En niet alleenlijk dit, maar wij roemen ook in de verdrukkingen, wetende dat de verdrukking lijdzaamheid werkt. Romeinen 5:3
In de Griekse geschiedschrijving komt een verhaal voor over een soldaat die onder Antigonus diende. Deze soldaat leed aan een uiterst pijnlijke ziekte die hem spoedig naar het graf zou slepen. Het was opvallend dat de soldaat in het heetst van de strijd altijd de dapperste was. Zijn pijn dwong hem tot de strijd, want als hij streed, voelde hij de pijn niet. Hij was niet bang voor de dood, omdat hij toch niet meer hoopte op een lang leven. Antigonus, die de moed van deze soldaat erg op prijs stelde, hoorde van zijn ziekte en liet hem door één van zijn beste artsen behandelen. De soldaat herstelde, maar helaas! Vanaf dat moment was zijn onverschrokkenheid verdwenen. Hij zocht nu zijn gemak. Hij zei tegen zijn kameraden dat hij nu weer iets had om voor te leven: zijn gezondheid, zijn familie en andere dingen. Hij wilde voortaan zijn leven niet meer roekeloos wagen. Zo worden wij ook, wanneer wij veel beproevingen hebben, aangevuurd om onze God te dienen; wij voelen dat deze wereld niets te bieden heeft dat waard is om voor te leven en met het oog op de toekomende wereld worden we aangedreven tot ijver, zelfverloochening en moed. Maar gaat het in betere tijden niet net andersom? Dan maken de genietingen van deze wereld het ons moeilijk om aan de toekomende wereld te denken en we zinken neer in zorgeloze rust.