Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Avond”
Ik bekleedde u ook met gestikt werk, en Ik schoeide u met dassenvellen, en omgordde u met fijn linnen, en bedekte u met zijde. Ezechiël 16:10
Zie eens met wat een onvergelijkbare mildheid de Heere zorgt voor de kleding van Zijn volk. Zij zijn zo gekleed, dat de goddelijke hand een onovertroffen boorduursel heeft samengesteld, waarin iedere eigenschap haar aandeel neemt en elke goddelijke schoonheid aan het licht wordt gebracht. Er is geen kunst die gelijk staat aan de kunst die in het werk van onze zaligheid wordt geopenbaard; geen meesterschap is gelijk aan de rechtvaardiging van de heiligen. De rechtvaardigmaking heeft geleerde pennen in alle eeuwen van de kerkgeschiedenis in beweging gebracht, en zal het thema van aanbidding blijven tot in de eeuwigheid. God heeft die inderdaad op wonderbaarlijke wijze tot stand gebracht. In dit hele werk gaat het nuttige met het duurzame gepaard: geschoeid met dassenvellen. Het is onbekend welk dier hier bedoeld wordt, maar de vellen van dat dier bedekten de tabernakel; daaruit werd het fijnste en sterkste leer bereid. De rechtvaardigheid, die uit God is door het geloof, duurt tot in de eeuwigheid, en hij, die bekleed is met deze goddelijke toebereiding, zal veilig zijn in de woestijn, zelfs als hij zijn voet op de leeuw en op de adder zet. De reinheid en waardigheid van ons gewaad worden uitgedrukt door het fijne linnen. Wanneer de Heere Zijn volk heiligt, worden zij als priesters bekleed met zuiver lijnwaad; zelfs de sneeuw overtreft hen niet in reinheid; in de ogen van de mensen en van de engelen zijn zij schoon om aan te zien, en zelfs in de ogen van de Heere zijn zij onbevlekt. Intussen is het koninklijk gewaad fijn en kostbaar als zijde. Geen kosten worden eraan gespaard, geen schoonheid eraan onthouden, geen sierlijkheid eraan ontzegd. Kunnen wij hieruit niet iets afleiden? Voorzeker, wij moeten ons dankbaar voelen en onze vreugde verkondigen. Kom dan, mijn hart, houd deze avond uw lofzang! Verhef uw luit! stem uw snaren!
De driemaal heil’ge God
Wou u met luister kronen;
Dies loof Hem, o mijn ziel,
Met luide jubeltonen.