Ik hoorde pas dat van een van de kolenmijnen in het noorden van ons land de opening was ingestort, waardoor de schacht helemaal werd afgesloten. Op datzelfde ogenblik was een groot aantal mijnwerkers beneden. Zij verzamelden zich op een punt, waar de laatste lucht kon worden ingeademd. Daar zaten ze in diepe duisternis, nadat de lampen bij gebrek aan zuurstof waren uitgegaan. In die donkere nacht zongen en baden zij. Plotseling flikkerde er een sprankje hoop op, want een van hen zei, dat hij weleens gehoord had dat er een zijgang was, die leidde naar een mijn waarin vroeger kolen gedolven waren. Het was een lange weg, die slechts kruipend kan worden afgelegd. Maar hij wilde proberen of er uitkomst te vinden was. Allen kropen hem op handen en voeten na door de meest nauwe openingen en ten slotte zagen zij het licht op de bodem van de andere mijn en hun leven was gered.
Wanneer mijn tegenwoordige weg naar Christus door twijfel en angst is dichtgevallen en versperd, wanneer ik niet regelrecht door de opening van de mijn het licht van mijns Vaders aanschijn kan zien, dan is er nog een oude weg, waarlangs zondaren van ouds plachten te gaan. Ik kruip daarlangs, ootmoedig en verslagen. Ik lig soms plat op de grond. Ik zal mij vernederen, totdat ik mijn Vader zie en uitroep: “Vader, ik ben niet waardig Uw zoon genaamd te worden; maak mij als een van Uw huurlingen, als ik maar in Uw huis mag verkeren.” In onze meest wanhopige toestand mogen wij nog als zondaars tot Jezus komen. “Jezus is in de wereld gekomen om zondaren zalig te maken.” Breng u dat voor de geest en u mag hopen hebben!