Waarin niet is Griek en Jood, besnijdenis en voorhuid, Barbaar en Scyth, dienstknecht en vrije: maar Christus is alles en in allen. Col 3:11
Er zijn twee werelden, de oude en de nieuwe.
Deze zijn bevolkt door twee soorten van mensen, de oude mens, en de nieuwe mens, zie, hen betreffende, (Col. 3:9,10).
Er zijn in de eerste veel dingen, die niet in de tweede zijn.
Er zijn in de tweede veel dingen, die niet in de eerste zijn.
Onze tekst zegt ons, wat er in de nieuwen mens is en wat er niet in is.
Laat ons beginnen met te vragen of onze hoorder weet waarin hij is, want dat is het woord, waarom geheel de tekst zich beweegt.
I. Wat er in de nieuwe mens is.
Als wij er toe komen om vernieuwd te worden naar het evenbeeld Desgenen, die ons geschapen heeft, dan vinden wij de uitwissing van
1. Nationale onderscheidingen: “Waarin niet is Griek en Jood.” Jezus is Mens. In de ruimste zin van het woord is Hij Jood noch Heiden. Wij zien in Hem geen beperkende nationaliteit: en onze eigen bijzondere nationaliteit zinkt weg in onze eenheid met Hem. Thans is Jezus onze Nationaliteit; onze Handvest, ons Vaderland. Jezus is onze Held, onze Wetgever, onze Voorvader, ons Hoofd enz. Jezus geeft ons wetten, zeden en gewoonten, geschiedenis, geslachtsregisters, gezag, voorrecht, steun, macht, erfgoed, overwinning, enz.
Jezus geeft ons een nieuwe vaderlandsliefde, trouwe aanhankelijkheid aan de overheid, waaraan wij ons gerust tot het alleruiterste kunnen overgeven.
2. Onderscheidingen door godsdienstplechtigheden: “Waarin niet is besnijdenis of voorhuid.” De typische afscheiding is weggenomen. De scheiding makende ritus is afgeschaft, waarmee dan ook het bijzonder voorrecht van een natie, die naar het vlees geboren is, wegvalt. Zij, die geacht waren verre te zijn, zijn nabij gebracht. Door het kruis zijn beide Jood en Heiden tot een lichaam verenigd.
3. Maatschappelijke onderscheidingen: “Daarin is noch dienstknecht noch vrije.” Door de genade Gods zijn wij in staat gesteld om te zien, dat-Deze onderscheidingen slechts tijdelijk en voorbijgaand zijn. Deze onderscheidingen oppervlakkig zijn. Deze onderscheidingen van weinig waarde zijn. Deze onderscheidingen in het geestelijk koninkrijk niet bestaan.
Welk een zalige ineensmelting van alle mensen tot één geheel is door Jezus tot stand gebracht! Laat ons allen werken in de richting van die eenheid.
II. Wat er in de nieuwe mens is.
“Christus is alles en in allen;” en dat in velerlei opzicht.
1. Christus is al onze beschaving. In Hem wedijveren wij met, ja overtreffen wij de “Griek.”
2. Christus is al onze openbaring. Wij roemen in Hem als de “Jood” verheerlijkt door het ontvangen van de orakelen Gods.
3. Christus is al ons rituaal. Wij Hebben geen “besnijdenis” en evenmin hebben wij zeven sacramenten, noch een menigte van vleselijke ordinantiën: Hij is oneindig meer dan dit alles. Alle Schriftuurlijke ordinantiën zijn van Hem.
4. Christus is al onze eenvoudigheid. Wij stellen geen vertrouwen in het bloot puritanisme, dat men “de voorhuid” zou kunnen noemen.
5. Christus is al onze natuurlijke overleveringen. Hij is meer voor ons dan de nieuwste denkbeelden, die in het hart van de “Barbaar” kunnen opkomen.
6. Christus is al onze onoverwinlijkheid en vrijheid. De “Scyth” bezat niet zo’n onbegrensde onafhankelijkheid als we vinden in Hem.
7. Christus is alles als onze Meester, indien wij een “dienstknecht” zijn. Zalige dienstbaarheid, waarvan Hij het hoofd is!
8. Christus is onze Magna Charta (ons Groot-Privilegie), ja onze vrijheid zelf, indien wij “vrij” zijn.
Tot besluit zullen wij de woorden “Christus is alles en in allen” gebruiken als onze tekst ter toepassing op ons zelf. Wij vinden er een vraag in, waaraan wij ons zelf kunnen toetsen.
Is Christus voor ons zo groot, dat Hij ons alles in alles is?
Is Christus zo geheel en volkomen met ons, dat Hij ons alles in alles is?
Is Hij alles in ons betrouwen, onze hoop, onze verzekerdheid, onze blijdschap, ons doel, onze kracht, onze wijsheid-in één woord: “alles in alles?”
Zo ja, leven wij dan voor Hem?
Doen wij alles voor Hem, omdat Hij alles in alles is voor ons
Aantekening.
“Eindelijk, terwijl ik op een avond in een bidstond was, kwam de grote verlossing. Ik ontving het volle getuigenis van de Geest, dat het bloed van Jezus mij gereinigd had van al mijn zonde. Ik gevoelde, dat ik niets was en dat Christus alles was in alles. Hem heb ik toen met blijdschap aangenomen in al zijn ambten: mijn Profeet, om mij te onderwijzen; mijn Priester, om voor mij verzoening te doen, mijn Koning, om over mij te regeren. O wat grenzenloze gelukzaligheid is er in Christus en dat alles voor zo’n arme zondaar als ik ben! Deze gelukkige verandering heeft in mij plaats gehad op de 13den Maart 1772.”
WILLIAM Carvosso.