Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods. 1 Korinthe 1:24 Verder lezen: Handelingen 10:34-43
Christus is de kracht van God, want Hij is de Schepper van alle dingen en door Hem bestaan alle dingen. Maar toen Hij naar de aarde kwam, nam Hij de gedaante van een mens aan, woonde in de herberg en sliep in de voerbak. Toch bewees Hij voortdurend dat Hij de Zoon van God was. Niet zozeer toen Hij geboren werd en de Onsterfelijke de Sterfelijke was en de Oneindige een Baby, niet zozeer in Zijn jeugd – maar daarna, toen Hij Zijn openbare bediening begon, gaf Hij overvloedige bewijzen van Zijn kracht en goddelijkheid. De wind bedaarde doordat Hij Zijn vinger ophief. De golven kalmeerden door Zijn stem, zodat ze onder Zijn voetstap vast als marmer werden. De storm bedaarde onder Zijn voeten als voor een overwinnaar die hij kende en gehoorzaamde. Deze zaken, deze stormachtige elementen, de wind, de hevige storm en het water, gaven een afdoende bewijs van Zijn overvloedige macht. De lamme die sprong, de dove die hoorde, de stomme die zong, de dode die opstond – ook dit waren bewijzen dat Hij de ‘kracht van God’ was. Toen de stem van Jezus het dodenrijk deed opschrikken en de banden van de dood verscheurde, met Zijn ‘Lazarus kom uit!’ en toen het lichaam dat reeds aan het vergaan was in het graf weer tot leven kwam, was daar een bewijs van Zijn goddelijke kracht en godheid. Wel duizend andere bewijzen gaf Hij. We hoeven daar voor jou die een Bijbel in huis hebt en deze iedere dag kunt lezen, niet over uit te wijden. Uiteindelijk gaf Hij Zijn leven over en werd in Zijn graf gelegd. Hij sliep echter niet lang; want Hij gaf een ander bewijs van Zijn goddelijke kracht en godheid: na zijn doodsslaap werd Hij weer wakker en joeg de wachters angst aan met de luister van Zijn majesteit. De banden van de dood hielden Hem niet vast. Ze waren als groene takjes voor onze overwinnende Simson, die intussen de poorten van de hel had opgenomen en ze op Zijn schouders ver weg had gedragen.
Ter overdenking
Deze zelfde kracht van God is machtig om gelovigen door het evangelie te behouden (Rom. 1:16). Hij werkt in hen (Ef. 1:19) en kan hen in staat stellen de goede strijd van het geloof tegen alle boze machten te strijden (Ef. 6:10-13).