Het grote doel van het christelijk predikambt is de eer van God. Of er zielen worden bekeerd of niet, als Jezus Christus getrouw wordt gepredikt, dan heeft de prediker niet tevergeefs gearbeid, omdat hij een welriekende reuk is voor God zowel in hen, die verloren gaan, als in hen, die worden gered. Maar toch is het in de regel zó, dat God ons heeft uitgezonden om te prediken met de bedoeling, dat de mensenkinderen met Hem mogen worden verzoend door het Evangelie van Jezus Christus.
Soms kan een prediker van de gerechtigheid, gelijk Noach, gestadig arbeiden en niemand buiten zijn eigen familiekring in de ark der behoudenis brengen; en een ander kan, evenals Jeremia, vruchteloos wenen over een onboetvaardig volk; maar meestal is het werk van de prediking erop gericht om de hoorders te redden. Het is wel onze taak ook te zaaien op steenachtige grond, waar geen vrucht onze moeite beloont, maar toch behoren wij uit te zien naar een oogst en ons te bedroeven als die niet te rechter tijd wordt gezien.
De eer van God is dus ons voornaamste doel en wij trachten dat te bereiken door de heiligen op te bouwen en de zondaren te redden. Het is een prachtig werk het volk van God te onderrichten en het op te bouwen in het allerheiligst geloof. Wij mogen deze plicht in geen geval verwaarlozen. Daarom moeten wij een duidelijke uiteenzetting geven van de leer van het Evangelie, van levenservaring en christenplicht, en er nimmer voor terugdeinzen de volle raad van God te verkondigen.
Maar al te veel worden uitnemende waarheden achter gehouden onder het voorwendsel, dat zij niet praktisch zijn, terwijl alleen al het feit, dat zij zijn geopenbaard, aantoont, dat de Heere hen van waarde acht en wee ons, als wij wijzer menen te zijn dan Hij. Van elke onderwijzing van de Schrift kunnen wij zeggen:
”Wie ze onder woorden brengt is wijs”.
Als ook maar één noot uit de goddelijke harmonie van de waarheid wordt weggelaten, kan dat de muziek grondig bederven. Uw gemeente kan aan ernstige, geestelijke ziekten gaan lijden door gebrek aan bepaalde geestelijke voedingsmiddelen, die haar slechts kunnen worden verschalt door de leringen, die u achterhoudt. Ons voedsel bevat ingrediënten, die eerst niet nodig schijnen te zijn voor het leven, maar de ervaring leert, dat zij voor gezondheid en kracht onontbeerlijk zijn. Fosfor vormt geen vlees, maar voor been is het nodig. Van vele aardsoorten en zouten kan hetzelfde worden gezegd: in de juiste verhouding zijn zij nodig voor het menselijk lichaam.
Zo zijn ook bepaalde waarheden, die voor geestelijke voeding weinig geschikt lijken, toch zeer nuttig om de gelovigen ruggengraat en spieren te verschaffen en om de verschillende organen van de christenmens te herstellen. Wij moeten „de volle waarheid” prediken, opdat de mens Gods tot alle goed werk volkomen wordt toegerust. Wij moeten ons grote doel, de verheerlijking van God, echter voomameiijk trachten te bereiken door zielen te winnen.
Wij moeten ervoor zorgen, dat zielen voor God geboren worden. Als ons dat niet gelukt, moeten wij met Rachel uitroepen: „Geef mij kinderen, of ik sterf.” Als wij geen zielen winnen, moeten wij klagen als de landman, die geen oogst ziet; als de visser, die met een leeg net naar zijn hut terugkeert; of als een jager, die tevergeefs heeft rondgezworven over heuvels en door dalen. Dan moeten wij spreken als Jesaja, die met veel züchten en steunen zei: „Wie heeft onze prediking geloofd en aan wie is de arm des Heeren geopenbaard?” De gezanten van de vrede moeten onophoudelijk en bitter wenen, totdat zondaars wenen om hun zonden.
Als wij sterk verlangen onze hoorders te zien geloven in de Heere Jezus, hoe behoren wij dan te handelen om door God tot het bereiken van zo’n resultaat te kunnen worden gebruikt? Dat is het onderwerp van deze lezing.
Omdat de bekering een werk van God is, moeten wij ernaar streven, dat wij ons volkomen op de Geest van God verlaten en van Hem de macht over de harten van de mensen verwachten. Deze opmerking is echter al zo dikwijls herhaald, en daarom vrees ik, dat wij het gewicht ervan weinig gevoelen. Want als wij onze behoefte aan de Geest van God werkelijk meer beseften, zouden wij dan niet studeren in vertrouwen op Zijn onderrichting? Zouden wij niet dringender bidden om met Zijn heilige olie te worden gezalfd?
Zouden wij voor Zijn werking niet meer ruimte laten in onze prediking? Is onze inspanning dikwijls niet vruchteloos, omdat wij, niet in theorie, maar wel in de praktijk, geen rekening houden met de Heilige Geest? Zijn plaats als God is op de troon en in al onze ondernemingen moet Hij de eerste, het midden en het einde zijn: wij zijn werktuigen in Zijn hand, niets meer.
Als wij dit volkomen toegeven, wat moeten wij anders nog doen om bekeringen te kunnen verwachten? Wij moeten er beslist voor zorgen, dat wij bovenal die waarheden prediken, die ons naar dat doel kunnen leiden. Welke zijn die waarheden? Ik antwoord: Wij moeten allereerst en vooral Christus prediken en Die gekruisigd. Wanneer Jezus wordt verhoogd, worden zielen aangetrokken: „Als Ik word verhoogd, zal Ik allen tot Mij trekken.”
De prediking van het kruis is voor hen, die worden gered, de wijsheid van God en de kracht van God. De christenprediker behoort alle waarheden te verkondigen, die met de Persoon en het werk van de Heere Jezus samenhangen en daarom moet hij zeer ijverig en scherp het kwaad van de zonde, dat een Zaligmaker noodzakelijk maakte, in het licht stellen. Laat hij aantonen, dat zonde overtreding is van de Wet, dat zij straf noodzakelijk maakt en dat de toom van God daartegen is geopenbaard.
Hij moet nooit over de zonde spreken, alsof ze een kleinigheid was, of een ongelukje, maar laat hij haar als uitermate siecht voorstellen. Laat hij in bijzonderheden afdalen, door niet slechts oppervlakkig op de zonde in het algemeen te zinspelen, maar door ook verschillende zonden met name te noemen, vooral de zonden, die in deze tijd het meest voorkomen, zoals bijvoorbeeld dat alles verslindend monster van de dronkenschap, dat ons land verwoest; het liegen, dat in de vorm van laster overal veelvuldig voorkomt; de onzedelijkheid, die wel met heilige kiesheid moet worden genoemd, maar toch onverbiddelijk behoort te worden afgekeurd.
In het bijzonder moeten wij de zonden bestraffen, waaraan onze hoorders zich schuldig maken of waarschijnlijk zullen schuldig maken. Verklaar de tien geboden en wees gehoorzaam aan het goddelijk bevel: „Wijs Mijn volk op zijn overtredingen en het huis van Jakob op zijn zonden.” Leg de geestelijke zin van de Wet bloot, evenals onze Heere dat deed en toon aan hoe zij door zondige gedachten, bedoelingen en denkbeelden wordt overtreden. Door middel hiervan zullen vele zondaars in hun hart worden getroffen.
De oude Robbie Flockhart placht te zeggen: „Wij zullen tevergeefs proberen te naaien met de zijden draad van het Evangelie, als wij daarvoor niet de weg banen met de scherpe naald van de Wet.” De Wet gaat voorop als een naald en trekt dan de draad van het Evangelie achter zich aan. Preek daarom over zonde, gerechtigheid en het toekomstig oordeel. Woorden als die van de een en vijftigste Psalm moeten dikwijls worden verklaard: wijs erop, dat God naar waarheid vraagt in het binnenste en dat reiniging met offerbloed beslist noodzakelijk is. Rieht u tot het hart. Onderzoek de wonde en betast de gevoelige plaatsen van de ziel.
De scherpe onderwerpen mogen niet achterwege worden gelaten, want de mensen moeten worden gewond, voordat zij kunnen worden genezen, en gedood, voordat zij kunnen worden levend gemaakt. Niemand zal ooit het kleed van de gerechtigheid van Christus aandoen, voordat hij van zijn vijgenbladeren is ontdaan en hij zal zich niet wassen in de bron van de genade, voordat hij zijn onreinheid inziet. Daarom moeten wij, broeders, niet ophouden met het prediken van de Wet, van haar eisen, van haar bedreigingen en van de veelvuldige overtredingen ervan door de zondaar.
Predik zonder omwegen de verdorvenheid van de menselijke natuur. Maak het de mensen duidelijk, dat de zonde niet iets bijkomstigs is, maar een wezenlijk uitvloeisel van hun bedorven hart. Predik de leer van de natuurlijke verdorvenheid van de mensen. Dit is een waarheid die niet in de mode is, want tegenwoordig worden er dominees gevonden, die het liefst over „de waardigheid van de menselijke natuur” spreken.
Over de „vervallen staat van de mens” – zo luidt de uitdrukking – wordt soms nog wel oppervlakkig gesproken, maar men vermijdt zorgvuldig op het bederf van onze natuur en daarmee verwante onderwerpen te wijzen.Tot de Ethiopiërs wordt gezegd, dat zij hun huid blank kunnen maken en men hoopt, dat de luipaarden hun vlekken zullen verwijderen. Broeders, vervalt niet in deze waan, want als u dat doet, kunt u op weinig bekeringen hopen. Het profeteren van zachte dingen en het verzwakken van het kwaad van onze verloren Staat, zijn niet de manier om mensen tot Jezus te brengen.
Broeders, de noodzakelijkheid van de goddelijke werkingen van de Heilige Geest volgt als vanzelf op wat hiervoor is gezegd, want onze grote nood vereist een goddelijk ingrijpen. Men moet de mensen zeggen, dat zij geestelijk dood zijn en dat alleen de Heilige Geest hen kan levend maken; dat de Geest werkt naar Zijn welbehagen en dat niemand recht op Zijn bijstand kan doen gelden of Zijn hulp kan verdienen. Men houdt dit voor een zeer ontmoedigende prediking en dat is het ook, maar die ontmoediging hebben de mensen nodig, wanneer zij de zaligheid zoeken op een verkeerde manier.
Wanneer wij hun de inbeelding van eigen bekwaamheden ontnemen, kan dat er in belangrijke mate toe bijdragen om hen ertoe te brengen van zichzelf af te zien en hen te doen omzien naar een Andere, namelijk de Heere Jezus. De leer van de uitverkiezing en andere gewichtige waarheden, die leren, dat de zaligheid louter genade is en geen recht van het schepsel, maar de gave van de soevereine Heere, zijn alle geschikt om de mens te bewaren voor hoogmoed en hem zo voor te bereiden op het ontvangen van de genade van God. Wij moeten onze hoorders ook de gerechtigheid van God voorhouden en de zekerheid, dat elke overtreding zal worden gestraft. Dikwijls moeten wij
”hun voorhouden in vreselijk gewaad ’t
ontzaglijke van die geduchte dag, wanneer
de Christus op de wolken komt.”
Laat de prediking van de tweede komst hun in de oren klinken, niet als een merkwaardige profetie,maar als een ernstige werkelijkheid. Het is een dwaasheid, onze Heere voor te stellen in al de rinkelende praal van een aards koninkrijk, gelijk de broeders, die geloven in een herleefd jodendom. Nodig is, de Heere te prediken, zoals Hij komt om de wereld te oordelen in gerechtigheid, de volken voor Zijn gericht te dagen en hen te scheiden, zoals een herder de schapen van de bokken scheidt. Paulus predikte gerechtigheid, matigheid en het toekomstig oordeel, zodat Felix sidderde: deze onderwerpen zijn thans nog even krachtig.
Wij beroven het Evangelie van zijn kracht, als wij zijn strafbedreigingen achterwege laten. Het is te vrezen, dat de moderne opvattingen van vernietiging of het herstel van alle dingen, die de Kerk in de laatste tijd zoveel kwaad hebben gedaan, er de oorzaak van zijn, dat vele predikers traag zijn om te spreken over het laatste oordeel en de gevolgen daarvan en dat daardoor de schrik des Heeren weinig invloed heeft gehad op predikers en hoorders beide. Als dit zo is, dan kan dit niet genoeg worden betreurd, omdat op deze wijze een belangrijk hulpmiddel tot bekering onbenut is gebleven.
Geliefde broeders, wij moeten bovenal de zielen-reddende leer van de verzoening duidelijk verkondigen. Wij moeten een plaatsbekledend offer prediken, waarop wij werkelijk kunnen vertrouwen en de vergeving verkondigen, als de vrucht daarvan. Vage beschouwingen over het zoenbloed zijn in de hoogste mate schadelijk. Zielen worden onnodig in slavernij gehouden en gelovigen worden beroofd van het rustig geloofsvertrouwen, omdat men hun niet duidelijk zegt, dat „God Hem, Die geen zonde gekend heeft, voor ons tot zonde heeft gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem.”
Wij moeten duidelijk en onmiskenbaar de plaatsbekleding prediken, want als er één waarheid in de Schrift wordt geleerd, is het deze: „De straf, die ons de vrede aanbrengt, was op Hem en door Zijn Striemen is ons genezing geworden. Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen en onze smarten heeft Hij gedragen.” Deze waarheid geeft rust aan het geweten, omdat zij aantoont, hoe God rechtvaardig kan zijn en rechtvaardigt wie gelooft. Dit is het grote net van de vissers met het Evangelie: door andere waarheden worden de vissen in de goede richting getrokken of gedreven, maar deze waarheid is het net zélf.
Zullen de mensen worden gered, dan moeten wij in de duidelijkste bewoordingen de rechtvaardiging door het geloof prediken, daar dit de manier is om de ziel de verzoening daadwerkelijk te doen ervaren. Als wij worden gered door het plaatsvervangend werk van Christus, dan is er van onze kant geen Verdienste nodig en het enige wat de mensen hebben te doen, is door een eenvoudig geloof te aanvaarden wat Christus aireeds hééft gedaan. Het is heerlijk, stil te staan bij deze kostelijke waarheid, dat „deze Man, na één offer te hebben gebracht voor de zonden, voor altijd is gezeten aan de rechterhand van God.” O, wat een kostelijke aanblik: Christus, zittend op de ereplaats, omdat Zijn werk is volbracht.Terecht kan de ziel rust vinden in een werk, dat klaarblijkelijk volkomen is.
De rechtvaardiging door het geloof moet nooit worden verdonkeremaand en toch stellen niet allen haar duidelijk in het licht. Ik heb eens een preek gehoord over: „Wie met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien.” De verklaring luidde: „Wees goed, héél goed, en zult u als gevolg daarvan moeten lijden, God zal u tenslotte belonen.” De prediker geloofde beslist wel in de rechtvaardiging door het geloof, maar hij verkondigde duidelijk het tegenovergestelde. Velen doen dit, als zij zich tot kinderen richten en het treft mij, dat zij gewoonlijk spreken over de liefde tot Jezus en niet van het geloof in Hem. Dit moet een nadelige invloed hebben op de jonge harten en hen afleiden van de ware weg tot de vrede.
Predik ijverig de liefde van God in Christus Jezus en roem de overvloedige genade van de Heere, maar predik altijd in verband met Zijn gerechtigheid. Prijs die éne eigenschap van de liefde niet op de eenzijdige manier, die te algemeen wordt toegepast, maar vat haar op in de hoge theologische zin, waarin zij, als in een gouden cirkel, alle goddelijke eigenschappen omvat, want God zou geen liefde zijn, als Hij niet rechtvaardig was en al het onheilige haatte.
Verhef nooit één eigenschap ten koste van een andere. Laat de oneindige barmhartigheid zien in haar samenhang met de strenge rechtvaardigheid en de onbegrensde soevereiniteit. Het Wezen Gods, zoals het waarlijk is, zal de zondaar ontzag inboezemen, indruk op hem maken en hem verootmoedigen: wacht u ervoor, van uw Heere een verkeerde voorstelling te geven.
Al deze waarheden en nog andere, die met elkaar de leer van het Evangelie vormen, bedoelen de mensen tot het geloof te brengen; maak ze daarom tot de hoofdzaak van uw onderwijzing.
In de tweede plaats: als wij van harte zondaars begeren te redden, moeten wij niet slechts de waarheden prediken, die daartoe kunnen leiden, maar wij moeten ook die waarheden behandelen op een manier, die daaraan bevorderlijk is. Vraagt u welke manier dat is? In de eerste plaats moet u zich voor een groot deel bezig houden met onderwijzing.
Zondaren worden niet gered in de duisternis, maar uit de duisternis. „Het is niet goed, dat de ziel zonder kennis is.” De mensen moeten onderwezen worden aangaande zichzelf, hun zonden, hun val; aangaande hun Zaligmaker, verlossing, wedergeboorte, enz. Vele ontwaakte zielen zouden graag de weg van God tot hun behoud aanvaarden, als zij die maar kenden. Zij zijn verwant aan hen, van wie de apostel zei: „En nu, broeders, ik weet, dat gij het in uw onwetendheid hebt gedaan.”
Als u hen onderwijst, zal God hen redden: Staat er niet geschreven: „De opening van Uw woorden geeft licht”? Als de Heilige Geest uw onderwijs zegent, zullen zij inzien, hoe siecht zij zijn geweest en zij zullen tot berouw en geloof worden gebracht. Ik heb geen vertrouwen in een prediking, die hoofdzakelijk bestaat in het roepen van „Geloof! Geloof! Geloof!”
U bent verplicht, de arme mensen te zeggen, wat zij moeten geloven. Onderwijzing is nodig, anders is de aansporing tot geloven belachelijk en zal zij in de praktijk op niets uitlopen. Ik vrees, dat sommige van onze rechtzinnige broeders een vooroordeel hebben tegen de welgemeende nodigingen van het Evangelie door de rauwe, onverteerbare toespraken van opwekkingspredikers, die niet diep doordenken.
De beste manier om zondaren tot Christus te prediken, is: Christus aan de zondaren te prediken. Vermaningen, nodigingen en smeekbeden, die niet gepaard gaan met een grondig onderricht, zijn gelijk een schot met los kruit. U kunt roepen, wenen en aandringen, maar u kunt de mensen er niet toe brengen om te geloven wat zij niet hebben gehoord, noch om een waarheid aan te nemen, die hun nimmer is voorgehouden. „Omdat de Prediker wijs was, onderwees hij het volk in kennis.”
Het is wijs om bij het ondemcht een beroep te doen op het verstand. De ware religie is even goed een zaak van het verstand als van het hart. Ik ben geen bewonderaar van de eigenaardige opvattingen van Finney, maar hij is ongetwijfeld velen van nut geweest. Zijn kracht lag in het gebruiken van overtuigende argumenten. Velen, die kennis droegen van zijn vermaardheid, waren teleurgesteld, wanneer zij hem voor het eerst hoorden, want hij was zo rustig en droog als een boek van Euklides.
Maar hij was nu juist geschikt voor bepaalde geesten en die werden door zijn krachtige redenering bestreden en overtuigd. Moeten wij met personen, die sterk zijn in hun bewijsvoering, geen rekening houden? Wij behoren alles voor allen te zijn en voor deze mensen moeten wij met argumenten komen en hen in de hoek drukken met duidelijke gevolgtrekkingen en noodzakelijke conclusies. Van vleselijke redenering willen wij niets weten, maar van eerlijke, oprechte overweging, beschouwing, beoordeling en redenering des te meer.
De groep, die een logische bewijsvoering verlangt, is klein vergeleken met het aantal van hen, die men moet winnen door middel van gevoelsargumenten. Dezen verlangen niet zozeer een verstandelijke redenering als wel een bewijs voor het hart – een in vuur en vlam gezette logica. Met hen moet u redeneren als een moeder, die haar zoon smeekt, haar geen verdriet te doen; of als een teerhartige zuster, die er bij haar broer op aandringt weer naar het ouderlijke huis terug te keren en een poging tot verzoening te doen: de argumentatie moet tot overtuiging worden door de levende warmte van de liefde.
Een koude bewijsvoering heeft haar betekenis, maar gloeiend heet gemaakt door de liefde is de kracht van een liefdevol bewijs onvoorstelbaar. De macht, die één geest over andere kan verkrijgen, is geweidig, maar zij komt het best tot ontplooiing, wanneer een hoogstaande geest geen macht meer heeft over zichzelf. Wanneer een hartstochtelijke ijver iemand meesleept, worden zijn woorden een niet te keren stroom, die alles voor zich uit drijft. Iemand, die bekend staat als godvrezend en vroom en van wie men gevoelt, dat hij ruimhartig en zelfopofferend van aard is, heeft alleen al als persoon veel macht en zijn raad en aanbeveling zijn reeds vanwege zijn karakter van gewicht, maar wanneer hij gaat smeken en overreden, zelfs met tranen, is zijn invloed wonderbaar en God de Heilige Geest neemt die in Zijn dienst.
Broeders, wij moeten smeken. Bidden en smeken moeten samengaan met onze onderwijzingen. Elke smeekbede, die het geweten kan treffen en de mensen ertoe kan bewegen tot Jezus hun toevlucht te nemen, moeten wij voortdurend aanwenden om in elk geval sommigen te behouden. Ik heb wel eens dominees horen veroordelen, omdat zij, wanneer zij staan te smeken, over zichzelf spreken, maar wij behoeven aan zo’n oordeel niet al te veel aandacht te schenken, zolang wij een precedent hebben als het voorbeeld van Paulus.
Het is volkomen geoorloofd om tegenover een gemeente, die u liefheeft, te spreken van uw verdriet, omdat velen van hen nog niet behouden zijn, en van uw brandend verlangen naar en uw onophoudelijk gebed om hun bekering. U doet er goed aan, melding te maken van wat u zelf van de goedheid van God in Christus Jezus hebt ervaren en er bij de mensen op aan te dringen om öök tot Hem te komen en datzelfde te ondervinden.Wij moeten voor onze gemeente geen abstracte begrippen of louter ambtenaars zijn, maar wij moeten als echte mensen van vlees en bloed haar smeken, als wij graag zien, dat de mensen zich bekeren. Wanneer u op uzelf kunt wijzen als op een levend voorbeeld van wat genade vermag, dan is dat een te krachtig pleidooi om het achterwege te laten uit vrees, dat u zult worden beschuldigd van zelfingenomenheid.
Wij moeten ook wel eens een andere toon aanslaan. Dan moeten wij in plaats van te onderwijzen, te redeneren en te overreden, overgaan tot dreigen en de toom van God over de onboetvaardigen verkondigen.Wij moeten het gordijn optillen en hun de toekomst laten zien.Wijs hen op het gevaar, waarin zij verkeren, en spoor hen ertoe aan om de toekomende toom te ontvlieden. Als wij dit hebben gedaan, moeten wij opnieuw gaan nodigen en de ontwaakte ziel de rijke schatten van een oneindige genade voor ogen stellen, die aan mensenkinderen wordt aangeboden. In de naam van onze Meester moeten wij nodigen en roepen: „Wie wil, die kome en neme van het water des levens om niet.”
Laat u hiervan niet terughouden, mijn broeders, door de ultra-calvinistische theologen, die zeggen: „U mag de goddelozen onderwijzen en waarschuwen, maar u moet hen niet nodigen of smeken.” Waarom niet? „Omdat zij dode zondaars zijn, zodat het dwaas is, hen te nodigen, daar zij immers niet kunnen komen “Waartoe moeten wij hen dan waarschuwen en onderwijzen? Dit argument is zo sterk – zo het al sterk is – dat het elk beroep op de zondaars onmogelijk maakt en alleen zij gaan verstandig te werk, die, na voor de gelovigen te hebben gepredikt, verder niets meer doen en zeggen: „De uitverkorenen hebben het aangenomen, de overigen waren blind.” Waarom zullen wij ons dan nog tot de ongelovigen richten?
Als wij van hen alleen maar vragen dingen te doen, waartoe zij zonder de Geest van God bekwaam zijn, dan zijn wij louter moralisten geworden. Als het dwaas is, de dode zondaar het aanbod te doen: „Geloof en gij zult leven”, dan is het even zinloos hem aan te sporen tot een onderzoek van zijn staat en tot nadenken over zijn toekomstige straf. Dit alles zou inderdaad nutteloos zijn, als niet de waarachtige prediking een geloofsdaad was, waarvan de Heilige Geest Zich als middel bedient om geestelijke wonderen tot stand te brengen. Als wij op onszelf waren aangewezen en geen goddelijk ingrijpen mochten verwachten, zouden wij er verstandig aan doen, als wij ons binnen de perken van het verstand hielden en de mensen aanspoorden, slechts datgene te doen, waartoe wij hen bekwaam achten. Wij zouden dan de levenden moeten aansporen om te leven, de zienden om te zien en hen, die willen, moeten overreden om te willen.
Die taak zou zo gemakkelijk zijn, dat zij zelfs overbodig kon schijnen. Voor zo’n eenvoudig werk zou beslist geen bijzondere roeping van de Heilige Geest nodig zijn. Maar broeders, waar blijft de geweidige kracht en de overwinning van het geloof, als dit, en niets meer, ons ambtelijk werk zou zijn? Wie onder de mensenkinderen zou het een belangrijke taak achten, als hij naar een synagoge werd gezonden om tegen een volmaakt gezond mens te zeggen: „Sta op en wandel”, of tegen iemand met gezonde ledematen: „Strek uw hand uit?” Het is een zielige Ezechiël, wiens belangrijkste taak het is om te roepen: „Gij levende zielen, lééf!”
Zet deze beide werkwijzen in hun praktische resultaten naast elkaar en u zult bemerken, dat zij, die nooit zondaars vermanen, zelden veel zielen winnen, maar hun kerken in stand houden door bekeringen uit andere groepen. Ik heb hen wel horen zeggen: „O zeker, de Methodisten en Revivalisten kloppen op de heggen, maar wij zullen de meeste vogels vangen.” Als ik zo’n minne gedachte koesterde, zou ik me schamen, die uit te spreken. Een instituut, dat de buitenwereld kan bereiken, maar het opwekkings- en bekeringswerk moet overlaten aan anderen, die het als ongezond beschouwt, velt zijn eigen vonnis.
Verder, broeders, als wij zielen willen redden, moeten wij ook met wijsheid de tijd kiezen, waarin wij de onbekeerden toespreken. Hieraan wordt in het algemeen maar weinig aandacht besteed. Bepaalde predikers hebben een vaste tijd om de zondaars aan te spreken, even regelmatig aanbrekend als het middaguur. Een paar kruimels van het feestmaal worden aan het einde van de preek voor de honden onder de tafel geworpen en zij behandelen uw kruimels, zoals gij hén behandelt, namelijk met beleefde onverschilligheid.
Waarom moet een waarschuwend woord altijd komen aan het einde van de preek, wanneer de hoorders hoogst waarschijnlijk vermoeid zijn? Waarom wordt zo de mensen een wenk gegeven, hun harnas aan te gespen, zodat zij erop zijn voorbereid onze aanval af te slaan? Wanneer hun belangstelling is gewekt en zij er het minst op bedacht zijn, zich te verdedigen – schiet dan een pijl af op de goddelozen, dan zal die dikwijls meer uitwerken dan een regen van pijlen op een moment, wanneer zij geheel zijn bekleed met een ondoordringbaar pantser.
Overrompeling is een machtig middel om de aandacht te trekken en een opmerking vast in het geheugen te prenten. Met het oog daarop moet de tijd om de zorgelozen aan te spreken worden gekozen. Het kan heel goed zijn om in de regel de morgenpreek aan de opbouw van de gelovigen te wijden, maar het zou toch verstandig zijn enige variatie aan te brengen en soms het meest voorbereidende werk en de drukst bezochte dienst voor de onbekeerden te bestemmen.
Beëindig geen enkele preek zonder de goddelozen toe te spreken, maar bepaal tegelijkertijd de gelegenheden om hen vastberaden en aanhoudend aan te vallen en werp dan uw ganse ziel in de strijd. Streef bij zulke gelegenheden nauwkeurig naar ogenblikkelijke bekeringen; neem de moeite om vooroordelen weg te nemen, twijfel op te lossen, tegenwerpingen te weerleggen en zo de zondaar terstond uit zijn schuilhoeken te verdrijven. Roep de kerkleden op tot bijzondere voorbede en verzoek hen dringend om zowel met belangstellenden als met onverschilligen persoonlijk te spreken en neem zelf dubbel de kansen waar om u met afzonderlijke personen bezig te houden.
Wij hebben bemerkt, dat onze februari-samenkomsten in de Tabernakel opmerkelijke resultaten hebben opgeleverd. De gehele maand werd aan dit bijzonder werk gewijd. Gewoonlijk is de winter de oogsttijd van de prediker, omdat de mensen in de lange avonden gemakkelijker een samenkomst kunnen bezoeken en er dan geen diensten of vermakelijkheden in de open lucht worden gehouden. Bereid u goed voor op de tijd, wanneer „de koningen uittrekken tot de strijd”.
Voor de bevordering van bekering is het van groot belang op welke toon, in welke stemming en in welke geest u preekt. Als u de waarheid brengt op een saaie, eentonige manier, kan God dat zegenen, maar Hij zal het waarschijnlijk niet doen. In elk geval strekt zo’n voordracht niet tot bevordering maar tot belemmering van de aandacht. Het gebeurt niet dikwijls, dat zondaars worden wakker gemaakt door dominees, die zelf slapen. Een harde, ongevoelige trant van spreken behoort eveneens te worden vermeden.
Gemis aan tederheid is een droevig gebrek en stoot meer af dan dat het aantrekt. De geest van Elia kan verontrusten en, wanneer hij buitengewoon krachtig is een goede voorbereiding zijn voor het ontvangen van het Evangelie, maar om werkelijk tot bekering te brengen, hebben wij meer van Johannes nodig – de kracht van de liefde wint de mensen. Wij moeten hen door liefde tot Jezus brengen. Een ruim hart is de voornaamste eigenschap voor grote predikers en wij moeten ons gemoedsleven met dat doel ontwikkelen.
Tegelijkertijd moet onze voordracht niet ontaarden in een weke en zoetelijke kwezelarij, die zo geliefd is bij sommigen, die tegen iedereen lief doen en de mensen vleien, alsof zij verwachten hen door vleitaal tot godsvrucht te kunnen brengen. Echte mannen hebben daarvan een walging en zij verdenken een prediker van huichelarij, wanneer zij hem stroperig horen spreken. Laten wij stoer en openhartig zijn en onze hoorders nooit toespreken alsof wij een gunst van hen vragen en alsof zij de Verlosser aan zich zouden verplichten door Hem toe te staan hen te redden. Wij behoren nederig te zijn, maar onze taak als gezanten moet ons voor een slaafse houding behoeden.
Wij zullen gelukkig zijn, als wij gelovig preken in de voortdurende verwachting, dat de Heere Zijn eigen Woord zal zegenen. Dit zal ons een stil vertrouwen schenken, dat verdriet, onbezonnenheid en vermoeidheid van ons zal weren. Als wijzelf aan de kracht van het Evangelie twijfelen, hoe kunnen wij het dan met gezag verkondigen? Wees het u bewust, dat u een begenadigd mens bent, omdat het u wordt vergund, de blijde boodschap te brengen en verheug u erover, dat die boodschap vol is van eeuwige zegeningen voor hen, die u voor u hebt. Laat de mensen zien, hoe blij en vertrouwend het Evangelie u heeft gemaakt en het zal er veel toe bijdragen om hen te doen verlangen de zegenende invloed ervan te ondergaan.
Preek zeer ernstig, omdat het een gewichtig werk is, maar laat uw prediking ook levendig en opgewekt zijn, want dit zal verhinderen, dat de ernst vervelend wordt.
Wees zo door en door ernstig, dat al uw Vermogens worden wakker geroepen en geheiligd en dan zal een vleugje humor de preek alleen maar krachtiger maken, evenals een bliksemflits de middernachtelijke duisternis nog indrukwekkender maakt. Preek over één onderwerp en concentreer al uw krachten op het beoogde doel. U moet geen stokpaardjes berijden, geen schone woorden invlechten, geen verdenking van persoonlijk vertoon geven, want dan zult u falen.
Zondaren zijn scherpzinnige mensen, die zelfs de geringste poging tot zelfverheerlijking spoedig ontdekken.Voorkom dit alles terwille van hen, die u begeert te redden. Wees dwaas om Christus’ wil, als u hen daardoor kunt winnen; of een geleerde, als dat wellicht meer indruk op hen maakt. Spaar geen moeite in de studeerkamer, geen gebed in de binnenkamer en geen ijver op de kansel. Als de mensen zichzelf niet bekommeren om hun ziel, dwing hen dan om in te zien, dat hun dominee er anders over denkt.
Tracht bekeringen te bewerken, verwacht ze en wees erop voorbereid. Neem u voor, dat uw hoorders öf zich onderwerpen aan de Heere óf zich niet kunnen verontschuldigen, en dit als het onmiddellijk resultaat van de preek, die u houdt. De christenen om u heen moeten zich niet verwonderen, wanneer zielen worden gered, maar ertoe worden gedrongen in de onverminderde kracht van de blijde boodschap te geloven, en leer hen zich erover te verwonderen, als de prediking van het getuigenis van Jezus géén zaligmakende vruchten afwerpt.
Geef geen aanleiding, dat de zondaars naar een preek luisteren als iets heel gewoons en sta niet toe, dat zij met de scherpe gereedschappen van de Schrift speien alsof die slechts speelgoed waren, maar herinner hen er telkens weer opnieuw aan, dat iedere waarachtige Evangelieprediking in hun nadeel is, als zij er niet beter van worden. Hun ongeloof is een zonde, die ze dagelijks en ieder uur bedrijven; laten zij uit uw prediking nooit de conclusie kunnen trekken, dat zij medelijden waard zijn, omdat zij voortdurend God tot een leugenaar maken, doordat zij Zijn Zoon verwerpen.
Diep onder de indruk van het gevaar, waarin zij verkeren, mag u de zondaars niet met rust laten in hun zonden. Klop telkens weer op de deur van hun hart en klop, als ging het om leven en dood. Uw bezorgdheid, uw ijver, uw benauwdheid, uw barensnood voor hen, zal God zegenen, zodat zij ontwaken. God werkt krachtig door dit middel. Maar onze doodsangst voor de zielen moet écht zijn en niet geveinsd en daartoe moet ons hart in waarachtige gemeenschap met God worden gebracht. Een laag peil van godsvrucht betekent geringe geestelijke kracht.
Het is mogelijk, dat mannen, wier hart niet in orde is voor de Heere, uiterst scherpe toespraken houden, maar hun resultaten zullen gering zijn. Juist in de toon van de man, die Jezus heeft ontmoet, ligt iets, dat krachtiger is om het hart te raken dan de meest volmaakte welsprekendheid: denk daaraan en blijf onafgebroken wandelen met God. Er zal veel nachtwerk in het verborgene voor nodig zijn, als u vele verloren schapen van uw Heere wilt vergaderen. Alleen door bidden en vasten kunt u kracht krijgen om de meest verdorven duivelen uit te werpen. De mensen mogen over de soevereiniteit zeggen wat zij willen, God echter verbindt bijzondere resultaten aan bijzondere gesteldheden van het hart en als deze ontbreken, zal Hij niet veel machtige werken doen.
Het zal verstandig zijn om naast een ijverige prediking ook nog andere middelen te gebruiken. Als u resultaten op uw preken wilt zien, behoort u open te staan voor de vragen van zoekende zielen. Een samenkomst daarvoor na elke dienst is wellicht niet gewenst, maar er moeten wel veel mogelijkheden worden gezocht en soms geschapen om met uw gemeenteleden in rechtstreeks contact te komen. Het is ergerlijk, dat er dominees zijn, die op geen enkele manier proberen om met bekommerden in aanraking te komen en als zij er zo nu en dan eens een enkele ontmoeten, komt dat meer door de moed van die zoekende ziel dan door de vlijt van de pastor.
Terstond, van het begin af, behoort u vele en vaste tijden te bepalen, om allen, die Christus zoeken, te ontmoeten en zulke mensen moet u gedurig uitnodigen om met u te komen spreken. Houd bovendien talrijke samenkomsten voor belangstellenden, waarin alle toespraken erop zijn gericht om de treurenden te vertroosten en de dwalenden terecht te brengen en voeg daarbij vurige gebeden voor afzonderlijke personen, die aanwezig zijn en ook korte „getuigenissen” van pasbekeerden en anderen. Omdat van een openlijke belijdenis van Christus alleen sprake kan zijn in verband met het zaligmakend geloof, is het verstandig, als u het voor de gelovigen, die tot dusver Jezus in de duisternis volgen, gemakkelijk maakt om verder te komen en hun trouw aan Hem te belijden.
Zo’n belijdenis moet niet worden afgedwongen, maar wel moet er steeds de gelegenheid voor zijn en aan hoopvolle zielen moet geen struikelblok in de weg worden gelegd. Wat hen aangaat, die nog niet zover zijn gevorderd, dat zij kunnen worden gedoopt – voor hen kunt u van het allergrootste nut zijn door persoonlijke omgang en daarom moet u die zoeken. Door een gesprek van enkele minuten kunnen twijfelingen worden weggenomen, dwalingen rechtgezet en verschrikkingen uitgebannen. Mij zijn gevallen bekend, waarin aan een levenslange eilende een einde kwam door een eenvoudige verduidelijking, die al jaren eerder mogelijk was geweest.
Zoek de dolende schapen één voor één op en wanneer u bemerkt, dat u al uw gedachten moet wijden aan één enkel mens, wees dan niet afkerig van dat werk, want uw Heere stelt u in Zijn gelijkenis de goede herder voor als iemand, die zijn verloren schapen niet als een kudde thuisbrengt, maar telkens één schaap op zijn schouders neemt en die dat met vreugde doet.
Bij alles wat u kunt doen, zullen toch uw Verlangens niet geheel worden vervuld, want zielen winnen is een arbeid, die iemand boven het hoofd groeit. Hoe meer zijn werk met bekeringen wordt bekroond, des te begeriger wordt hij om nog groter menigten tot God te zien geboren worden. U zult dan ook al gauw ontdekken, dat u hulp nodig hebt, als velen worden toegebracht. Het net wordt spoedig te zwaar om het met één paar handen op de oever te trekken, als het gevuld is met vissen. Daarom moeten medehelpers worden opgeroepen om u bij te staan. De Heilige Geest doet grote dingen, wanneer een hele gemeente tot heilige krachtsinspanning wordt opgewekt. Dan komen er honderden getuigenissen in plaats van één en het éne bevestigt het andere.
Dan volgt de ene pleitbezorger van Christus de andere op en zij werken elkaar in de hand, waarbij een gemeenschappelijk, krachtig en dringend gebed ten hemel stijgt. Zo worden de zondaars door een kordon van smeekgebeden ingesloten en de hemel zelf wordt opgeroepen tot de strijd. In sommige gemeenten kan het voor een zondaar moeilijk lijken om te worden gered, want hoeveel goeds hij ook van de kansel ontvangt, het wordt door de ijskoude sfeer, die hem omringt, weer weggenomen. Anderzijds maken sommige kerken het de mensen moeilijk om onbekeerd voort te leven, omdat zij de onverschilligen met een heilige ijver en vurig verlangen achtervolgen.
Het moet ons een eer zijn, in de kracht van de Heilige Geest de gehele gemeente tot een evangeliserende werkzaamheid te brengen en haar te maken als een Leidse fles ‘, boordevol goddelijke elektriciteit, zodat een ieder, die ermee in aanraking komt, de kracht ervan voelt. Wat kan een man alléén uitrichten? Wat kan hij niet doen met een schare geestdriftige helpers om zich heen! Tracht vanaf het begin een gemeente te vormen van mensen, die erop uit gaan om anderen te winnen. Geef u niet gewonnen aan de veel voorkomende opvatting, dat u maar een paar bruikbare medewerkers kunt krijgen en dat de rest van de gemeenschap geen gewicht in de schaal legt. Zo iets kan mogelijk zijn, maar begin niet met dit te denken, want dan zal het worden bewaarheid. Wat veel voorkomt, behoeft nog niet algemeen te zijn: de mogelijkheid om het beter te doen is immer aanwezig; stel uw doel hoog en spaar geen moeite om het te bereiken.
Arbeid om een gemeente te vergaderen, die leeft voor Jezus, waarvan elk lid zich tenvolle inzet en die in haar geheel voortdurend bezig is om mensen te redden. Daartoe is nodig een zo goed mogelijke prediking om de gemeente krachtig te voeden, aanhoudend gebed om de sterkte van boven te doen neerdalen en een moedig voorbeeld van uw kant om hun ijver aan te vuren. Dan zal een verstandige leiding van de gehele strijdmacht onder de zegen van God zeker de meest gewenste vruchten opleveren. Wie onder u kan dit ideaal grijpen en het metterdaad verwezenlijken?
Het zal zeer verstandig en nuttig blijken, zo nu en dan eens een andere broeder te hulp te roepen om in evangelisatie-samenkomsten de leiding op zich te nemen, want er zijn vissen, die zich nooit in üw net zullen laten vangen, maar wel in dat van een andere visser. Nieuwe stemmen dringen door waar de gewone klank zijn uitwerking heeft verloren en bij reeds belangstellenden wekken zij een nog grotere belangstelling. Flinke en verstandige evangelisten kunnen zelfs aan de ijverigste pastor hulp verlenen en vruchten inzamelen, die hij niet heeft kunnen oogsten. In elk geval is het een onderbreking van de gewone diensten en waarschijnlijk maakt het die wat minder eentonig.
Duld nooit, dat jaloezie u hierin verhindert. Neem nu eens aan, dat een andere lamp meer licht geeft dan de uwe, wat doet dat ertoe, als zij maar licht verSchaft aan hen, wier welzijn u zoekt? Zeg met Mozes: „Ware geheel het volk van de Heere profeten.” Hij, die vrij is van zelfzuchtige jaloezie, zal ervaren, dat er ook geen enkele aanleiding toe bestaat. Zijn gemeente kan wellicht merken, dat hun pastor door anderen in talenten wordt overtroffen, maar zij zullen aanstonds bereid zijn te verklaren, dat niemand boven hem uitmunt in liefde tot hun ziel.
Een liefhebbende zoon behoeft niet te geloven, dat zijn vader de geleerdste man in zijn woonplaats is: hij heeft hem lief om hemzelf en niet omdat hij beter is dan anderen. Roep zo nu en dan de hulp in van een hartelijke broeder uit de omgeving; benut de talenten in de gemeente zelf en maak gebruik van de diensten van wie uitnemend zielen weet te winnen. Dit kan met de hulp van God de harde bodem voor u openbreken en betere dagen voor u doen aanbreken.
Tenslotte, geliefde broeders, arbeid in elk geval en met alle middelen om God door bekeringen te verheerlijken en rust niet, voordat de begeerte van uw hart is vervuld.