Er is nauwelijks een geschiktere manier te vinden om de bekende prediker uit de hoofdstad van Engeland in al zijn bijzonderheden te leren kennen dan in de volgende verzameling anekdotes. Moge het lezen van de volgende stukken een aangename en nuttige bezigheid zijn.
MOEILIJKE VRAGEN
Het was de gewoonte van Spurgeon’s grootvader om zijn kleinzoon tijdens de huiselijke godsdienstoefeningen uit de Bijbel te laten lezen. Het viel de bezoekers die deze diensten af en toe bijwoonden op met welke onverbeterlijke zuiverheid de jonge lezer deze taak uitvoerde. ‘Op een gegeven moment,’ schrijft Spurgeon, ‘toen ik een tekst uit Openbaring las waarin verwezen werd naar de bodemloze afgrond, stopte ik en vroeg: ‘Grootvader, wat betekent dit?’ Het antwoord was vriendelijk maar bevredigde niet: “Ach kind, lees maar verder.” Maar ‘het kind‘ was nieuwsgierig naar een uitleg, dus ‘s ochtends koos hij hetzelfde hoofdstuk en stopte bij hetzelfde vers om de vraag te herhalen, in de hoop dat hij door zijn herhaling de goede oude man tot een antwoord zou dwingen.
De poging slaagde; want het is bepaald niet de meest stichtelijke zaak van de wereld om elke ochtend van de week, inclusief zondag, het verhaal van de moeder der hoeren en het beest met de zeven koppen te horen, zonder een afwisseling van een psalm of een woord uit de evangeliën. Uiteindelijk gaf de oude prediker toe en vroeg: ‘Wel, mijn jongen, wat zit je zo dwars?’ Tja, het kind had vaak manden gezien met een heel zwakke bodem, die na een tijdje helemaal geen bodem meer hadden, zodat het fruit erin op de grond viel. Hierin lag nu de moeilijkheid: Als de afgrond geen bodem had, waar zouden degenen die erdoor vielen dan blijven? Een moeilijkheid die de vraag naar de gepastheid van huiselijk godsdienstoefening ter sprake bracht, want dit had eigenlijk eerder aan de orde moeten komen, zodat er op een geschikter moment uitleg kon worden gegeven.
KOMT, KOMT!
Op 16-jarige leeftijd verviel Spurgeon in een toestand van godsdienstige wanhoop. Dit was vergelijkbaar met wat John Banyan in de dagen voor zijn bekering overkwam. De jonge Spurgeon besloot naar alle kapellen in Colchester te gaan in de hoop verlichting te vinden. Nadat hij van de ene plaats naar de andere was gegaan zonder enige uitkomst te hebben gevonden, ging hij een Methodistenkerk binnen, waar ‘een zeer tengere man de preekstoel betrad’ en de woorden preekte: ‘Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde.’ Het wijzen van de prediker op deze woorden van de tekst: ‘Komt, komt’ drong door in de ziel van de jonge luisteraar; de banden van slavernij werden verbroken en hij vertrok met een gevoel van vrijheid zoals hij nog nooit had ervaren. Die prediker was een arbeider wiens naam nooit aan het publiek is bekendgemaakt.
EEN NOBEL STREVEN
Ik heb vaak een illustratie gebruikt van iemand die de kunst van het groter worden onderwijst. Ik geloof niet in die kunst, we zullen nog geen el aan onze gestalte toevoegen. Maar een deel van de oefening van deze professor is dat je jezelf ‘s ochtends bij het opstaan zo ver mogelijk uitstrekt en probeert elke morgen een beetje hoger te komen, al is het maar een honderdste van een centimeter. Op die manier zou je moeten groeien. Zo is het ook met geloof. Doe alles wat je kunt, en doe dan steeds een beetje meer. En als je dat gedaan hebt, ga dan een beetje verder dan je kunt. Zorg dat je altijd iets voor ogen hebt dat groter is dan wat je op dit moment kunt. Groei ernaar toe, en als je er naar toe gegroeid bent, groei dan nog verder. Door vele kleine toevoegingen wordt een groot huis gebouwd. Steen voor steen rijst de piramide op. Vertrouw, en heb steeds meer vertrouwen. Hoop zal geloof worden, en geloof zal rijpen tot volkomen zekerheid en volmaakt vertrouwen in God de Allerhoogste.
EN DIEF ONTDEKT
Op een keer, midden in zijn preek, wendde Spurgeon zich tot de diakenen, die vlak achter hem zaten. Hij zei met zachte stem, zonder de voortgang van zijn preek merkbaar te onderbreken: ‘Een zakkenroller in de kerkbank van die en die,’ en vervolgde toen zijn toespraak. Twee diakens verlieten hun stoel en gingen de trap af, om aan de andere kant de Tabernakel weer binnen te gaan, een van hen nam de politieagent mee die bij de deurpost was gaan staan. Ze gingen door de zijgang naar de aangewezen bank. De zakkenroller werd meegenomen, terwijl de meeste mensen in de veronderstelling waren dat ze te maken hadden met iemand die flauwgevallen was.
WILD VAN IEMAND MAKEN
Spurgeon bezat een bijna voorbeeldig vermogen om mensen te herkennen en hun namen te onthouden. Maar als hij eens een vergissing maakte, herstelde hij die op een grappige wijze. Zo was er een meneer die het jaarlijkse diner van het college had bijgewoond, en ook dit jaar was hij er weer bij. Spurgeon begroette hem met: ‘Ik ben blij u weer te zien, Meneer Patrijs (Partridge).’ De meneer was verbaasd dat Spurgeon hem nog herkende, maar hervatte: ‘Mijn naam is Patridge, meneer.’ ‘O ja,’ antwoord Spurgeon onmiddellijk, ‘ik zal geen wild meer van u maken.’
DE GROOTSTE PREDIKER VAN DE WERELD
Een kleine jongen, die onlangs in Baltimore is overleden tijdens een reis door Engeland, werd op achtjarige leeftijd door zijn vader meegenomen naar Londen om Spurgeon te horen. De jongen had horen zeggen dat Spurgeon de grootste prediker ter wereld was. Nadat hij voor de eerste keer in de Tabernakel had plaatsgenomen, was hij vol belangstelling; en toen de prediker de dienst begon, leunde hij met open mond voorover, terwijl hij de hele tijd aandachtig luisterde en zijn ogen nauwelijks van de spreker afwendde. Toen de dienst voorbij was en ze op straat stonden, zei de vader: ‘William, wat zeg je van die man?’ De jongen bleef staan, keek op naar zijn vader en vroeg: ‘Pap is dat de grootste prediker ter wereld?’
‘Ja, dat denk ik wel.’
‘Nu,’ zei de jongen, terwijl zijn gelaat straalde van enthousiasme, ‘dan weet ik hoe je de grootste prediker van de wereld kunt worden.’
‘Hoe dan?’ vroeg de vader.
‘Nou, door een mooi hoofdstuk uit de Bijbel te nemen en te vertellen wat er staat, op een zodanige manier dat iedereen je kan begrijpen, en verder niets.’
WITTE TRANEN OP ZWARTE GEZICHTEN
Spurgeon zei ooit: ‘Ik zal nooit vergeten dat ik in de straten van Bristol preekte voor een menigte mijnwerkers en matrozen en andere mannen met zwarte gezichten. Toen ik tot hen begon te spreken over het verlossingswerk van Christus, zag ik tranen over hun wangen biggelen. Ze hieven hun handen op alsof ze iets van hun gezicht wilden vegen, om zo hun tranen te verbergen. Ik dacht bij mezelf: als ik voor mijn eigen gemeente had gepreekt, zou er geen geween zijn geweest; zij menen geen Verlosser nodig te hebben; maar hier ontmoette ik mensen die weten dat ze er een nodig hebben – deze arme verloren zondaars. Kom nu!”En de Geest en de Bruid zeggen: kom.’
EENDEN DIE DOOR EEN DEUR KOMEN
Spurgeon werd eens uitgenodigd om te preken te Isleham, in Cambridgeshire. Hij zei ‘Ik zou ‘s morgens preken. Ik meen dat mijn broer Aldis ‘s middags preekte en ik ’s avonds. De mensen in Isleham dachten dat ik een grote menigte zou trekken en huurden daarom de grootste kapel die er was. Ik zal het nooit vergeten hoe ik die morgen om elf uur voor zeven mensen preekte. Dat was alles wat ik had en ik herinner me dat ik hen vertelde dat het me aan eenden deed denken. Heb je ooit eenden door een deur zien gaan? Je zult nog nooit een eend door een deur zien gaan zonder dat hij zijn kop buigt. Zij doen dit zelfs niet als ze door een schuurdeur gaan. Al is de deur drie meter hoog, een eend gaat er niet doorheen zonder zijn kop te buigen uit angst de bovendorpel te raken. Ik zei tegen hen: zo waren jullie bang dat jullie plek te klein was; jullie zijn net eenden.’
VERLICHTING VAN DE PIJN
Spurgeon vertelde het volgende op de Mildmay Conferentie in 1890: ‘Na een periode van aanhoudende pijn met weinig slaap, zat ik op een morgen, zo goed als ik kon, rechtop in mijn bed met een vreselijke pijnaanval. Ik riep de Heere om verlossing. Ik geloofde ten volle dat Hij me hiervan kon verlossen en ik pleitte op mijn zoonschap en Zijn Vaderschap. Ik bleef smeken dat Hij mijn Vader was en zei: ‘Als het mijn kind was dat zo leed, zou ik het geen moment langer laten lijden als ik het kon helpen. U kunt mij helpen en op Uw Vaderlijke liefde smeek ik U om mij verlichting te geven.’ Ik voelde dat ik eraan kon toevoegen: ‘Maar niet zoals ik wil, maar zoals U wilt’. Toch deed ik het eerste. Ik smeekte mijn Vader en ging eerst heen naar waar Christus eerst heenging, zeggende: ‘Vader, als het mogelijk is, laat deze beker van mij voorbijgaan.’ Ik zal het resultaat van mijn geroep nooit vergeten. In volkomen ernst geloofde ik dat God mijn Vader was en wierp mij op Hem, en binnen enkele ogenblikken viel ik achterover op mijn kussen, de pijn week en spoedig viel ik vredig in slaap.
DE KONING DER KANNIBALEN
Ik mag niet nalaten te vermelden dat de edele en wereldberoemde dienaar van God, de prediker van de Tabernakel, mij uitnodigde voor een bijeenkomst in zijn tuin en mij vroeg zijn studenten en andere arbeiders in de wijngaard toe te spreken. Toen ik aankwam trof ik een aangenaam gezelschap aan, verzameld onder de schaduw van lieflijke bomen. Toen hij mij begroette als ‘de koning van de Kannibalen’, voelde ik de aanraking van een blijmoedige geest, welke zo’n machtige gave is wanneer deze geheiligd is, en welke zo vaak de woorden van C.H. Spurgeon kracht heeft bijgezet. Bij mijn vertrek bood mevrouw Spurgeon mij ‘The Treasure of David’ van haar man aan, naast 5 pond sterling van ‘des Heeren koeien’, welk bedrag, zo ik later vernam, een deel was van de opbrengst van bepaalde koeien die de goede vrouw hield, en waarvan alle opbrengsten aan het werk van de Heere werden besteed. Ik prijs God dat Hij mij het voorrecht gaf om deze uitzonderlijk begaafde man te mogen ontmoeten, en aan wie de gehele christelijke wereld zo ongelooflijk veel dank verschuldigd is omdat hij al zijn gaven en talenten wijdde aan de bevordering van het zuivere en heerlijke Evangelie.
Uit de autobiografie van John G. Paton.
VERLOSSING EN VREUGDE
Op een dag kwam een voorname dame naar Spurgeon om over deze zaak te spreken. Ze ervoer vreugde in haar hart omdat haar zonden vergeven waren en omdat ze door genade goede hoop had gekregen. Daarmee was ze naar de plaatselijke voorganger gegaan en had met hem gesproken over ‘de vreugde en vrede die ze in het geloof had gevonden’. De voorganger vroeg: “Mevrouw, wat is de reden van uw vrede?” “Wel,” zei de vrouw, ”ik weet dat mijn zonden vergeven zijn. Ik weet dat ik één van Hem ben.” “Mevrouw,” zei de voorganger, “dit is allemaal verbeelding; het is onmogelijk voor iemand om te weten dat hij een kind van God is. Sommige voortreffelijke heiligen hebben misschien zo’n gevoel gehad, maar u bent nog maar net tot bekering gekomen en daarom is het niet juist om op zo’n verzekerde manier te spreken”. Hieruit bleek dat de voorganger er zelf helemaal niets van wist.
Maar Spurgeon citeerde het prachtige vers van Joseph Hart voor haar:
‘Zodra een zondaar gelooft,
En zich werpt in de armen van God,
Wordt hem volledige vergeving beloofd,
En vrede in het hart is zijn lot.’
Haar ogen begonnen te stralen en ze vroeg: “Is dat echt waar meneer Spurgeon?” “Ja,” zei hij, ”en ik zal bewijzen dat het waar is.” Toen citeerde hij het vers: ‘Dus is er nu geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn’ (Rom. 8:1), en vervolgens: ‘Geliefden, nu zijn wij kinderen van God, en het is nog niet geopenbaard wat wij zullen zijn‘ (1 Joh. 3:2).
EEN ZALIGHEID DIE TERSTOND VERKREGEN WORDT
De zaligheid die ik vanavond te koop heb,’ zei Spurgeon eens, ‘en waarvan ik hoop dat u die koopt, is een zaligheid die onmiddellijk wordt verkregen, een zaligheid die iemand meteen bezit. Want er staat geschreven ‘Wie in Mij gelooft, heeft eeuwig leven’. Er staat niet dat hij het eens zal ontvangen, maar er staat dat hij het al in bezit heeft. Hij die gelooft is gered; het is niet zo dat hij gered zal worden, want hij is het al. Hij is al verzoend, hij heeft al vergeving ontvangen, hij zal uiteindelijk voor de grote witte troon van God verschijnen, ‘aangenomen in de Geliefde,’ maar hij is al gered.
DWAZE VERHALEN
Onder de absurde verhalen die ten onrechte over de beroemde prediker de ronde deden, is er één die impliceert dat Spurgeon na de dood van één van zijn diakenen, die bijzonder fortuinlijk was in het loskrijgen van geld, een lijk-predikatie had gehouden en als tekst nam: ‘En de bedelaar stierf.’ De heer Stevenson was op een dag in de winkel van zijn uitgever in Paternoster Row, toen een dame binnenkwam en om een kopie van deze bijzondere preek vroeg. Toevallig was Spurgeon ook in de winkel en de dame werd tot haar grote verbazing aan hem voorgesteld. ‘Mevrouw,’ zei hij, ‘ik heb nog nooit over die tekst gepreekt; geen van mijn diakenen is gestorven; ik heb nog nooit in mijn leven een lijk-predikatie gehouden en ik denk niet dat ik dat ooit zal doen.’ Dit voorval gaf aanleiding tot enkele opmerkingen die de predikant van de Tabernakel publiceerde in ‘The Sword and Trowel,’ boven het artikel plaatste hij: ‘Dwaze verhalen.’
VOOR DE KINDEREN WORDT GEZORGD
Ik was lange tijd van huis weggeweest, vertelde ds. John Spurgeon (vader van Charles Spurgeon) eens aan een Amerikaanse geestelijke die dit land bezocht. Ik spande me in om zwakke gemeenten op te bouwen. Maar ik kreeg het gevoel dat ik de godsdienstige opvoeding van mijn eigen kinderen verwaarloosde, terwijl ik mezelf uitputte voor anderen. Toen ik met een dergelijk naar gevoel thuiskwam, opende ik de deur en was verbaasd geen van de kinderen in het voorhuis aan te treffen. Toen ik stilletjes naar boven ging, hoorde ik de stem van mijn vrouw. Ze was met de kinderen aan het bidden. Ik hoorde haar één voor één voor hen bidden. Ze kwam bij Charles en bad in het bijzonder voor hem, want hij had een opgeruimt karakter en was nogal ondernemend van aard. Ik luisterde tot ze haar gebed beëindigd had, en ik voelde en zei: ‘Heere, ik zal Uw werk voortzetten, want voor de kinderen wordt gezorgd.’
ZONEN EN DOCHTERS
Tegenspoed is het zegel van Gods verkiezing. Ik herinner me een verhaal over de heer Mack, hij was een baptistenpredikant in Northamptonshire. In zijn jongere jaren was hij militair. Toen de grote Robert Hall met zijn regiment door Leicester marcheerde, zocht de jonge Mack hem op. Hall raakte bijzonder geïnteresseerd in de jonge soldaat en zorgde ervoor dat hij vrijgesteld werd van militaire dienst. Toen Mack in Glasgow moest preken, zocht hij zijn oude moeder op. Hij had haar al jaren niet meer gezien. Zodra hij zijn moeder zag, herkende hij haar meteen. Maar de oude vrouw herkende haar zoon helemaal niet. Als kind had zijn moeder per ongeluk zijn pols verwond met een mes. Om hem te troosten riep ze: ‘liefje, het geeft niet, zo zal je moeder je herkennen als je eenmaal volwassen bent.’ Toen Macks moeder weigerde te geloven dat deze ernstige, knappe dominee haar eigen kind kon zijn, stroopte hij zijn mouw op en riep: ‘Mama, mama, herken je dit dan niet?’ In een oogwenk vielen ze elkaar in de armen. Broeders en zusters, de Heere weet wie Zijn kinderen zijn. Hij herkent ze aan de tekenen van beproeving. Wat God met ons doet in de weg van moeite en beproeving is slechts Zijn bevestiging dat we ware erfgenamen zijn. De tekenen van Zijn roede zijn ons bewijs dat we geen bastaards zijn, maar ware zonen en dochters.
HEILIG AMBITIEUS
Stijg op naar de grootst mogelijke hoogte. Vervul je roeping in de hoogste mate. Doe niet alleen iets waarvan je zeker weet dat je het kunt, maar streef altijd naar iets dat nog aan de top van de vragenlijst van bekwaamheid staat. Zeg tegen jezelf: ‘Wie weet?’ Dit is wat de ambitieuze man zegt als hij groots wil zijn. Toen Lodewijk Napoleon opgesloten zat in het fort van Ham en iedereen zijn dwaze inspanningen in Frankrijk belachelijk maakte, zei hij tegen zichzelf: ‘Wie weet? Ik ben de neef van mijn oom en misschien zal ik op een dag op de keizerlijke troon zitten,’ en dat deed hij nog voordat er vele jaren voorbij waren gegaan. Ik wil niemand ambitieus maken voor, arme tronen, eer en rijkdom van deze wereld; maar ik wil jullie allemaal vurig ambitieus maken om God te eren en mensen te zegenen. Wie zal het zeggen? Wie weet wat God met jou zal doen? Wie weet welke capaciteiten er in jou sluimeren?
SCHIJN BEDRIEGT
Ik herinner me dat ik met iemand sprak die betrokken was bij een van de grote beleggingen die velen verlies en ondergang hebben gebracht. Terwijl ik in zijn eerlijke gezicht keek en zijn openhartige praatjes hoorde, zei ik tegen mezelf: ‘Dit is geen man die in staat is tot diefstal. Hij is gewoon een botte, boerachtige man, wellicht is hij zelf het slachtoffer van een vertrouwelijke list’. Achteraf heb ik geleerd dat dit de gebruikelijke stijl is van een man die een bedrijf oplicht of een vertrouwen beschaamt. Als iemand er als een dief uitziet, doe je natuurlijk je zakken dicht en glimlach je als hij je uitnodigt om aandelen te kopen; maar als iemand de belichaming van eenvoudige eerlijkheid lijkt, dan ben je niet op je hoede.
DE RING
Eén van de Britse koningen gaf eens een ring aan zijn onderdaan en zei: ‘ Ik weet dat je morgen in de rechtbank wordt aangeklaagd voor ketterij; als je daar eenmaal bent, moet je niet bang zijn om jezelf te verdedigen. Maar wanneer je vaststelt dat ze je proberen te misleiden, hoef je ze alleen maar deze ring te laten zien om ervoor te zorgen dat ze er niet meer mee doorgaan.’ Zo is het ook met ons: de Heere heeft ons het kostbare bloed van Christus gegeven als een robijnen ring om onze vinger. Zo weten we hoe ver ons geweten kan gaan en hoe ver de beschuldigingen van Satan kunnen gaan. We hoeven alleen maar dat teken te laten zien en alle verdere stappen zullen worden verijdeld. Wie in Hem gelooft, zal en kan niet veroordeeld worden.
CHRISTUS DE ZONDENDRAGER
Een oude helpster droeg eens een grote tak van een boom om die in stukken te laten zagen om een vuur te maken. Een kleine jongen, die bij de familie hoorde, zag dat het uiteinde van de tak over de grond sleepte, waardoor het zwaar en moeilijk voor haar was. Toen pakte hij het uiteinde en werd de last licht. De oude helpster zei: ‘Ach, meester Frank, ik wou dat je het uiteinde kon nemen van een grotere last die ik te dragen heb. Ik heb namelijk een zondelast; hoe meer ik die met me meesleep, hoe zwaarder hij wordt. Ik wou dat Jezus Christus een deel van die last overnam. Het jongetje zei: ‘Mijn moeder vertelde me gisteren dat Jezus Christus al onze zonden draagt; daarom moet u niet willen dat Jezus Christus slechts een deel van de last draagt. Hij zal alles dragen.’ De arme vrouw, die al lang op zoek was naar vrede, vond die vrede door de opmerking van het kind. Ja, Jezus neemt al je zonden op Zich. Als je op Christus vertrouwt is dit het bewijs dat al je zonden op Hem rusten. Zondaar, heb je een zware of lichte last, dan hoef je er zelf niets van te dragen; Jezus heeft het lang, lang geleden allemaal op Zich genomen.
ONZE PLAATSVERVANGER
In Pruisen was er een wet die de enige zoon van een weduwe vrijstelde om ten strijde te trekken. Maar er was zo’n grote behoefte aan soldaten dat de wet een tijdje werd ingetrokken en de enige zoon van de weduwe ook werd opgeroepen. Stel dat zoiets hier gebeurde en er was een weduwe van wie haar enige zoon werd afgepakt. Kijk hoe ze naar voren komt en zegt: ‘Ja, neem hem maar, mijn land is me nog dierbaarder dan mijn zoon’. Ze brengt hem naar voren en zegt: ‘Ga, mijn zoon, en sterf desnoods; ik geef je aan hen over, ik geef je vrijwillig aan hen over.’ De ogen van de weduwe zijn rood, ze heeft haar tranen gedroogd, want ze heeft in het verborgen gehuild. Wanneer we achter de deur kijken nadat haar zoon is vertrokken, zien we hoe ze haar verdriet uitstort. Dan kunnen we met recht zeggen dat haar liefde voor haar land heel groot was, want ze gaf haar enige zoon op, haar alles. Geliefden, we zouden de liefde van Christus nooit in al haar hoogten en diepten kennen als Hij niet gestorven was; noch zouden we ooit kunnen vertellen over de diepe liefde van de Vader als Hij Zijn Zoon niet had overgegeven om te sterven.
ZOEK NAAR HOGERE DINGEN
Een paar jaar geleden stond er in Dublin een straatveger met zijn bezem op de hoek van de straat. Naar alle waarschijnlijkheid waren zijn hoogste gedachten het schoonhouden van de stoep en het vinden van een paar centen. Op een dag legde een advocaat zijn hand op zijn schouder en zei tegen hem: ‘Mijn goede vriend, weet je wel dat je erfgenaam bent van een fortuin dat jaarlijks tienduizend pond bedraagt?’ “Meent u dat?” vroeg de straatveger. ‘Jazeker,’ zei de advocaat. ‘Ik heb die informatie zojuist ontvangen; ik weet zeker dat u het bent.’ En zo liep de straatveger weg en vergat zijn bezem. Verbaast je dat? Wie zou zijn bezem niet vergeten als hij plotseling tienduizend pond per jaar kreeg? Zo bid ik dat sommige arme zondaars, die aan de genoegens van de wereld denken, wanneer ze horen dat er hoop is en dat er een hemel is om te beërven, de bedrieglijke genoegens van de zonde zullen vergeten en hogere en betere dingen zullen najagen.
CHRISTUS WINT ONS DOOR ZIJN STERVEN
Er is een verhaal bekend over de Covenanters – over ene Patrick Wei Wood – wiens huis werd omsingeld op een moment dat een prediker zich daar voor de veiligheid schuilhield. De soldaten van Claverhouse stonden voor de deur terwijl de prediker gevlucht was. De meester van het huis werd ontboden en hem werd gevraagd: “Waar is de prediker?” ‘Hij is weg; ik kan niet zeggen waarheen, want ik weet het niet.’ Maar daar namen ze geen genoegen mee. Ze martelden hem en omdat hij hen niet kon vertellen waar hij was (want hij wist het echt niet), lieten ze hem achter nadat ze hem met een duimschroef hadden gemarteld. Ze namen zijn zus mee, een jong meisje dat in het huis woonde. Ik geloof dat zij wist waar de prediker zich verstopte, maar toen ze haar meenamen vroegen ze het haar en ze zei: “Nee, ik wil niet sterven, maar ik kan onmogelijk Gods dienaar verraden en zal dat ook nooit, nooit doen.” Ze sleepten haar naar de waterkant en toen ze haar op haar knieën dwongen, wilden ze haar ter dood brengen. Maar de kapitein zei: “Nog niet, we zullen haar proberen bang te maken.” Hij stuurde een soldaat naar haar toe, knielde neer en hield een pistool tegen haar oor. Ze hoorde de klik van het pistool, maar het pistool was niet geladen. Ze huiverde en de vraag werd haar opnieuw gesteld. “Vertel ons nu waar hij is, of we nemen je leven.” “Nooit, nooit,” zei het meisje. En opnieuw probeerden ze haar bang te maken, dit keer door met een paar karabijnen in de lucht te schieten. Uiteindelijk besloten ze haar echt neer te schieten. Toen Trail, de predikant, die zich ergens in de buurt had verstopt, schrok van het geweervuur en zag dat het arme meisje op het punt stond voor hem te sterven, sprong hij naar voren en schreeuwde: “Spaar het bloed van dat meisje en neem het mijne; wat heeft dat arme onschuldige kind gedaan?” Het arme meisje was al reeds gestorven van angst, toch was de voorganger bereid geweest om haar te redden door voor haar te sterven. Oh, mijn vrienden, ik heb wel eens gedacht dat haar heldhaftig martelaarschap verwant was aan dat van de gezegende Jezus. Hij komt naar ons en vraagt: “Arme zondaar, wil je Mijn vriend zijn?” Wij antwoorden: “Nee.” Dan zegt Hij: “Toch wil Ik je graag tot Mijn vriend maken”. “Daarom” zegt Hij, “zal Ik voor je sterven,” en zo ging Hij heen en stierf aan het kruis.
GEBRUIK HET ZWAARD
Als iemand een zwaard heeft, weet je niet wat hij ermee zal doen. Stel je voor dat een man een heel duur zwaard heeft gekocht, het zwaard heeft een gouden handvat en een prachtige schede. Vervolgens hangt hij het op in zijn hal en laat het aan zijn vrienden zien. Van tijd tot tijd haalt hij het uit de schede en zegt: ‘Voel eens hoe scherp de rand is!’ Zo is het kostbare bloed van Christus er niet alleen om bewonderd en tentoongesteld te worden. We moeten er niet alleen over praten en het verheerlijken om er vervolgens niets mee te doen. Nee, we moeten het gebruiken in de grote kruistocht tegen onheiligheid en ongerechtigheid, totdat van ons gezegd wordt: ‘Zij hebben hem overwonnen door het bloed des Lams.’ Het kostbare bloed moet gebruikt worden om overwinningen te behalen in de heilige oorlog. Als we het niet voor dit doel gebruiken doen we het oneer aan.
WAT BENT U DEZE KEER?
Spurgeon vertelde eens met onbeschrijfelijke humor hoe hij de gewoonte had om een van de wisselvallige profeten die van tijd tot tijd verscheen te plagen. Deze geestelijke had zijn geloof verschillende keren verruild voor een ander. Toen Spurgeon hem ontmoette, vroeg hij hem:
‘Wel, wat bent u deze keer?’
Het slachtoffer antwoordde: “Dat is niet erg aardig van u. De laatste keer dat we samen waren vroeg u mij precies hetzelfde.”
‘Juist, daarom vraag ik het nog een keer, wat bent u deze keer?’
En het bleek dat de man alweer van gedachten was veranderd.