlijk zijn? Ik kan de vrees niet weren, dat deze soort van belijders met de godsdienst handelen als sommige grote heren met hun veraf liggende hoeven: zij betrouwen die aan de opzichters en zien er zelf slechts zo van tijd tot tijd eens naar om. Hun predikant geldt bij hen voor opzichter en zij bouwen er op, dat hij hun belangen op voldoende wijs zal behartigen.
Zulke veraf liggende hoeven leveren meestal schade voor de hand. Slaat deze broeders, wier halve hart er slechts bij is, maar eens van wat naderbij gade. Hebben zij godsdienst? Gewis. Hun beeld echter isvrijwel gelijkend getekend in wat een kind op zekere Zondagschool zei: “Is uw vader Christen?” vroeg de onderwijzer. “Ja,” hernam het kind, “maar hij heeft er in de laatste tijd nooit veel voor gedaan.” Het zou mij niet moeilijk vallen u verschillende soorten van mensen aan te tonen, die van dit gilde zijn, die hun tarwe zeer spaarzaam zaaien en dan nog voor dat zaaien de minst vruchtbare grond uitkiezen. Zij maken op de naam Christen aanspraak, maar hun godsdienst heeft nauwelijks de tiende plaats onder wat zij op hun bouwgrond zaaien. Voor de wereld hebben zij de grootste en beste akkers, voor de Christus een klein en armelijk hoekje. Werelds genoegen en eigen lust kweken zij in het groot en zaaien dan aan de wegkant een smalle strook godsdienst tot vertoon naar buiten. Daarmee menen zij te kunnen volstaan. Maar God laat zich niet bespotten; wanneer wij Hem en Zijn waarheid verachten, zullen wij licht geacht worden, Geven wij daarom onze beste tijd, aanleg en krachten aan wat wij voor onze onsterfelijke ziel het hoogst achten moeten. Wij handelen als wijzen, wanneer wij doen als de landman, die aan de beste tarwe de beste grond van zijn hofstede geeft.
III. Een derde les is deze: DE LANDMAN KIEST HET BESTE ZAADKOREN UIT, WANNEER HIJ ZIJN TARWE ZAAIT. Wanneer een landbouwer graan tot zaadkoren uitschiet, neemt hij het niet op de greep of acht afval goed genoeg; nee, als het hem aan overleg niet ontbreekt, kiest hij nauwlettend de beste zaadkorrels uit zijn voorraad. Vele landbouwers hebben de prijzenswaardige gewoonte, om tegen de zaaitijd de omtrek af te reizen tot onderzoek, waar het allerbeste zaaikoren is aan te kopen, omdat zij weten, dat de oogst voornamelijk afhangt van het zaad, dat men aan de akker betrouwt, en dat uit slecht zaaikoren nooit goed graan wassen kan. Zij hebben acht gegeven op de raad en de wil van God, en volgen Zijn werken bij hun arbeiden, opdat “de beste tarwe” hun deel zij. Ook ons betaamt die leerzaamheid,zodat als het ons ernst is, ons dienaren te betonen tot uitbreiding van Zijn koninkrijk, wij ook het beste moeten zaaien wat de bedeling van het Nieuwe Verbond schenkt.
Naar die regel heb ik het mij ten plicht gesteld, om de belangrijkste waarheden, welke het Woord van de openbaring tot onze kennis brengt, van harte te geloven. Ik wensniet, als stelseldrijver, met “anen” en “ismen” te dwepen, maar zonder voorbehoudaan te nemen de onvervalste waarheid, zoals wij die in Christus Woord en persoon bezitten; want alleen waar het hart de waarheid wil gehoorzaam zijn, kan de Heilige Geest in ons een heilig karakter vormen. Leugenleerlingen zijn evenzeer kweeksters als vruchten van zonde, en alleen de waarheid heeft de macht ons de toeleg op heiligmaking te doen gelukken. U en ik moeten dus nauwlettend toezien welk zaad wij zaaien, en alle dwaalleer als erger dan onnut verwerpen. Indien wij wijs zijn, zullen wij aan die waarheden, welke voor het leven het belangrijkst zijn, ook het meeste gewicht hechten; want ik reken allen dwaas, en heb er, helaas, vele zulken gekend, die bijzaken als waren zij de hoofdzaak voorop stelden en daarvoor bij voorkeur ijverden.
Zij voeren strijd ten behoeve van de wikken en laten de beste tarwe ten prijs aan de kraaien. Wat mij aangaat, ik gun anderen het genoegen om hun geleerdheid te temmen in het uitwijden over drinkgereedschap en muziekinstrumenten, maar ik zal mij in mijn prediken blijven bepalen bij het kruis van mijn Heere, en de verlossing in Zijn bloed in al de volheid van haar macht en heerlijkheid blijven verkondigen. Dit is mij het hart van het Evangelie, de beste tarwe, en zij zal mij daarom het zaaikoren zijn, dat mijn hand in de gepleegde voren strooit.
Verder hebben wij ons bij onze arbeid voor de Heere de beste voorbeelden te kiezen, zullen wij tot rijke vrucht zaaien. Velen komen zelf nooit tot volle wasdom in het werk van hun roeping, omdat zij zich bij hun aanvangen met een gebrekkig voorbeeld tevreden stelden. Het gevolg daarvan is, dat zij in hun navolgen wonderwel slagen in al wat zwak en gebrekkig in hun voorbeeld is, en juist van het goede, als hun te moeilijk verstoken blijven. Hun trekt een leraar aan, die zwaarmoedig van aard is, en die daarom zich liefst bij het donkere in de weg van Gods kinderen bepaalt, en zo ontstaat een kring van goede mensen, die zich vast in het hoofd zetten, dat sombere droefgeestigheid een hoofdkenmerk van het echte Christendom is. Wij moeten wakend en biddend de geest van het onderscheid aankweken, en zo nooit ons anderer zwakheden als iets navolgenswaardige ten voorbeeld stellen.
Om als Paulus te worden, behoeven wij zijn ooglijden niet te begeren, noch menen, dat twijfelen en ongelovig zijn ons aan Thomas zal doen gelijken. Wanneer iemand zo uw bewondering wekt, dat u zich getrokken gevoelt om naar hem u te vormen, zal er altijd enig punt zijn, waarvan geldt: tot hiertoe en verder niet. Indien ik werkelijk enig mens als voorbeeld behoefde, zou ik bij voorkeur zien op één van de moedigsten onder Gods heiligen; doch allen hebben wij als broeders in de Meester ook een enig voorbeeld voor allen; en daarom acht ik dit het beste en voldoende, om altijd en in alles te zien op Jezus, onze overste Leidsman, en in Hem, de Voleinder van het geloof, het toonbeeld van de volmaaktheid te aanschouwen.
Wij moeten de beste tarwe zaaien, ook door, nadat wij door het bloed van Christus gereinigd zijn, zo op Hem te zien, dat wij onszelf rein bewaren, gelijk Hij rein is. Wanneer wij met dit doel niet waken en bidden, loopt ons innerlijk leven in het verkeerde spoor, en kan het niet anders of wij worden opnieuw verontreinigd door zelfbehagen, hoogmoed, moedeloosheid, of andere invloeden, die als besmetting van de wereldgeest ons omringen. Om anderen tot zegen te zijn, moeten wij met Christus gestorven en begraven zijn. Zolang ons ik niet met onze Koning mede gekruisigd en aan Zijn kruis mede gestorven is, kunnen wij geen deel hebben aan de heerlijkheid van door Zijn Geest het eeuwige leven deelachtig te zijn. Is er groter heerlijkheid denkbaar dan die, welke in vergelijking met Mozes de apostel als het deel van de Christen tekent.
In Christus met Hem door het geloof één, zien ook wij de heerlijkheid van God met ongedekt aangezicht, en spiegelen die af, maar niet als de oude Godsman, slechts voor een tijd; nee, innerlijk worden wij veranderd, als nieuw geborenen de Zoon van God gelijkvormig, en dit bij toeneming door de macht van Zijn Geest. Waar zulke voorrechten ons zijn toegezegd, en door genade ons om niet worden aangeboden, zouden wij er daar niet naar willen streven, om door de kracht van God, volbracht in onze zwakheid, nederig, ootmoedig, rein en heilig van wandel en kloek in zelfopoffering te zijn?
Eindelijk is er nog een wijze om trouw te zijn in het niet zaaien dan een uitgelezen zaad. Wij moeten daartoe trachten in de innigste gemeenschap met onze hemelse Vader en met onze Heere en Koning te leven. Wij hebben ons verenigd in het gebed, dat wij in dit uur zoveel genade mochten ontvangen als wij bekwaam waren aan te nemen, en dat de Heere ons zo onder Zijn invloed mocht brengen, dat wij Hem in niets verhinderden, om door ons te doen wat Hij door ons volbrengen wilde. Gewis zulk een bidden is God welbehagelijk. Het moet ons begeren zijn, om op geestelijk gebied tot zulk een hoog standpunt op te klimmen als slechts enigszins voor ons bereikbaar is. Indien u heiligheid van leven anderen ten goede als de beste tarwe acht, wijkt dan geen schrede van het pad van de heiligmaking, dat het Evangelie ons afbakent. Jongelieden, is het u ernst met een godzalige wandel, blijft niet halverwege, maar spant al uw krachten in om door een innige gemeenschap met Christus‟ leven, beelddragers te zijn van Hem; Die voor ons het beeld van de Vader is. Schaamt u nooit onderdanen en dienstknechten van de Koning der koningen te zijn. Ergert zich de wereld aan Zijn kruis, kan zij in haar verblinding niet ver zien, toont dat u over het kruis heen de Verrezene als uw Koning op de troon van Zijn Vader aanschouwt.
De wereld is overmoedig genoeg in het dragen en opheffen van de kleur en banieren van haar vorst; indien u op de naam Christen prijs stelt, toont met kloekheid uw geestelijke wapenrusting, en wete het ieder, dat u die lief hebt en daarop vertrouwt. Schaart u als broeders schouder aan schouder en hart aan hart om de banier van uw Koning; en waar zijn bazuin u ten strijde roept, staat daar pal voor Hem, gewillig en bereid om Hem trouw te houden tot de dood. Draagt u een mannenhart in de borst, de zaak van uw Koning, die door Zijn kruis zegepraalde, is waardig, dat uw hele hart haar behoort. Toont dat dit uw keuze is, en helpe u de Geest van de Almachtige om tot de einde in die keus te volharden en haar in daden te tonen.
IV. DE WIJZE LANDBOUWER WIJDT BIJ HET VERBOUWEN AAN DE BESTE TARWE OOK DE MEESTE ZORG. Er zijn Schriftverklaarders, die beweren, dat hier vertaald moest zijn: “Hij plant Zijn tarwe op rijen.” Van elders weten wij, datPalestina in oude tijden zo rijke tarwe oogsten had door de gewoonte om deze graansoort na het opkomen regelmatig uit te planten. Hierdoor werd voorkomen dat bij het uitstoelen de planten zich verdrongen, waar het gezaaide te dicht was opgekomen, en anderen door de grote schraalheid leden. Zij, die een ruime oogst begeerden, plantten hun tarwe zorgvuldig uit en zorgden dan, dat elke plant met behulp van waterleidingen op geregelde tijden werd besproeid. Op dit gebruik doelt deApostel, als hij aan de Corinthiërs schrijft: “Ik heb geplant en Apollos heeft natgemaakt, maar God heeft de wasdom gegeven.” Geen wonder, dat waar de landmanzoveel zorg aan zijn akker wijdde; daar een overvloedige oogst zijn arbeid bekroonde. Evenzo behoren wij aan het voornaamste onze beste zorg te wijden.
Onze godsvrucht moet met het tederst zorg dragen behartigd worden. Broeders, is onze wandel in die geest, is het in alles blijkbaar, dat niets ons boven een godzalige wandel ter harte gaat en na aan het hart ligt? Is het uw dagelijks trachten, dat uw daden in niets bij de belijdenis van uw lippen achterstaan? Welke is de reden, dat u zich hebt aangesloten aan het kerkgenootschap, waartoe u behoort? Uw moeder behoorde er toe. Welnu, er is een aanbeveling in die reden, maar zij is niet voldoende voor God, die het hart onderzoekt. Ik bid u, onderzoekt uzelf, of u waarlijk en met volle overtuiging behoort tot de gemeente, van welke u zich lidmaat noemt. Wanneer enig evangeliedienaar aarzeling betoont, om u dit onderzoek als plicht op het geweten te binden, meen ik recht te hebben aan zijn eigen overtuiging te twijfelen. Ik voor mij ken die vrees niet, en dring u, om al wat u van mij hoort, met ernst aan Gods Woord te toetsen; want ik wens mij niet verantwoordelijk te stellen voor hetgeen een ander als waarheid belijdt. Ieder staat of valt zijn eigen heer, en voor uzelf zult u aan de enige Meester verantwoording moeten doen. Volgt dan het voetspoor van de Bereërs, en beproeft, al wat u van uw voorgangers hoort, of het waarlijk in overeenstemming is met de Schrift.
Een van de grootste zegeningen, welke de gemeente in deze tijd zou kunnen ten deel vallen, is wel een geest van zelfstandig en vrijmoedig onderzoek, om al wat als waarheid verkondigd wordt, zo aan de heilige Schrift te toetsen, als dit het hoogste, het enig nodige waard is. Is iemands onderwijs niet met het openbaringswoord in overeenstemming, dan bewijst reeds dit, dat hij het licht mist, om anderen tot gids te zijn. Zorgt daarom, dat u, dit bedenkende, in het dienen van God zo nauwlettend bent als de oosterling bij het kweken van zijn tarwe. De Heere is een naijverig God, is een God van orde, weest daarom nauwlettend, opdat Hij u als een goede en getrouwe dienstknecht mag kunnen prijzen.
Let niet alleen op uw planten, maar hebt eenzelfde zorg over het dagelijks nathouden van het geplante. De trouwe landman laat geen enkele plant onverzorgd. Bidt om de genade, dat u nooit zelf tot dorheid vervalt, en dat u nooit, wat u als akkerwerk van God betrouwd is, laat verdrogen en verdorren. Toont u zo ijverig en werkzaam ten aanzien van uw geloof, hoop en liefde, dat uzelf in kennis en kracht en heiligmaking voortdurend opwast en daardoor anderen tot steeds rijkere zegen wordt. Het leven van werkdadige godsvrucht sta bij u als het hoogste aangeschreven, want het is waardig, dat u het als uw heerlijkheid erkent.
V. Nog deze opmerking tot besluit. Handelt naar de raad, die ik u geven mocht, want zodoende MAG U OP EEN OOGST VAN DE BESTE TARWE REKENEN. Is de godsdienst het hoogste in dit leven, dan mag u ook van godsvrucht het beste deel verwachten. Haar oogst zal u langs meer dan één zijde thuis komen. Niets zal u zo goed en duurzaam in dit leven doen slagen, als wanneer u waarlijk alleen en geheel tot eer van God leeft. Wel of kwalijk slagen hangt bovenal af van het voorwerp, waarop ons oog en hart als doel gericht zijn. Vergeefs zou ik voor mij moeite doen om door zingen uit te munten, want nooit zou ik de geschiktheid machtig worden om een zangkoor te leiden. In die richting zou ik nooit slagen, maar prekende heb ik alle kans, dat mij dit gelukt, want het is de taak, waartoe ik mij geroepen weet. Welnu, u verkeert in gelijk geval, indien u, Christen zijnde, in de wereld voorspoed wilt kennen, want u behoort bij haar niet thuis.
Genade heeft u voor het dienen van de zonde ongeschikt gemaakt. Indien u met uw hele hart voor God leeft, zult u zien, dat u daarin naar wens vordert, want God schonk u het leven om Hem in die weg te verheerlijken. Zoals Hij de vissen voor het water en de vogels voor de lucht schiep, vormt Hij de gelovige tot een leven in heiligheid als de Hem welbehagelijke dienst. Door uzelf te onttrekken aan de gehoorzaamheid en verheerlijking van God, zou u zich buiten uw element gevoelen, evenzeer als de vis buiten het water, of de onder water gedompelde vogel. Gelijk de welvaart van de Oosterse landbouwer aan zijn tarwe hing, evenzo hangt de uwe aan uw toewijding aan uw God. Alleen oprechte godsvrucht kan uw hart met vrede en blijdschap vervullen. Of kent u een zegen, die de zegen te boven gaat, dat Gods Geest met uw geest getuigt, dat u in Christus geliefde kinderen, mede- erfgenamen met Gods eniggeboren Zoon bent? Wanneer al het overige u ontvalt op uw ziek- of sterf bed, blijft dit heil, en hoe nabij kan voor ieder van ons het uur zijn, die het ons op de proef doet blijken, of wij rijk dan wel arm zijn aan geestelijk goed? En nu in de toekomende wereld! Welk een oogst zal daar de kroon en vreugde zijn van het zaaien en kweken van de beste tarwe! Welke vrucht draagt al het overige zorgen en zwoegen?
Heeft zij meer betekenis dan rook en damp? Laat iemand miljoenen aan schatten verworven hebben, wat geven hem deze, als de dood tot heengaan wenkt? Laat iemand op het oorlogsveld of in het staatskabinet een naam verworven hebben, die tot aan de einden van de aarde genoemd wordt; wat baten al zijn lauweren hem in het stervensuur? Het leven voor de heerlijkheid, waarover de wereld beschikt, heeft niet meer waarde dan het beuzelspel, waarmee de jongens zich op de straat vermaken. Voor God te leven is iets wezenlijks en degelijks, en wat daarbuiten ligt, is zonder enige waardij. Bedenken wij dit, en zij het daardoor ons ernst de Heere onze God te dienen met ons hele hart en met al onze kracht. Helpe ons daartoe de Heilige Geest; Zijn licht; Zijn leiding besture en sterke ons; dan, al ware ook ons zaaien een wenend daarheen gaan, een arbeid onder bange druk en miskenning, de dag van de oogst zal als een blijde morgen dagen en ons met gejuich de vrucht van de akker als een schat van de beste tarwe in de schuur doen binnenhalen.
AMEN.