Deze preek werd gepubliceerd op oudejaarsdag 1908, en werd uitgesproken door C.H. Spurgeon op donderdagavond 17 december 1874 in de Metropolitan Tabernacle, Newington.
…en allen te verlossen die door angst voor de dood gedurende heel hun leven aan slavernij onderworpen waren. Hebreeën 2:15
Het is heel vanzelfsprekend dat een mens bang is om dood te gaan, want de mens is oorspronkelijk niet geschapen om te sterven. Toen Adam en Eva in de Hof van Eden werden geplaatst, waren ze in zo’n staat, dat zij daar ontelbare jaren hadden kunnen blijven als zij hun integriteit hadden behouden. Er was geen reden waarom de niet-gevallen mens zou sterven; maar nu wij gezondigd hebben, zijn de zaden van het verderf in ons vlees en is het de mens gegeven om eenmaal te sterven. Toch, alsof het lichaam wist dat het niet volgens het eerste besluit des hemels was dat het naar de aarde en de worm zou terugkeren, heeft het een natuurlijke tegenzin om naar zijn laatste rustplaats terug te keren. En deze angst voor de dood, voor zover die natuurlijk is, is niet verkeerd. Sterker nog, ze is van groot nut in de menselijke samenleving, want er zijn veel mensen die in de verleiding zouden komen om dit sterfelijke leven te beëindigen als ze niet bang waren voor de dood. Daarmee zou hij bewijzen dat hij geen kind van God is, want ‘u weet dat geen moordenaar het eeuwige leven blijvend in zich heeft’ (1 Joh. 3:15).
Daarmee bedoel ik natuurlijk wanneer dit wordt gedaan door iemand die bij zijn volle verstand is. Want ik oordeel niet over mensen die niet helder van geest zijn en niet verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor hun daden. Als een gezond iemand zelfmoord zou plegen, zouden we voor hem geen hoop op eeuwig leven hebben. Toch zouden velen het doen, als de angst voor de gevolgen van deze beëindiging van hun leven hen niet zou beroeren. Tot zover kunt u zien dat de angst voor de dood een goed doel dient, en op zichzelf niet verkeerd is. Maar het kan heel gemakkelijk een stadium bereiken waar het niet langer goed is. Dan bereikt het het punt waar het schadelijk is; en ik twijfel er niet aan dat er veel godvrezende mensen zijn die een angst voor de dood hebben die heel verkeerd is en een heel schadelijk effect heeft.
Ongetwijfeld zijn er mensen die uit angst voor de dood werden weerhouden om Christus te belijden en Hem onvoorwaardelijk te volgen. Misschien zijn dat er niet meer zoveel als in de dagen van de martelaren. In die tijd waren er heldhaftige zielen die gewillig naar de brandstapel gingen, of een andere pijnlijke vorm van dood die door de toenmalige overtreders werd bepaald. Zij stonden op en gaven onder triomfkreten hun leven, dat hun weinig dierbaar was, omwille van Jezus Christus. Maar er waren ook schuchtere zielen die terugdeinsden voor zo’n beproeving; zij hielden van het leven en vreesden de dood, vooral in de gruwelijke vormen waarin die aan hen werd voorgesteld. Dit terugdeinzen zou voor ieder van ons verkeerd zijn. Als de angst voor de dood ons Christus zou doen onteren, zouden we schuldig zijn aan een doodzonde. Als iemand besluit om Christus te volgen, zou hij zijn eigen leven niet méér moeten liefhebben dan Jezus Christus. Sterker nog, hij zou bereid moeten zijn om het af te leggen ter wille van Hem die Zijn leven voor ons opgaf aan het kruis.
ONNODIG VERDIET EN ONTERING VAN DE GODSDIENST
Angst voor de dood zorgt er ook voor dat sommige christenen veel onnodig verdriet moeten verdragen. Ze kunnen ziek zijn en misschien overlijden, en in plaats van dat zij in een kalm en rustig gemoed verkeren, zoals zou moeten, zijn ze erg somber en bedroefd. Zelfs als ze gezond zijn, wil het nog wel eens gebeuren dat als ze aan hun laatste uren denken, ze gebukt gaan onder verdriet en neerslachtigheid. Welnu, deze droefheid is een droefheid van het vlees die we moeten bestrijden; we moeten genade zien te verkrijgen om het te overwinnen, zodat we de droefheid van de wereld, die de dood bewerkt, niet deelachtig worden. Als we bang zijn voor de dood, is dat tot grote oneer van onze God. Het lijkt alsof u alleen op Hem kunt vertrouwen als het mooi weer is, maar niet in de storm. U kunt in Hem geloven als u gezond en sterk bent, maar als uw gezondheid en kracht u in de steek laten, hebt u plotseling geen vertrouwen meer in Hem. Denk toch aan wat David zei:
‘Die God is ons een God van volkomen zaligheid; bij de HEERE, de Heere, zijn uitkomsten tegen de dood‘ (Psalm 69:21). God wordt zeer verheerlijkt als we met Job kunnen zeggen: ‘Zie, al zou Hij mij doden, zou ik niet hopen?’ (Job 13:15), maar als we bang zijn om te sterven, is het alsof we God niet volledig vertrouwen, of dat we die volmaakte liefde jegens Hem ontberen die alle vrees verdrijft.
Deze angst voor de dood heeft ook de neiging om onze heilige godsdienst te onteren in de ogen van mensen die niet in Jezus geloven. De kalmte waarmee de christen zijn einde verwacht, of zelfs de heilige vreugde waarmee hij het tegemoet treedt, is één van de dingen die goddeloze mensen niet kunnen begrijpen. En ook al willen ze het niet toegeven, ze zijn er behoorlijk van onder de indruk, en vaak voelen ze in hun hart het verlangen om dat gezegende geheim te kennen waardoor christenen hun laatste dagen op aarde met zo’n opgewekte gemoedsgesteldheid tegemoet kunnen zien. Een christen die met vreugde zijn dood tegemoet treedt, is een levende preek op zich. Hij vormt een betere verdediging van het Evangelie dan alle werken die Butler en Paley en andere schrijvers over het bewijs van het Christendom ooit bij elkaar hebben weten te brengen. Dus, beste vrienden, als wij gekweld worden door de angst voor de dood, verliest de Gemeente van Christus deze verdediging en ziet de wereld deze bewijzen niet meer. Deze angst zou niet in christenen gevonden moeten worden; en als het er is, zouden ze er tegen moeten vechten totdat ze het overwinnen.
“Waarom zijn wij bang te sterven?
Wij stervelingen, wij schuchtere wormen!
De dood is de poort naar eindeloze vreugden,
Toch vrezen wij binnen te gaan in deze deugden.”
“De pijnen, het gekerm, de doodsstrijd,
Onze naderende zielen schrikken en beven;
Nog steeds grijpen wij naar het leven,
Verzot op deze gevangenis van klei.”
Iemand vraagt: ‘Hoe komen we van deze angst af?’ Wel, laten we vooral niet proberen er vanaf te komen, zoals sommigen dat doen, door in het geheel niet aan de dood te denken. Dat zou betekenen dat we leven als vergankelijke dieren; zij leven hun korte leven zonder enige gedachte aan wat komen gaat. De os en het schaap gaan naar het slachthuis en hebben niet het vermogen om voorbij hun huidige bestaan te zien.
Ik zou geen gemoedsrust willen verkrijgen door af te dalen tot het niveau van die ‘domme, gedreven runderen’. Toch zijn er velen wier enige vrede voortkomt uit onnadenkendheid; maar dat is slechts een droevige vrede, want het kan geen beschouwing en overweging verdragen. Wij kennen mensen die vrijpostig genoeg zijn in gezelschap, en die zelfs God kunnen lasteren; maar zet hen alleen in een kamertje, dwing hen dan om in afzondering een uurtje over de dood na te denken, u zult merken dat u hen tot geen grotere ellende had kunnen veroordelen. Ze kunnen het idee niet verdragen om hun huidige vreugden op te geven; zich in een andere wereld wagen lijkt hen zo’n gevaarlijke onderneming dat ze alles wegstoppen en hun ogen sluiten voor alle gedachten buiten dit leven. Dat is niet de manier waarop christenen hun angst voor de dood proberen te overwinnen. Zij zijn bedachtzaam en willen altijd over de toekomst en het heden nadenken. Ze verlangen verder te zien dan deze sterfelijke staat; ze vragen om een helderder inzicht en een duidelijkere waarneming en willen hun ogen niet sluiten voor de toekomst, wat die ook voor hen in petto heeft.
Ik ga proberen drie vragen over deze angst voor de dood te beantwoorden. Ten eerste, wat moeten wij zoeken om ervan verlost te worden? Ten tweede, waar moeten we nog meer aan denken als we het te boven willen komen? En ten derde, wat moeten we doen om het te overwinnen?
WAT MOETEN WIJ ZOEKEN OM VAN DEZE VREES VERLOST TE WORDEN?
I. Ten eerste: wat moeten wij zoeken om van deze vrees voor de dood af te komen? Geliefden, het antwoord is dat u het moet zoeken op de plaats waar u alles moet zoeken, namelijk bij de HEERE JEZUS CHRISTUS, want er is geen echte bevrijding van de angst voor de dood dan door te zien op Hem wiens dood de dood van de dood is. Het vers voor onze tekst duidt hierop wanneer het ons vertelt dat Jezus Christus mens werd, ‘om door de dood hem die de macht over de dood had – dat is de duivel – teniet te doen, en allen te verlossen die door angst voor de dood gedurende heel hun leven aan slavernij onderworpen waren‘ (Hebreeën 2:14-15).
Hoe neemt Christus de angst voor de dood van ons weg? Ten eerste doet Hij dat door de zonde, die de angel van de dood is, van ons weg te nemen. Vergeven te mogen sterven, “aangenomen in de Geliefde”, is niet echt sterven, maar deze wereld achterlaten om naar de Vader te gaan. Onvergeven zonde is datgene wat het moeilijk maakt om het hoofd op het kussen van de dood te leggen; maar als de zonde vergeven is, als we mogen weten dat het zo is, als we volmaakte vrede hebben met God, dan mogen we er zelfs naar verlangen dat de laatste avond van ons leven zal aanbreken, zodat we onze kleren mogen uittrekken en in Jezus mogen inslapen. Wees er zeker van, geliefden, dat u vergeven bent; ‘beijver u des te meer om uw roeping en verkiezing vast te maken‘ (2 Petr. 1:10). Wees er van verzekerd dat de woorden van Jezus Christus op u van toepassing zijn: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, heeft eeuwig leven‘ (Joh. 6:47). Rust volledig op dat offer dat Hij ooit aan het kruis bracht, toen Hij een volledige verzoening deed voor allen die in Hem geloven. Als u mag zien dat Hij uw zonden in Zijn bloed heeft weggewassen en u tot koningen en priesters voor God heeft gemaakt, dan zie ik niet in hoe de angst voor de dood nog langer in u kan leven.
“Als de zonde vergeven is, ben ik veilig.
De dood heeft geen angel meer:
De wet maakt de zonde tot een verdoemende kracht;
Maar Christus, mijn losprijs, is gestorven, heeft verzoening gebracht.”
Vervolgens heeft Christus u van de angst voor de dood verlost: door de aard van de dood zelf te veranderen. U weet wat Hij tegen Martha zei: ‘ieder die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven’ (Joh. 11:26), en gelovigen sterven nooit op een manier zoals anderen sterven. Zij sterven om de straf van de zonde te ondergaan, maar voor ons werd die straf door Christus gedragen. Al onze ongerechtigheden werden op Hem gelegd en de straf ervan werd door Hem gedragen. De dood is voor de gelovige geen straf, maar een overgaan van deze huidige staat naar een andere en hogere; een breken van het omhulsel dat ons nu gevangen houdt; een knappen van de kabel die het schip aan de kust vasthoudt; een doorsnijden van de ketting die de adelaar aan de rots vasthoudt. De dood bevrijdt ons zodat we kunnen wegzweven naar dat land van licht en liefde waar Jezus is, zoals John Newton zingt:
“Tevergeefs stel ik het mij voor,
Dat moment na de dood,
De heerlijkheid die de heilige zal omringen,
Wanneer hij zijn laatste adem uitstoot.”
“Een zachte zucht verbreekt de keten:
Nauwelijks zeiden wij: ‘Hij is heengegaan!’
Of de gewillige ziel is reeds gezeten,
Zij nam haar plaats in nabij de troon.”
Voor de gelovige is de dood geen executie; het is zijn verlossing, zijn vrijlating en toelating tot de heerlijkheid Gods. Christus heeft voor degenen die Hem werkelijk kennen de angst voor de dood weggenomen, want Hij verzekert ons dat onze zielen niet zullen sterven of uitdoven. In ons is een vitaal levensbeginsel, want Hij heeft gezegd: ‘Ik leef en u zult leven‘ (Joh. 14:19). Eén van Zijn laatste plechtige verklaringen was: ‘Vader, Ik wil dat waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn die U Mij gegeven hebt, opdat zij Mijn heerlijkheid zien‘ (Joh. 17:24). Wij treuren niet als mensen die zonder hoop zijn over degenen die in Jezus ontslapen zijn, want we weten dat zij voor altijd bij de Heere zijn. ‘Het lichaam uit te wonen en bij de Heere in te wonen‘ (2 Kor. 5:8) is de Goddelijke openbaring betreffende allen die in Christus Jezus zijn door een levend geloof; en omdat onze zielen nooit zullen sterven, zijn we niet bang om ons in de geestelijke wereld te wagen.
Dan is er in het christendom ook nog die zeer gewichtige geloofsleer, die pas in al haar volheid aan de mensen geopenbaard werd toen Jezus kwam; ik bedoel de leer van de opstanding des lichaams. We maken ons zorgen om dit lichaam; bederf, aarde en wormen zijn zijn erfgoed, en het lijkt een harde zaak dat deze ogen, die het licht hebben gezien, mat en blind zullen worden; dat deze handen, die actief zijn geweest in Gods dienst, onbeweeglijk in het graf zullen zullen liggen; dat deze ledematen, die het pelgrimspad hebben bewandeld, niet langer in staat zullen zijn om te bewegen. Maar heb moed, gelovige, uw lichaam zal weer opstaan. Het kan in de aarde gelegd worden, maar het kan daar niet blijven. De stem van de natuur gebiedt u te sterven, maar de stem van de Almachtige gebiedt dat u weer zult leven. Want de bazuin zal klinken en dan zullen de lichamen van de heiligen opstaan.
“Van het kleibed waar ik lag,
Naar het rijk van de eeuwige dag.”
Dit is onze troost, dat, zoals Jezus Christus stierf en opstond uit de dood, ‘zal ook God op dezelfde wijze hen die in Jezus ontslapen zijn, terugbrengen met Hem‘ ( 1 Thess. 4:14). Wat kunnen wij nog meer verlangen als we deze tweevoudige troost hebben voor ziel en lichaam? Zo heb ik u laten zien dat wij, om de vrees voor de dood te overwinnen, naar Jezus Christus moeten kijken.Hij heeft verzoening voor ons gedaan aan het kruis, Hij is voor ons opgestaan, In de heerlijkheid heeft Hij voor ons een huis verworven, Hij heeft een plaats voor ons bereid aan de rechterhand van God, en Hij zal al Zijn krachten aanwenden om ons in Zijn eeuwige koninkrijk te brengen. Binnenkort zal Hij wederkomen, en wel in alle heerlijkheid der laatste dagen, om de lichamen van Zijn volk uit de dood op te wekken, tenzij zij bij Zijn komst nog in leven zijn. Hij is het die voor ons de angst voor de dood overwint; naar Hem moeten we kijken; ‘kijk naar Jezus.’ Laat uw ogen altijd op Hem gericht zijn, dan zal de angst voor de dood u niet aan slavernij onderwerpen.
WAT MOETEN WIJ IN GEDACHTEN NEMEN?
2. Ten tweede, wat moeten wij in gedachten nemen dat ons kan helpen om de angst voor de dood te overwinnen?
Laten we ten eerste onthouden dat als we geroepen zijn om te sterven, we niet meer hoeven te doen dan Jezus Christus voor ons deed. Als mijn lichaam het graf ingaat, zal het niet het eerste lichaam zijn dat zich in het graf bevindt. Ontelbare heiligen zijn er al eerder geweest en, het beste van alles, de Heere en Meester der heiligen sliep in het graf. U herinnert zich dat Jezus de zweetdoek opgevouwen en apart achterliet, zodat de rouwenden die konden gebruiken om hun tranen te drogen. Maar de linnen doeken waarin Hij gewikkeld was, lagen bij elkaar, zodat onze laatste rustplaats een zacht matras zou hebben, en onze laatste slaapkamer niet leeg zou zijn, ja meer dan dat, het dierbare lichaam van Jezus heeft daar gelegen, en heeft een heerlijk reukwerk achtergelaten.
Moet de dienaar niet zijn zoals de Meester? Wil hij iets beters? Als de Koning Zelf deze weg gegaan is, zullen Zijn lijflieden, Zijn soldaten, Zijn metgezellen dan bang zijn om dezelfde neerwaartse weg te volgen? Nee, geliefden; als u het spoor van de Gekruisigde naar het graf van Jozef van Arimathea volgt, kunt u daar veilig heen wandelen. Als de voetstappen van de kudde ons al zo vaak bemoedigd hebben, hoeveel te meer moeten de voetstappen van de Herder ons dan bemoedigen! Geloofsgenoten, wees daarom niet bang om te sterven, want Jezus is immers ook gestorven.
Vergeet ook niet dat de dood ons niet zal scheiden van de liefde van Christus, noch van Christus Zelf. Hij is nu bij ons en Hij zal straks ook bij ons zijn; en na de dood zullen we voor eeuwig bij Hem zijn. Hij houdt vandaag van ons en zal morgen ook van ons houden; Hij zal ons gedurende ons hele leven liefhebben; Hij zal van ons houden in de dood en Hij zal van ons houden in de eeuwigheid. Deze waarheid verkondigde Paulus toen hij schreef: ‘Want ik ben ervan overtuigd dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch krachten, noch tegenwoordige, noch toekomstige dingen, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God in Christus Jezus, onze Heere‘ (Rom. 8:38-39).
In een van zijn inventarisaties over de eigendommen van de christen schrijft hij: ‘hetzij het leven, hetzij de dood, hetzij tegenwoordige dingen, hetzij toekomstige dingen, alles is van u‘ (1 Kor. 3:22), dus ook de dood is van u als u in Christus Jezus bent. Als de pijnen van de dood de leden van het mystieke lichaam van Christus van hun Hoofd konden scheiden, dan zou het inderdaad de dood zijn; als dat smartelijke verdriet het hart van Jezus kon scheiden van het hart van Zijn uitverkorenen, dan zouden we kunnen vrezen om te sterven; maar dat is niet het geval. Als de dood ook maar enig verschil voor ons zou maken, dan zou de band die ons aan Christus bindt alleen maar sterker worden. De openbaring van Christus zal zelfs nog helderder zijn en Jezus zal bij ons vertrek van de aarde dichterbij en dierbaarder voor ons zijn dan Hij ooit tevoren was. ‘Zo dan, troost elkaar met deze woorden‘ (1 Thess. 4:18).
Laten we er vervolgens aan denken dat de dood ons zelfs niet van al onze vrienden zal scheiden. De dood zal de vrouw van de man nemen, en het kind van de moeder. We moeten velen achterlaten die tijdens de strijd van het leven onze vrienden zijn geweest. Maar, met name voor u die oud wordt, is het een zeer troostrijke gedachte dat de meeste van uw beste vrienden de rivier al zijn overgestoken. Als u degenen zou tellen die u vanaf uw jeugd dierbaar zijn geweest, dan zult u merken dat de meesten u voor zijn gegaan naarmate u ouder werd. En er zijn mensen in de hemel die tot de dierbaarste vrienden behoren (natuurlijk niet zo dierbaar als de Heere) die we daarboven hopen te zien.
De moeder zal haar baby’s, die voor een korte tijd aan haar uitgeleend zijn en vervolgens in de hemel werden opgenomen, veilig aan de andere oever aantreffen. En grootouders, ouders, broers en zussen en menig gemeentelid met wie we in gezelschap naar het huis van de Heere zijn gegaan, staan daar allemaal klaar om ons te verwelkomen wanneer we nieuwkomers in de hemelse stad zullen zijn. Wees daarom niet bang voor de dood vanwege de scheiding van vrienden hier beneden, maar verheug u in het vooruitzicht van een gezegende hereniging met vrienden hierboven. Het kan u misschien spijten dat u sommigen moet achterlaten, maar denk aan de vrienden die u zijn voorgegaan, en laat uw ziel zich verblijden als u zich herinnert dat u ‘tot een feestelijke vergadering en de gemeente van de eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn‘ (Hebr. 12:23). Ik zeg u nogmaals: ‘troost elkaar met deze woorden‘.
Ik denk dat de angst voor de dood van ons zou moeten wijken als we bedenken dat het een antwoord op veel van onze gebeden zal zijn. Ik weet niet zeker of we er altijd goed aan doen om zulke woorden als deze te zingen:
‘Vader, ik verlang, ik verlang ernaar te zien
De plaats waar U woont.’
Ik herinner mij een predikant, een oude vriend van mij, die op een zondagmorgen de preekstoel opging en opstond en dat vers voorlas:
‘Vader, ik verlang, ik verlang ernaar te zien
De plaats waar U woont
Ik zou Uw aardse hoven verlaten en vlien,
Tot U zetel, mijn God!‘
Terwijl hij bovenstaande woorden uitsprak, ging hij in de zetel zitten, viel achterover, en hij was heengegaan om bij zijn God te zijn. We moeten het niet wagen om zulke woorden als deze te zeggen of te zingen, tenzij we volledig voorbereid zijn op zo’n plotselinge verandering als mijn oude vriend overkwam. Maar hoe vaak hebben u en ik niet gebeden om verlost te worden van moeilijkheden! Wel, dan zullen we ervan verlost worden. Hoe vaak hebben we niet gebeden om van de zonde verlost te worden! Dan zullen we daarvan verlost worden. We hebben gebeden om verlost te worden van verzoeking; en dan zullen we het zijn. We hebben gebeden om op Jezus te lijken; en dan zullen we dat ook doen. We hebben gebeden om een duidelijker beeld van Hem; en dat zullen we dan hebben. Naast onze bede ‘laat heel de aarde met Zijn heerlijkheid vervuld worden‘ (Psalm 72:19) komen wij haast niet verder dan te zeggen: ‘Laat ons bij U zijn waar Gij zijt’ (Hymn). Door onze dood zal de Heere onze gebeden verhoren. Eén kus van Zijn lieve mond op onze lippen zal onze zielen wegkussen, en we zullen daar zijn waar we Zijn gezegende aangezicht in al de pracht van Zijn heerlijkheid zullen zien. Als de dood het antwoord op uw gebeden is, waarom zou u er dan bang voor zijn?
Vergeet ook niet dat de dood gepaard gaat met een heel bijzondere troost. Ik herinner me een preek van mijn grootvader uit mijn jeugd die nog vers in mijn geheugen ligt. Ik ben de tekst vergeten, maar ik geloof dat het was: ‘Genadevolle bijstand in tijd van nood;’ en aan het einde van het eerste deel zei de oude heer: ‘Maar er is één soort genade die u niet wilt.’ Toen ging hij verder met het tweede deel, waarin hij een ander soort genade noemde, en weer zei hij: ‘Maar er is één soort genade die je niet wilt.’ Hij had vijf of zes onderwerpen in zijn verhandeling, maar aan het einde van elk onderwerp zei hij: ‘Maar er is één soort genade die u niet wilt.’ We vroegen ons allemaal af wat hij kon bedoelen, totdat hij eindigde met deze opmerking: ‘U wilt geen stervensgenade totdat het stervensuur is aangebroken;’ er zit een kern van waarheid in die opmerking. Ik kan mezelf afvragen: ‘Heb ik nu het gevoel dat ik vredig of zelfs triomfantelijk zou kunnen sterven?’ Ik mag die vraag stellen als ik dat wil, maar het is nauwelijks een redelijke vraag, want ik ben nog niet geroepen om te sterven. Toch doet mijn ervaring en de waarneming van anderen mij geloven dat er vaak zeer opmerkelijke genade wordt gegeven aan gelovigen in hun laatste uren.
Ik heb de schuchtere sterker zien worden dan de dappere, ik heb de terughoudende dapperder zien worden dan de stoutmoedige; en ik heb sommigen, die eerst bijna stom leken, met weergaloze uitspraken zien spreken. En sommigen, die voorheen tot de twijfelende en bevende leden van Christus’ huisgezin leken te behoren, heb ik hun gezichten zien oplichten met bovennatuurlijke vreugde. Er zijn in deze tijd buitengewone openbaringen, bijzondere gewaarwordingen, nauwere toenaderingen tot Christus, bredere uitstortingen van liefde van Hem, en grotere toenamen in de ziel van de helderheid van Zijn tegenwoordigheid, dan ooit tevoren. Als het lichaam sterk is, lijkt het vaak op een dikke muur die het licht buiten sluit; maar als de ziekte komt en het gebouw doet schudden, maakt het grote scheuren in de muur en het dak, en door die scheuren stroomt het licht naar binnen zoals het nog nooit naar binnen was gekomen. Na wat ik op de sterfbedden van de Gods kinderen heb gezien, kan ik nooit meer twijfelen aan de waarheid van ons heilig geloof, of aan de realiteit van de Godsdienst. Ik kan u vertellen over iemand die deze week gestorven is en die al heel lang lid van deze kerk was. Ze was gedurende haar laatste uren buiten bewustzijn; maar tot het moment dat ze buiten bewustzijn raakte, zou het voor ieder van u een vreugde zijn geweest om haar te zien. Ze vroeg haar vrienden bijna onophoudelijk om liederen te zingen als – ‘Veilig in Jezus armen’.
Zolang ze kon zong ze mee en ze had meer deel aan de vreugde van het lied dan ieder ander, want zij waren verdrietig bij de gedachte iemand te verliezen van wie ze hielden, maar zij was blij bij het vooruitzicht spoedig het gezicht te zien van Hem die haar ziel zo intens liefhad. Ik geloof dat er geen vreugde in het leven is die de vreugde van heengaande gelovigen evenaart. U kunt de holen der dwaasheid bezoeken, als u dat wilt, en daar vreugde zoeken, maar u zult geen vreugde vinden die het waard is om te worden beleefd. U kunt naar de paleizen van koningen gaan, u kunt naar bruidskamers gaan, u kunt gaan waar gezondheid, kracht, roem en eer bijdragen aan wereldse vrolijkheid; maar u zult nergens anders zo’n diepe, intense vreugde vinden als in die kamer waar het doodzweet op het voorhoofd van de gelovige staat, terwijl de heerlijkheid van de hemel op zijn gezicht straalt. Ik heb sommigen horen zeggen dat het de moeite waard was om te leven vanwege de vreugde die ze hadden toen ze stierven, dus er is geen reden voor een christen om bang te zijn voor de dood als hem zo’n ervaring als deze wacht.
Maar het is niet zozeer de vreugde van het sterven die ons troost, als wel het leven na de dood. Ik hoor nooit graag dat mensen het eerste gedeelte van die tekst citeren en het tweede gedeelte weglaten: ‘Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, dat is wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben. Aan ons echter heeft God het geopenbaard door Zijn Geest. De Geest immers onderzoekt alle dingen, zelfs de diepten van God‘ (1 Kor. 2:9-10). Christenen weten dat er een onuitsprekelijke en eeuwige vreugde is die hun deel zal zijn zodra zij deze wereld zullen verlaten om bij de Vader te zijn. We hebben het zojuist wel gezongen, –
‘Welke vertwijfelingen en gevaren er moge stromen,
Zij maken de hemel aan het einde alleen maar zoet:
Vreugde of verdriet, wat er ook zal komen,
Een uur met mijn God maakt alles goed.’
Wat zullen de gewaarwordingen zijn van het eerste uur in de hemel? Ik ga ze u niet proberen voor te stellen, dat laat ik aan uzelf over. Maar wat zullen uw gevoelens zijn als u zich realiseert dat u daar niet slechts een uur, of een dag, of zelfs zeventig jaar zult zijn, maar voor eeuwig en altijd. Over degene die overwint, zegt Christus: ‘hij zal daaruit niet meer weggaan‘ (Openb. 3:12); hij zal voor eeuwig en altijd gezegend worden in de aanwezigheid van zijn Heere. De rechtvaardigen zullen het eeuwige leven binnengaan. Neem dat woord ‘eeuwig’ weg, en je hebt ons alles afgenomen; maar zolang dat overblijft, is het hemelse van de hemel dat het eeuwig en altijd zal duren!
Ik kan niet te lang over dit alles spreken, maar ik smeek elk kind van God om veel over deze troostende thema’s na te denken; dan zullen ze zeker geholpen worden om de angst voor de dood te overwinnen.
HOE KUNT U DEZE ANGST VOOR DE DOOD OVDERWINNEN?
3. Ten derde: Wat moeten wij doen en waaraan moeten wij denken, opdat wij de angst voor de dood kunnen overwinnen?
Ten eerste zou ik zeggen: laten we elke dag sterven. ‘Ik sterf dagelijks’ (1 Kor. 15:31), zei de apostel Paulus. De persoon die elke dag sterft, de mens die het als het ware dagelijks beoefent, zal niet bang zijn als de tijd echt komt. Het is verstandig om aan onze laatste uren te denken, zodat we vertrouwd raken met ons vertrek uit deze wereld. Elke avond, als we naar bed gaan, zouden we een repetitie van de dood moeten houden. We leggen onze kleren opzij voor de nacht, net zoals we ons lichaam opzij zullen moeten leggen in de dood. Ik vind dat idee het mooist op zaterdagavond, omdat we dan onze werkkleding uittrekken en wegleggen om vervolgens in slaap te vallen; waarna ‘s morgens onze sabbatskleren voor ons klaarliggen. Oh, wat zullen wij prachtige sabatskleren vinden als wij ‘s morgens in de hemel wakker worden om ons in ‘smetteloos en blinkend fijn linnen te kleden‘, hetgeen ‘de gerechtigheid van de heiligen‘ is (Openb. 19:8). Dus, broeders en zusters, sterf dagelijks op deze manier; maak er een gewoonte van om dit te doen. Ik herinner me een oude christelijke vrouw die zei dat ze elke ochtend voordat ze haar slaapkamer verliet haar voeten in de rivier des doods dompelde, zodat ze het niet erg vond als ze geroepen werd om er doorheen te gaan, zij was zo gewend om dagelijks te sterven.
Het volgende advies dat ik u moet geven is het volgende: houd alles op aarde zeer losjes vast. Hebt u veel bezittingen en vrienden? Pas op dat u zich er niet te stevig aan vastklampt, want overal loert gevaar. Zoals iemand eens tegen een rijke man zei die hem zijn parken en tuinen liet zien: ‘Ach, meneer, dit zijn de dingen die het moeilijk maken om te sterven. De armen hebben weinig om achter te laten; en als ze heengaan, hebben ze niet te betreuren wat de hebzuchtige en gierige rijke man vaak wel heeft, of de mens die akker na akker, en boerderij na boerderij kocht, totdat hij al het land in de regio waar hij woonde, bezat. ‘Moet ik u laten gaan? Moet ik u achterlaten?’ is vaak de hartenkreet van de vrek geweest toen hij zijn geldzakken met zijn stervende vingers probeerde vast te houden. O geliefden, houd alles losjes vast! U begeeft u in een vergankelijke wereld, en alles om u heen is net als uzelf, kortstondig en aan veranderingen onderhevig. Bouw hier niet uw nest alsof u hier voor altijd zult blijven. We moeten in deze wereld leven als logés in een herberg. Er was een goede bisschop die placht te zeggen dat hij graag in een herberg zou sterven, omdat hij het gevoel had dat hij zich dan in een soortgelijke positie zou bevinden, zowel letterlijk als geestelijk. En dat is waarlijk de houding waarin christenen hier zouden moeten leven. Een man die op reis is, gaat naar een herberg om de nacht door te brengen; hij maakt zich geen zorgen omdat de kamer niet helemaal naar zijn smaak is, want ‘s morgens is hij weer weg.
U, gelovige, verblijft slechts in een herberg, dus maak u geen zorgen over de kleine ongemakken daar, want u moet morgenvroeg vertrekken, en u kunt erop rekenen dat de koets van uw Vader op het juiste tijdstip voor de deur zal staan, dus zorg dat u alles ingepakt hebt voor uw vertrek. Koop hier niet teveel hout, want dat kunt u niet meenemen. Neem maar weinig, en zorg dat alles klaar is. Het is zeer goed om zoveel mogelijk hout voor u uit te sturen. Iemand zei laatst dat de beste manier om te reizen was om al uw goederen van tevoren per bagagetrein te versturen, en dan zelf de 1e klas sneltrein voor passagiers te nemen. Hij legde uit dat hij met de bagagetrein bedoelde om zoveel mogelijk aan de armen en Gods Kerk te geven. Een man zei eens: ‘Wat ik heb uitgegeven, had ik, wat ik bewaarde, ben ik kwijtgeraakt; en hetgeen ik heb geschonken, dat is in mijn bezit,’ en zo is het ook wanneer gelovigen sterven. Nog steeds is datgene wat zij aan God en Zijn armen hebben gegeven van hen; maar van wie is datgene wat zij hebben achtergelaten?’ Misschien zal een ondankbare erfgenaam het op een zondige manier verkwisten.
Ik heb vaak met bewondering gekeken naar het verschil tussen de begrafenis van een rijke man en de begrafenis van een arme man; soms maakt het me verdrietig als ik aan de begrafenis van de rijke man denk. Waar denken de zonen en dochters van de vrek aan? Zij zouden het liefst naar huis gaan om het testament te horen voorlezen. Maar als de arme man sterft, is het een heel andere zaak. Daar is zijn dochter Jane, die niet meer thuis woont; zij draagt bij aan de kosten van de begrafenis. Dan is er nog een zoon, John, die een vrouw en vier of vijf kinderen heeft, maar hij doet zijn best om een beetje bij te dragen. Alle kinderen doen iets om te helpen; en het zijn eerlijke tranen die ze vergieten voor de arme oude man, want ze hebben niets te winnen bij zijn vertrek, en het verdriet op zijn begrafenis zal eerlijk en oprecht zijn. Maar of u nu rijk of arm bent in de goederen van deze wereld, zorg ervoor dat u bij ‘de armen van geest‘ hoort, ‘want van hen is het koninkrijk der hemelen‘ (Matt. 5:3).
Maar de belangrijkste manier om de angst voor de dood te overwinnen is om standvastig op uw Heere te vertrouwen. Over het algemeen zult u merken dat als uw geloof sterker wordt, uw angst voor de dood verdwijnt, en als uw geloof zwakker wordt, komt er angst voor in de plaats. Besef dat Christus uw Verlosser is, dat Hij van u houdt, dat Hij Zichzelf voor u gegeven heeft en u voor eeuwig heeft gered. Besef dat Hij uw naam in Zijn handpalmen heeft gegraveerd, ja, dat Hij die in Zijn hart heeft gegraveerd. Bedenk dat, hoewel een vrouw haar zuigeling kan vergeten, uw Heere u nooit kan vergeten; en dat Hij heeft gezegd: ‘Ik zal u beslist niet loslaten en Ik zal u beslist niet verlaten‘ (Hebr. 13:5), dan zult u kunnen zeggen: ‘Al ging ik ook door een dal vol schaduw van de dood, ik zou geen kwaad vrezen, want U bent met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij‘ Psalm 23:4).
Het volgende waar ik u toe wil aansporen is om veel met God te wandelen. Verlaat nooit de gemeenschap met Hem. Als u met Hem wandelt, kunt u geen angst voor de dood hebben. U weet dat er een man was die nooit gestorven is, en dat kwam omdat hij met God wandelde; als iemand alle angst voor de dood wil wegnemen, moet hij Henochs weg volgen. Het is de enige manier om boven de natuurlijke angst uit te stijgen die ons allemaal van tijd tot tijd overvalt. Verder, om de angst voor de dood weg te nemen, dring ik er bij u op aan om God elke dag uit alle macht te dienen. Leef elke dag alsof het uw laatste dag is. Als een christen wist dat hij nog maar één dag te leven had, wat zou hij die dag dan hard werken! Doe dat dan elke dag, want elke nacht dat u in slaap valt, doet u dat misschien wel voor de laatste keer. Probeer elke dag zoveel mogelijk diensten te bewijzen; leef in een snel tempo; dien de Heere met heel uw hart, verstand, ziel en kracht, en probeer elke dag zoveel mogelijk werk te verzetten.
ZORG DAT UW ZAKEN OP ORDE ZIJN
Ik bewonder de uitspraak van de heer Whitefield, die ik al eerder voor u geciteerd heb: ‘Ik probeer al mijn zaken zo te regelen dat, als ik ooit zou sterven, ze geen last zouden zijn voor degenen die na mij komen.’ Hij was zo kieskeurig in zijn gewoonten dat hij zelfs niet in slaap viel als er een paar handschoenen niet op hun plaats lagen. En zelf vind ik het een prettig idee dat, voor zover mogelijk, mijn eigen zaken op orde zijn. Het verbaast me niet dat sommige christenen momenteel bang zijn om te sterven, want ze weten dat ze hun testament niet hebben opgemaakt. Hoe eenvoudig die opmerking voor u ook mag lijken, het is een heel belangrijke zaak, want het is vreselijk voor een mens om plotseling ziek te worden, waarbij hij, in plaats dat hij de gedachte op kan God richten, een advocaat moet laten komen. Dat terwijl zijn geest er nauwelijks toe in staat is, hij plannen moet maken over wat er gedaan moet worden voor zijn vrouw en kinderen, en anderen die hij wil begunstigen. Regel die zaak zo snel als u kunt, en zorg voor al het andere dat aandacht nodig heeft, zodat u in staat bent om te zeggen: ‘Hier sta ik, als een passagier op een treinstation, mijn bagage is klaar, en ik wacht alleen nog om in de wagon te stappen en te vertrekken.’ Gelukkig de mens die in die staat van voorbereiding is, hij hoeft de dood niet te vrezen.
Broeders en zusters, als u van uw angst voor de dood af wilt, dan is mijn laatste raad: gebruik uw telescoop veelvuldig. Kijk omhoog naar de eeuwige heuvels, waar uw hemelse erfenis ligt, want al de heerlijkheid die Christus bij de Vader heeft, is de uwe. U zult op Zijn troon zitten, zoals Hij op de troon van de Vader zit. U zult gekroond worden, zoals Hij gekroond wordt. Kijk weg van deze mist en nevel, deze vorst en sneeuw, naar het land waar de zon niet meer ondergaat, en de dagen van smart voor altijd zullen eindigen. Laat uw geest zich verheugen dat u, omdat u één bent met Jezus, door het geloof al bezit hebt genomen van het land waar u niet meer onderworpen zult zijn aan enige pijn, beproeving, verdriet, zonde of dood.
WEES GEEN DWAAS!
Gelukkig zijn zij die zo’n gezegende plaats hebben om naartoe te gaan als ze sterven; maar ik ben bang dat er hier mensen zijn die zo’n vooruitzicht niet voor zich hebben. Voor hen zal ik een eenvoudig verhaal herhalen dat ik sommigen van u al eerder heb verteld. Ik heb gehoord van een zekere koning die een nar of ‘dwaas’ had om hem te plezieren, zoals koningen vroeger hadden. Maar deze “nar” was geen nar, hij was heel wijs, en had verstandig nagedacht over eeuwige zaken. Op een dag, toen hij de koning een grote dienst had bewezen, gaf zijne majesteit hem een stok en zei tegen hem: “Tom, hier heb je een stok die je moet bewaren tot je een grotere dwaas tegenkomt dan jezelf, dan kun je die aan hem geven.” Op een dag werd zijne majesteit ziek, zodat men vreesde dat hij zou sterven. Velen gingen hem bezoeken; ook Tom ging naar hem toe en zei: ‘Wat is er, majesteit?’ “Ik ga weg, Tom, ik vertrek.” ‘Waar gaat u heen?’ vroeg Tom. “Ik ben bang dat het een heel eind weg is,” zei de koning. “’En komt u terug, majesteit?’ “Nee, Tom.” ‘Blijft u dan lang weg?’ “Voor altijd,” zei de koning. ‘Ik neem aan dat uwe majesteit daar een paleis heeft?’ “Nee.” ‘Maar ik neem aan dat u daar alles hebt voorzien wat u nodig hebt als u zo’n lange weg gaat, en nooit meer terugkomt? Ik neem aan dat u veel voorbereidingen hebt getroffen en alles van tevoren hebt geregeld?’ “Nee, Tom,” zei de koning, ”dat heb ik niet.” ‘Hier dan, uwe majesteit, neem mijn stok, want u bent een grotere dwaas dan ik.’ En als er hier iemand is die geen voorzieningen voor de eeuwigheid heeft getroffen, en die geen huis, geen woonplaats, geen schat, geen Vriend, geen Voorspraak, geen Helper daar heeft, dan is hij een gigantische dwaas, wie hij ook moge zijn. Heere geef die dwaas wat verstand, en breng hem ertoe zijn dwaasheid te belijden, en naar Jezus te zien, die Redder, Vriend en Hemel in één is. God zegene u, om Christus’ wil! Amen.