Bewaar mij, o God, want ik vertrouw op U Psalm 16:1
Ik geloof dat wij in dit vers een gebed van de Heere Jezus Christus voor ons hebben. Sommige gedeelten uit deze psalm kunnen alleen maar op de Zaligmaker van toepassing zijn. En wij hebben het voorbeeld van Petrus en Paulus, die ervoor instaan dat Davidin deze psalm over Jezus Christus sprak. Er is geen duidelijke onderverdeling in deze psalm te vinden, dus als één gedeelte heel duidelijk naar Christus verwijst, kunnen wij daar terecht uit afleiden dat de hele psalm op Hem betrekking heeft en aan Hem toebehoort! Wij weten echter dat alles wat Christus toebehoort ook toebehoort aan Zijn volk, vanwege hun wezenlijke verbondenheid met Hem. Daarom behandelen we deze tekst allereerst als het gebed dat onze Zaligmaker Zelf gebeden heeft. Dan zullen we hem ten tweede ook beschouwen als het gebed van de volgelingen van het Lam.
1. We houden deze woorden dus allereerst voor het gebed dat onze Zaligmaker Zelf gebeden heeft. ‘Bewaar mij, o God, want ik vertrouw op U.’ Wij zullen de tekst direct in tweeën verdelen, in het gebed zelf: ‘Bewaar mij, o God’, en in het argument of het pleidooi: ‘Want ik vertrouw op U.’ Nu wij deze woorden van Christus’ gebed gaan overdenken, treft het u dan niet meteen als iets heel bijzonders dat Christus sowieso bidt? Het is absoluut zeker dat Hij ‘waarachtig God uit waarachtig God’ was, het ‘Woord’ dat in het begin bij God was en dat Zelf God was, de grote Schepper ‘zonder Wie geen ding is gemaakt dat gemaakt is.’ (Joh. 1:2) Wij moeten echter nooit vergeten dat Hij, zonder iets af te doen van Zijn heerlijkheid en Zijn waardigheid als God, evenzeer waarachtig Mens was, een lid van de grote familie van de mensheid. ‘Omdat dan de kinderen mensen van vlees en bloed zijn, heeft Hij eveneens daaraan deel gekregen.’ (Hebr. 2:14) Hoewel Hij zonder zonde bleet, was Hij ‘in alles verzocht op gelijke wijze als wij.’ (Hebr. 4:15)
Hij was dus Mens en Hij wilde Zichzelf niet alleen maken tot het verzoenend offer voor Zijn volk, maar ook tot het volmaakte voorbeeld dat zij zouden kunnen navolgen. Daarom was het nodig dat Hij zou bidden. Wat zou een christen zonder het gebed zijn en hoe zou een Christus Die nooit gebeden had het voorbeeld voor een christen kunnen zijn?
Ook al was het dan noodzakelijk, het was van de kant van onze Zaligmaker een wonderlijk neerbuigende minzaamheid. De Zoon van God, Die onder luid geroep en tranen Zijn Vader Zijn vragen bekendmaakt, dat is een van de grootste wonderen van alle tijden. Wat heeft Jezus Zich wonderbaarlijk verlaagd dat Hij, de zondeloze Zoon van God de drievuldig Heilige, de Gezalfde, de Christus, tot Wie voortdurend gebeden moet worden, Zelf gebeden heeft tot Zijn Vader!
Hierin ligt een grote neerbuigende minzaamheid besloten, maar ook een grote troost. Als ik in gebed neerkniel, is het voor mij een grote troost om te weten dat ik als ik buig de afdruk van de knieën van mijn Zaligmaker vind. Als mijn geroep naar de hemel opstijgt, gaat het langs de weg die Christus’ geroep eens aflegde. Hij ruimde alle belemmeringen weg, zodat mijn gebed nu het spoor van het Zijne volgen mag. Christen, wanneer u in donkere en stormachtige nachten moet bidden, wees dan getroost door de gedachte dat uw Meester hetzelfde deed.
Koude bergen en de nachtlucht
waren getuige van Zijn vurige gebed.
De woestijn kende Zijn verzoeking,
Zijn strijd en ook Zijn overwinning.
Als u moet bidden in zware geestelijke zielenstrijd en vreest dat God u verlaten heeft, herinner u dan hoe Christus in gebed ging toen Hij zelfs nog meer dan u in diepe zielsangst verkeerde. Hij riep immers in Gethsémané: ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’ (Matt. 27:46, Mark. 15:34)
Het feit dat onze Zaligmaker gebeden heeft, is niet alleen troostrijk en van een neerbuigende minzaamheid, maar toont ook de innige gemeenschap die er tussen Christus en al de leden van Zijn lichaam bestaat.
Niet alleen wij moeten bidden, maar Hij Die ons Hoofd is, boog Zich eveneens in verheven majesteit voor de genadetroon neer. In de verhalen van de evangelisten is het treffend hoe vaak er melding wordt gemaakt van de gebeden van Christus. Toen Hij bad bij Zijn doop ‘geschiedde het dat de hemel geopend werd, en dat de Heilige Geest op Hem neerdaalde in lichamelijke gedaante als een duif. En er kwam een stem uit de hemel die zei: U bent Mijn geliefde Zoon, in U heb Ik Mijn welbehagen!’ (Luk. 3:21,22)
Ergens anders lezen we: ‘En het gebeurde, toen Hij ergens aan het bidden was, dat een van Zijn discipelen tegen Hem zei, toen Hij ophield: Heere, leer ons bidden, zoals ook Johannes zijn discipelen geleerd heeft.’ (Luk 11:1) Op de berg der verheerlijking ‘gebeurde het terwijl Hij bad, dat de aanblik van Zijn gezicht veranderd werd en Zijn kleding blinkend wit werd.’ (Luk 9:28, 29) Jezus was nadrukkelijk ‘een Man van gebed.’ Als Hij een hele dag lang het volk had onderwezen en de zieken had genezen, zocht Hij niet naar een plek om uit te rusten, maar bracht Hij de hele nacht door in gebed tot God. Of op een ander moment stond Hij ver voor de dageraad op en vertrok naar een eenzame plek. Daar bad Hij voor de kracht die Hij die dag nodig zou hebben om Zijn taak te kunnen vervullen.
Het feit dat Christus gebeden heeft, hebben we nu overdacht. Nu wil ik uw aandacht vragen voor dit specifieke gebed uit onze tekst. Ik wil u vragen om allereerst te letten op de bijzondere manier waarop God aangesproken wordt. In onze vertaling is dat niet te zien, maar in het Hebreeuws staat er: ‘Bewaar mij, o El.’ Dit is een van de namen van God. De Zaligmaker gebruikte dezelfde naam toen Hij riep: ‘Eli, Eli, lama sabachthani?’ ‘Mijn God, Mijn God, waarom heeft U Mij verlaten?’ (Matt. 27:46)
Vele christenen lijken slechts één naam van God te kennen, maar de Hebreeuwse heiligen hadden voor de ene ware en levende God vele titels. Wereldse mensen spreken meestal in het algemeen over ‘de Almachtige’ , alsof de almacht, die in grote stormen op zee of in verschrikkelijke rampen op het land tentoongespreid wordt, het enige kenmerkende aan Hem is. Maar onze Zaligmaker kende God volkomen, en hier kiest Hij een Naam die in het bijzonder geschikt was voor de omstandigheden waarin Hij verkeerde toen Hij dit gebed bad. De Naam ‘El’ betekent namelijk volgens de meeste commentatoren ‘de Sterke’. Hier roept dus Iemand in zwakte naar de Sterke om kracht: ‘Bewaar Mij, U Die zo sterk en zo machtig bent dat U alle dingen in stand houdt door het Woord van Uw kracht!’
Anderen zeggen dat ‘El’ ‘Hij Die altijd tegenwoordig is’ betekent. Dit is een prachtige Naam voor God. Deze Naam is in het bijzonder geschikt voor een gelovige als hij in gevaar verkeert op land of op zee, in de leeuwenkuil of in de brandende oven: ‘U Die altijd tegenwoordig bent, bewaar mij!’ Jehova is inderdaad ‘in benauwdheid een hulp Die krachtdadig tegenwoordig is gebleken.’ (Psalm 46:2, Eng. vert.)
Ik zou wensen dat wij ons een diepere kennis van het karakter van God eigen zouden maken. Dan zouden wij, als wij Hem aanroepen, de hulp van juist die eigenschap van Hem kunnen zoeken waarvan wij zouden willen dat Hij haar ter wille van ons zou gebruiken.
Wat een gezegende titel is de titel Shaddai, die Bunyan in zijn Heilige Oorlog gebruikt. El-Shaddai, God de Algenoegzame, of zoals sommigen vertalen ‘de God Die groot van inborst is’, de God Die een overvloed van hart bezit, vol van genade en mededogen, en Die vanuit Zijn eigen volheid in de noden van Zijn kinderen voorziet! Neem dan die andere namen of titels voor God, Jehova-Nissi, Jehova-Shammah, Jehova-Sjaloom, Jehova-Tsidkenu, en welke u ook maar vinden kunt. Bedenk eens hoeveel beter wij zouden kunnen bidden als wij Hem met een of andere titel zouden aanroepen die verwijst naar de eigenschap van Hem die wij graag ter wille van ons zouden zien werken.
Vervolgens ziet u dat dit gebed voortkomt uit een duidelijk besef van zwakte. De Vrager voelt dat Hij Zichzelf niet kan bewaren. Wij geloven dat de menselijke natuur van Christus geheel vrij van elke neiging tot zondigen was en dat Hij nooit op enige manier gezondigd heeft. Toch lijkt de Zaligmaker hier niet op de natuurlijke reinheid van Zijn natuur te vertrouwen. Hij wendt Zich daarvan af, hoewel dat toch voor ons een goede reden tot vertrouwen zou zijn. Zo toonde Hij ons dat Hij niets te maken wilde hebben met eigengerechtigheid, net zoals Hij dat nu ook nog niet wil.
De volmaakte Zaligmaker bidt: ‘Bewaar Mij, o God.’ Laten wij daarom ook dit gebed voor onszelf bidden, geliefden. Jezus Christus, de Zoon van God, Die geen enkele neiging tot zondigen had, stelde Zichzelf onder de schaduw van de almachtige vleugels. Zal ik mijzelf dan, vertrouwend op mijn eigen onkreukbaarheid en op mijn eigen wilskracht, goddeloos en aanmatigend in gevaar durven begeven? God verhoede dat u of ik ooit zo zou handelen. Jezus was alleen maar zwak omdat Hij onze natuur had aangenomen. Maar in Zijn zwakte was er geen neiging tot de zonde. Onze zwakte is echter met een voortdurende vatbaarheid voor het kwaad verbonden. Als Jezus dus al bad: ‘Bewaar Mij, o God’, met wat voor een ernst moet elk van ons dan niet tot de Heere roepen: ‘Houd U mij staande, dan zal ik veilig zijn!’
Vervolgens signaleer ik dat Christus in dit gebed dat van Zijn lippen komt een beroep doet op een toegezegde zegening. ‘Wat!’ zegt iemand, ‘staat er dan ergens in Gods Woord een belofte dat Christus bewaard zal blijven?’ Jazeker! Kijk maar in de profetie van Jesaja, het negenen- veertigste hoofdstuk vanaf het zevende vers. Daar leest u: ‘Alzo zegt de HEERE, de Verlosser van Israël, Zijn Heilige, tot de verachte ziel, tot Dien aan Welken het volk een gruwel heeft, tot den Knecht dergenen die heersen: Koningen zullen het zien en opstaan, ook vorsten, en zij zullen zich voor U buigen; om des HEEREN wil, Die getrouw is, om den Heilige Israels, Die U verkoren heeft. Alzo zegt de HEERE: In dien tijd des welbehagens heb Ik U verhoord, en ten dage des heils heb Ik U geholpen; en Ik zal U bewaren, en Ik zal U geven tot een verbond des volks, om het aardrijk op te richten, om de verwoeste erfenissen te doen beërven.’ Toen de Zaligmaker dit gebed bad, kon Hij Zijn Vader aan deze belofte, door Jesaja gegeven, herinneren en tegen Hem zeggen: ‘U heeft gezegd: ‘Ik zal U bewaren.’ Doe zoals U gezegd heeft, Mijn Vader!’
Geliefde broeders en zusters in Christus, laten wij van het voorbeeld van de Zaligmaker leren dat wij als wij in gebed tot God gaan, op Zijn beloften moeten pleiten. Bidden zonder een belofte lijkt op het voeren van een oorlog zonder een wapen. God is zo genadig dat Hij wel aan onze smeekgebeden kan toegeven, zelfs als Hij geen bepaalde belofte heeft gegeven voor dat wat wij uit Zijn handen vragen. Maar als wij met een van Zijn eigen beloften naar Hem toegaan, dan is dat net als wanneer wij naar de bank gaan met een cheque in onze hand. Hij moet Zijn eigen belofte inwilligen. Over dit punt spreken wij eerbiedig, maar ook vol vertrouwen. Hij moet Zijn eigen woord, dat Hij gesproken heeft, vervullen om in overeenstemming met Zijn eigen wezen te zijn. Als u dus de troon der genade nadert, zoek dan naar de belofte die in uw geval van toepassing is en pleit daarop bij uw hemelse Vader. Verwacht dan maar dat Hij zal doen zoals Hij gesproken heeft.
Laten wij nu de overvloedige verhoring beschouwen die Christus op dit gebed ontvangen heeft. U weet wel hoe vaak Hij bewaard gebleven is. Toen Hij nog maar een kind was, werd Hij al bewaard voor de jaloezie en de kwaadaardigheid van Herodes. Steeds weer opnieuw werd Hij bevrijd van degenen die Hem naar het leven stonden. Hij is er ook vele keren voor bewaard gebleven om in de valstrikken van de Schriftgeleerden, de Farizeeën en anderen die Hem op Zijn woorden wilden vangen verstrikt te raken. Wat voor een wijs antwoord gaf Hij niet aan de rechtsgeleerde die Hem kwam verzoeken en aan hen die Hem met de vraag naar het betalen van belasting aan de keizer wilden vangen! Nooit werd Hij als een vogel in de strik van de vogelvanger gevangen. In elk noodgeval werd Hij bewaard. Hij leek op een dokter in een ziekenhuis vol lepralijders, toch werd Hij altijd voor besmetting bewaard.
Ten slotte, om dit gedeelte af te sluiten, merken we op dat dit gebed de hele gemeenschap van gelovigen in Christus ten zeerste aangaat. Want mij schijnt het toe dat onze Zaligmaker, toen Hij tot Zijn Vader ‘Bewaar Mij’ bad, aan heel Zijn mystieke lichaam dacht en dat Hij toen pleitte voor allen die levend met Hem verbonden zijn. U weet wel dat Hij in Zijn grote voorbede, die tegelijk een smeekgebed was, voor Zijn discipelen pleitte: ‘Heilige Vader, bewaar hen die U Mij gegeven hebt in Uw Naam, opdat zij één zijn zoals Wij.’ (Joh. 17:11) Dit is hetzelfde gebed als ‘Bewaar Mij’, wanneer wij het ‘Mij’ zo opvatten dat dit allen omvat die één met Christus zijn. Ook wij zijn in die smeekbede opgenomen, want Hij zei verder nog: ‘En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen die door hun woord in Mij zullen geloven, opdat zij allen één zijn, zoals U, Vader, in Mij, en Ik in U,dat ook zij in Ons één zijn; opdat de wereld gelooft dat U Mij gezonden hebt.’ (Joh. 17:20, 21)
Ja, lieve vriend, hoewel u uzelf als de minste onder Gods volk beschouwt en hoewel u voor uw eigen begrip slechts op Zijn voeten lijkt die in de oven van de verzoeking gloeien, toch hoort zelfs u bij degenen voor wie Christus de Vader smeekte om hen te bewaren. U mag rusten in de zekerheid dat Hij dat zonder twijfel doen zal. Christus zal nooit iemand van de leden van Zijn mystieke lichaam kunnen verliezen. Als Hij dat wel zou kunnen, zou Zijn lichaam onvolmaakt en onvolledig zijn, maar dat is onmogelijk. Paulus zegt ons dat Christus’ Kerk ‘Zijn lichaam is, de volheid van Hem Die alles in allen vervult.’ (Ef. 1:23, Eng. vert.) Als Hij zonder Zijn volheid zou zijn, zou Hij dus een onherstelbaar verlies hebben geleden. Dat kan nooit het geval zijn. Dit gebed zal dus voor het hele lichaam van gelovigen worden verhoord. Zij zullen ‘smetteloos gesteld worden voor Zijn heerlijkheid, in grote vreugde.’ (Jud. 1:24) Gezegend zij Zijn heilige Naam!
Laten wij ons nu wenden tot het pleidooi dat Christus voerde om Zijn gebed kracht bij te zetten. ‘Bewaar Mij, o God, want Ik vertrouw op U.’ Vertrouwde Christus op Zijn Vader? Die vraag moeten we zeker stellen en wij weten direct wat het antwoord moet zijn. Voor wat het geloof betreft is Hij, net als in alle andere dingen, een volmaakt voorbeeld voor Zijn volk. Wij kunnen ons een christen zonder geloof niet voorstellen. Geloof is het leven van een ware gelovige in Jezus. Zonder geloof is hij in feite geen gelovige. Dus is Christus ook hier zijn voorbeeld, net als in elk ander opzicht.
De woorden ‘Ik vertrouw op U’, kunnen vertaald worden als: ‘Bij U schuil Ik.’ Deze woorden bevatten een verwijzing van het ergens naartoe rennen om te schuilen. Het beste voorbeeld dat ik u kan geven, is in feite dat van kuikens die naar de hen rennen om onder haar vleugels te gaan schuilen. Precies zo verbergen wij ons onder de overschaduwende vleugels van de Eeuwige. Als Mens gebruikte Christus dit pleidooi bij God om aan te geven dat Hij voor alle kwaad wegschool onder de goddelijke vleugels van kracht, wijsheid, goedheid en waarheid. Dit is een goede uitleg van deze passage en er zijn vele momenten in de Schrift opgetekend waarin Christus dit daadwerkelijk deed. Denk bijvoorbeeld aan die opmerkelijke verklaring uit Psalm 22:10: ‘U bent het immers (…) Die mij vertrouwen gaf, toen ik aan mijn moeders borst lag.’ Daar staat kennelijk dat Jezus Christus al zeer vroeg in Zijn leven hoopte op de Allerhoogste, ver voor de leeftijd waarop iemand van ons tot het kennen van de Heere werd gebracht.
Ook vinden we in het vijftigste hoofdstuk van Jesaja deze woorden, die naar de Heere Jezus moeten verwijzen: ‘Ik geef Mijn rug dengenen, die Mij slaan, en Mijn wangen dengenen die Mij het haar uitplukken; Mijn aangezicht verberg Ik niet voor smaadheden en speeksel.’ (vs. 6) Dat vers wordt onmiddellijk gevolgd door deze woorden: ‘Want de Heere HEERE helpt Mij, daarom word Ik niet te schande; daarom heb Ik Mijn aangezicht gesteld als een keisteen, want Ik weet dat Ik niet zal beschaamd worden.’
Deze woorden waren wel heel geschikt om van Christus’ lippen te komen. Toch mag elk van Zijn volgelingen ook zeggen: ‘De Heere God zal mij helpen.’
Zelfs in Zijn laatste doodsangsten sprak Christus woorden uit die duidelijk bewijzen dat Hij op God vertrouwde. ‘Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest.’ (Luk. 23:46) Er steekt meer geloof in dit laatste opdragen van Zijn ziel aan Zijn Vader dan sommigen van u zouden denken. Om zo te kunnen spreken, juist in de omstandigheden waarin Christus Zich bevond, dat vergt veel geloof. Hij leed niet alleen onder de verschrikkelijke pijnen die met de kruisdood verbonden zijn. Hij moest een nog grotere smart dragen. Het aangezicht van de Vader werd van Hem afgewend. Dat was Zijn deel, omdat Hij de plaats van zondaren innam, en daarom moest Hij de scheiding van God, die zij verdienden, verdragen. Job zei: ‘Zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen?’ (Job 13:15)
Dit deed Jezus daadwerkelijk. Wat was dat een wonderlijk geloof! Hij vertrouwde op God, zelfs toen Hij zei: ‘Zwaard, waak op tegen Mijn Herder, en tegen de Man Die Mijn Metgezel is, spreekt de HEERE van de legermachten.’ (Zef. 13:7) Zelfs toen wendde Jezus Zich tot Zijn Vader en zei: ‘Vader, in Uw handen beveel ik Mijn geest. Ik vertrouw Mijzelf toe aan de hand die het zwaard van onfeilbaar recht hanteert, aan de hand die Mij vernietigd en in stukken gebroken heeft.’ Over geloof gesproken! Hebt u er ooit van gehoord dat iemand zo’n diep vertrouwen getoond heeft? Als een martelaar zijn leven moet afleggen, wordt zijn geloof door de troostende tegenwoordigheid van God gedragen. Hij gelooft in een God Die naar hem glimlacht, zelfs als hij midden in het vuur verkeert. Maar Christus vertrouwde aan het kruis op een God Die Hem verlaten had.
Geliefden, volg dit geloof na zo goed als dat voor u mogelijk is! Wat een heerlijke hoogte van geloofsvertrouwen bereikte Jezus! O, mochten wij de genade ontvangen om te volgen waar Hij de weg op zo’n gezegende manier gebaand heeft!
Ik wil dat u het argument van Christus’ pleidooi zorgvuldig in u opneemt. ‘Bewaar mij, o God, want ik vertrouw op U.’ Als God heeft Christus de kracht van dat pleidooi gevoeld, dus wist Hij dat de Vader dat ook zou voelen. Weet u nog dat Jezus tegen de Kananese vrouw zei: ‘O vrouw, groot is uw geloof; het zal gebeuren zoals u wilt.’ (Matt. 15:28) Haar geloof zegevierde over Hem en Hij voelde dat Zijn geloof over Zijn Vader zou zegevieren. Dus toen Hij zei: ‘Ik vertrouw op U’, wist Hij dat Hij het behoud waarvoor Hij pleitte, zou verkrijgen. Jezus vergat nooit de regel van het Koninkrijk: ‘Het zal u gaan naar uw geloof.’ (Matt. 9:29) Hij wist dat wij moeten vragen ‘in geloof (…) en daarbij niet twijfelen. Immers, wie twijfelt, lijkt op een golf van de zee, die door de wind voortgestuwd en op- en neergeworpen wordt. Want zo iemand moet niet denken dat hij iets ontvangen zal van de Heere.’ (Jak. 1:6,7)
Jezus kwam dus tot Zijn Vader met dit pleidooi: ‘Ik vertrouw werkelijk op U, Ik heb onvoorwaardelijk vertrouwen in U, daarom bid Ik U Mij te bewaren.’ Mijn geliefde broeder of zuster in Christus, kunt u hetzelfde zeggen? Kunt u opzien naar God en zeggen: ‘Ik vertrouw op U’? Als dat zo is, kunt u het gebruiken, net zoals Christus het in Zijn pleidooi bij Zijn Vader gebruikte.
Wellicht hebt u wel eens een wapen dat een groot strijder vastgehouden heeft, gezien. Als u dat wapen in uw handen had en oorlog ging voeren, dan zou u beseffen: ‘Nu moet ik geen lafaard zijn, want ik heb het zwaard van een dappere man vast. Ik moet me hiermee voordoen alsof ik net zo’n groot mens ben als hij.’ Wel, u hebt hetzelfde wapen als Christus gebruikte toen Hij Zijn overwinning behaalde, binnen handbereik. U kunt naar God gaan met hetzelfde argument dat Christus bij Zijn Vader gebruikte en Hij zal uw pleidooi horen zoals Hij dat van Christus hoorde: ‘Bewaar Mij, o God, want Ik vertrouw op U.’
2. Ik was van plan nu over mijn tekst te gaan preken als het gebed van de volgelingen van Christus. Maar in plaats van hierover te preken – wat ik had gedaan als de tijd het had toegelaten – zal ik u hier slechts enkele opmerkingen over meegeven. Dan kunt u de tweede preek voor uzelf houden door hem in de praktijk te brengen als u ieder uw weg naar huis gaat.
Allereerst, wat betekent dit gebed voor een gelovige? Het betekent dat u uzelf en allen die bij u horen onder goddelijke bescherming plaatst. Voordat u ’s avonds uw ogen sluit, bid dan dit gebed: ‘Bewaar mij, o God! Bewaar mijn lichaam, mijn familie voor hongersnood, voor elke soort pijn of letsel, bewaar mijn huis voor brand.’ Bid dit gebed in het bijzonder in de geestelijke zin. Bewaar mij voor de wereld, laat mij niet in haar roes weggevoerd worden, geef dat ik niet vatbaar ben voor haar gevlei of dat ik vrees voor haar fronsen. Bewaar mij voor de duivel, laat hem mij niet verzoeken boven wat ik kan dragen. Bewaar mij voor mijzelf, bewaar mij ervoor om jaloers, egoïstisch, hooghartig, trots of lui te worden. Bewaar mij voor al die kwade dingen waarin ik anderen zie vallen en bewaar mij voor dat kwaad waar ik uit mijzelf zo ontzettend snel in zou vallen. Behoed mij voor het kwaad dat ik ken en voor het kwaad dat ik niet ken. ‘Reinig mij van verborgen dwalingen. Weerhoud Uw knecht ook van hoogmoed; laat die over mij niet heersen.’ (Ps. 19:13, 14)
Dit gebed omvat oorspronkelijk meer dan wat er in onze versie kan worden weergegeven. Het kan ook worden vertaald met ‘Red mij.’ En dat is een gebed dat voor velen hier geschikt is. Degenen onder u die nog nooit gebeden hebben, kunnen met dit gebed beginnen; ‘Red mij, o Sterke! Er zal inderdaad een Sterke voor nodig zijn om mij te redden, want ik ben zo ver heen dat niets behalve almacht mij redden kan.’
Het kan ook worden vertaald als: ‘Behoud mij’, of ‘Houd de wacht over mij.’ Dit woord gebruiken we als we het over een lijfwacht van een koning hebben, of over schaapherders die hun kudden beschermen. Dit gebed kunt u blijven gebruiken vanaf de tijd dat u de Heere begint te kennen totdat u in de hemel komt. Dan hoeft u alleen Judas’ lofprijzing maar een klein beetje te veranderen en te zeggen: ‘Aan Hem nu Die ons voor struikelen bewaard heeft, en Die ons smetteloos gesteld heeft voor Zijn heerlijkheid, in grote vreugde, de alleen wijze God, onze Zaligmaker, zij heerlijkheid en majesteit, kracht en macht, nu en in alle eeuwigheid. Amen.’
Vervolgens, wanneer is dit gebed geschikt? Wel, op dit moment is het geschikt. U weet niet wat voor gevaren u zult tegenkomen voordat u naar bed gaat. Let in het bijzonder op wanneer u op paden komt die u als veilige paden beschouwt, want u zult wellicht het meest in gevaar verkeren als u denkt dat u in geen enkel gevaar bent. Het is vaak een groter gevaar om niet dan om wel verzocht te worden. Dit gebed is geschikt voor enkelen van u die in een nieuwe situatie zullen terechtkomen, waarin u nieuwe verantwoordelijkheden zult moeten dragen, nieuwe plichten en wellicht nieuwe beproevingen en moeilijkheden zult ontmoeten.
In de vroegere dagen van bijgeloof waren de mensen zo dom om allerlei soorten talismannen te dragen om hen tegen het kwaad te beschermen. Maar een gebed als dit is beter dan hun talismannen. Als uw weg door betoverde velden zou voeren of zelfs door de vallei van de schaduw van de dood, hoeft u niet te vrezen. U kunt stoutmoedig voortmarcheren met dit gebed op uw lippen: ‘Bewaar mij, o God, want ik vertrouw op U.’
In welke geest moet dit gebed opgezonden worden? Het moet in een geest van diepe nederigheid worden opgezonden. Bid niet ‘Bewaar mij, o God’ met de gedachte dat u een zeer waardevol persoon bent. Het is waar dat God u wanneer u in Jezus gelooft als een van Zijn juwelen beschouwt, maar u mag uzelf zo niet beschouwen. Beschouw uzelf als een stuk brandhout dat uit het vuur gerukt is, dan zult u bidden met de gepaste nederigheid. Bid als een arm zwak schepsel dat vernietigd zal worden als God u niet bewaart. Bid alsof u een schaap bent dat geschoren is en dat er behoefte aan heeft dat er geen harde wind staat. Bid zoals een man die aan het verdrinken is zou bidden: ‘Bewaar mij, o God.’ Bid zoals Petrus bad toen hij zonk: ‘Heere, red mij.’ Dan zult u net als hij bewaard worden.
Om welke reden hoort u dit gebed te bidden? Bid het in het bijzonder uit haat tegen de zonde. Steeds als u aan zonden denkt, kunt u niets beter doen dan bidden: ‘Bewaar mij, o God.’ Steeds als u hoort of leest over anderen die verkeerde dingen doen, begin dan niet uzelf te prijzen voor uw eigen uitmuntendheid, maar roep meteen: ‘Bewaar mij, o God, anders zou ik kunnen zondigen zoals die anderen gedaan hebben.’ Als u vanavond een christen bent, moet de lof daarvoor niet aan u gegeven worden, maar aan de Heere, Die u verschillend van de anderen heeft gemaakt. U bent slechts wat Zijn genade van u gemaakt heeft. Toon dus hoe hoog u die genade waardeert door er steeds meer van te vragen.
Dit moet volstaan voor wat het gebed van de tekst betreft, want ik moet u ter afsluiting herinneren aan het pleidooi, en vragen of iedereen hier in staat is dat te bidden: ‘Bewaar mij, o God, want ik vertrouw op U.’ Kunt u, mijn vriend, vanavond dit pleidooi bij God voeren? Misschien zegt u dat u dit jaren geleden wel kon. Waarom kunt u het nu dan niet? Nu hebt u geloof nodig, in de gevaren die u nu omringen, en zonder geloof kunt u niet op een goede wijze bidden: ‘Want wie tot God komt, moet geloven dat Hij is en dat Hij beloont wie Hem zoeken.’ (Hebr. 11:6) U weet wat het is om een vriend te vertrouwen en misschien ook om bedrogen uit te komen. Maar weet u ook wat het is om God te vertrouwen en niet bedrogen uit te komen? Vertrouwt u voor uw redding alleen op Christus? Zingt u:
U, Christus, bent alles wat ik nodig heb.
Meer dan alles vind ik in U.
Is dit uw voortdurende pleidooi, vertrouwt u altijd op God, zowel in de duisternis als in het licht?
Veel mensen denken dat zij sterk zijn, totdat zij hun kracht beginnen te gebruiken. Dan merken ze dat ze uiterst zwak zijn. Er zijn er velen die denken dat zij vol geloof zijn, totdat zij proberen het geloof te beoefenen. Dan beseffen ze hoe weinig geloof ze hebben. Zij zijn goede soldaten als er geen gevecht is en geweldige zeelieden zolang ze op het droge verkeren. Maar zulk geloof is van weinig nut als er grote rampen gebeuren. Het geloof dat wij bedoelden is dat vaste vertrouwen dat zingt:
Zijn liefde uit het verleden verbiedt mij te denken
Dat Hij mij uiteindelijk onder problemen zal laten bezwijken.
Elk zoete Eben-Haëzer dat ik in gedachte heb
Bevestigt Zijn welbehagen om mij er werkelijk door te helpen.
Als u zo’n soort geloof heeft, hoeft u niet bang te zijn om te bidden: ‘Bewaar mij, o God’, want Hij zal als een muur van vuur rondom u staan om u tegen al het kwaad te beschermen. En hoewel u nu te midden van lieden verkeert die u naar hun niveau zouden willen laten afzakken of die u van de wegen van de rechtvaardigheid af zouden willen brengen, toch zal de Heere, op Wie u uw vertrouwen gesteld hebt, u niet verlaten of begeven. Maar Hij zal u op de tijd die Hij Zelf goed acht naar die gezegende plaats brengen waarover Hij u in Zijn Woord verteld heeft en daar,
Ver van een wereld van verdriet en zonde,
voor eeuwig beschut bij God,
zult u voor altijd voor alle kwaad bewaard worden. Geloof zal zegenrijk verwisseld zijn voor aanschouwen. God geve dat ieder van ons dit gebed van onze tekst kan bidden en het pleidooi kan voeren: ‘Bewaar mij, o God, want ik vertrouw op U’, om Jezus’ wil!
Amen.