Newmarket Academy
11 Juni 1850
MIJN BESTE MOEDER, heel erg bedankt voor uw waardevolle brief. Uw brieven zijn zo weinig en liggen zo ver uit elkaar, en het is zo lastig voor u, dat wanneer ik er een van u ontvang het voor mij als een schat is. Ik heb twee keer de gelegenheid gehad om de zondagsschoolkinderen aan te spreken, en ik heb geprobeerd om dit te doen als een stervend wezen tot stervende wezens. Ik ben door een heilige band gebonden aan Newmarket. Er zijn 70 mensen die ik regelmatig op zaterdag bezoek. Ik ga niet direct weg als ik een folder geef. Maar ik ga zitten en probeer hun aandacht te vestigen op geestelijke zaken.
Ik heb goede reden om te geloven dat de Heere werkt, de mensen zijn zo vriendelijk en zo blij om me te zien. Ik kan het niet dragen om ze te verlaten. We zijn hier zo zwak dat de zwaksten niet kunnen worden gespaard. We hebben een mooie opkomst bij de gebedsbijeenkomsten. Maar er zijn weinig mannen die bidden, zodat ik voortdurend opgeroepen word …. Een van onze diakens, meneer .____, nodigt me steeds uit om naar zijn huis te komen, maar hij is eerder een Arminiaan. Maar dat is de meerderheid van de Newmarket Christenen. Grootvader heeft mij geschreven. Hij verwijt me niet dat ik een baptist ben, maar hij hoopt dat ik er niet een van de zware en strenge gemeenschap zal worden. Daar zijn we het dan samen over eens.
Maar ik denk zeker dat we dergelijke dingen in anderen moeten vergeten als we naar de tafel van de Heere komen. Ik kan, en ik hoop, dat ik altijd liefdevol zal blijven aan niet-gedoopte christenen, hoewel ik meen dat ze zich vergissen. Het is niet een hele grote zaak, mensen zullen blijven verschillen. We moeten onze eigen gewetens volgen, en laten anderen hetzelfde doen. Ik denk dat de tijd beter zou worden besteed aan het praten over de noodzakelijke godzaligheid dan aan het betwisten over vormen. Ik vertrouw er op dat de Heere mij dagelijks afkeert van al mijn eigen afhankelijkheid en mij leert om mezelf minder te zien dan niets. Ik weet dat ik helemaal dood ben zonder Hem, het is Zijn werk. Ik ben ervan overtuigd dat Hij ervoor zal zorgen, dat ik het gezicht van mijn Geliefde in Zijn eigen huis in alle glorie zal mogen zien.
Ik heb veel vijanden, en zij haten me met wrede haat, maar waarom zou ik bang moeten zijn met Jezus aan mijn zijde? Ik zal in Zijn almachtige kracht doormarcheren naar de zekere overwinning. Ik ben zo blij dat Sara’s naam ook wordt genoemd, dat er twee van ons in een huishouden tegelijkertijd zo openlijk de naam van de Verlosser mogen belijden. Wij zijn broer en zus in de Heere.
Moge onze Vader elk van ons toch vaak de verfrissende bezoeken van Zijn genade geven! Ik voel me alsof ik met Paulus zou kunnen zeggen: ‘Want ik zou zelf wel wensen verbannen te zijn van Christus, voor mijn broederen, die mijn maagschap zijn naar het vlees?’ Wat een vreugde als God zou bewijzen, dat allen die in het genadeverbond opgenomen zijn, verlost zijn, dan verlang ik ernaar om uw gezicht te zien en mijn hart te laten kloppen met de uwe, terwijl we praten over de glorieuze dingen die betrekking hebben op het eeuwige leven.
Mijn liefde gaat uit naar u en Vader, mag de Engel van het verbond bij u wonen en u verrukken door Zijn blijk van genade voor Eliza, Archer (geef de hartelijke groeten aan hem terug), Emily, Lottie en Louisa, mogen zij leden worden van de Kerk in ons huisje. Ik ben erg blij dat u het goed maakt. Met mij gaat het ook goed, maar ik ben wel hard aan het werk voor het examen, laat me dus blijven,
uw toegenegen zoon, CHARLES
Op de jonge heer H. zal acht gegeven worden “tot alle goed werk toebereid”. Ik heb geen tijd, maar het zal geschieden.