En Jezus zei tegen hem: Als u kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft. (Markus 9:23)
Lees verder Romeinen 4:13—23.
Geloof bestudeerd de belofte — de afstraling van Gods genade, overstromend uit het grote hart van God. Geloof zegt, “Mijn God kon deze belofte niet geven dan uit liefde en genade, daarom is het zeker dat deze belofte vervuld zal worden. Vervolgens denkt geloof, “Wie heeft deze belofte gegeven?” Ze overdenkt niet alleen aan de de grootheid van de belofte maar ook Degene die deze belofte gegeven heeft. Ze denkt eraan dat God niet kan liegen, dat God almachtig is en dat Hij niet kan veranderen, daarom concludeert ze dat de belofte vervuld moet worden. Daarom gaat ze vooruit in deze vaste overtuiging. Ook denkt ze eraan waarom de belofte is gegeven, namelijk, voor Gods eer en ze weet zeker dat Gods eer veilig is. Hij zal Zijn eigen karakter nooit bevlekken, noch zal Hij de glans van Zijn eigen kroon bederven. Daarom concludeert ze dat de belofte moet en zal standhouden. Het geloof overdenkt verder ook het verbazingwekkende werk van Christus als het duidelijke bewijs van het voornemen van de Vader om Zijn Woord te vervullen. “Hoe zal Hij, Die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard maar voor ons allen overgegeven heeft, ons ook met Hem niet alle dingen schenken?”(Romeinen 8:32) Dan kijkt het geloof terug, want haar strijd heeft haar versterkt en haar overwinningen hebben haar moed gegeven. Ze herinnert zich dat God haar nooit teleurgesteld heeft, dat Hij nooit een van Zijn kinderen teleurgesteld heeft. Ze herinnert zich dat er in tijden van groot gevaar bevrijding kwam, dat haar kracht in uren van vreselijke nood was als de dag. Ze zei: “Nee, ik zal nooit denken dat Hij Zijn belofte nu kan breken, Zijn karakter kan veranderen en Zijn dienaar zal verlaten.” Het geloof voelt, bovendien, dat ze geen harde dingen van haar lieve God kan geloven. Is het verkeerd om die uitdrukking te gebruiken? Ik moet die gebruiken want Hij is lief voor mij.
Ter overdenking
Over het geloof van de eerste Christenen is breed besproken (Romeinen 1:8; Efeze 1:15; Kolossenzen 1:4; 1 Thessalonicenzen 1:8; 3:6; Filippenzen 5). Welke boodschap brengt jou geloof over God. En welke boodschap heeft jou geloof voor anderen.
Preek 474, 12 oktober 1862