En een ieder, die deze hoop op hem heeft, die reinigt zichzelf, gelijk hij rein is. 1 Joh. 3:3
De meeste mensen hebben een hoop, maar de hoop van de christen is van zeer bijzondere aard, want zij brengt te weeg, dat hij zich reinigt.
I. De hoop van de gelovige. “Een ieder, die deze hoop op hem heeft.”
1. Het is de hoop gelijk te zijn aan Jezus. Volmaakt, heerlijk; overwinnaar over de zonde, dood en hel.
2. Zij is gegrond op goddelijke liefde. Zie vers 1.
3. Zij vloeit voort uit het kindschap. “Kinderen van God genaamd.”
4. Zij rust op onze eenheid met Jezus. “Als hij geopenbaard zal zijn.”
5. Het is bepaald en duidelijk een hoop op Hem. “Wij zullen hem gelijk wezen,” enz.
6. Het is de hoop op zijn wederkomst.
II. De werking van deze hoop. “Reinigt.” Zij maakt niet opgeblazen gelijk de eigenwaan van de farizeën. Zij voert niet heen naar een loszinnig leven, gelijk de onderstelling van de Antinomianen.
Zij toont ons welke handelwijze overeenkomt met genade en met de nieuwe natuur en zij bereidt ons voor een volmaakte toekomst.
1. De gelovige reinigt zich van Zijn grovere zonde. Van boos gezelschap, enz. Zijn verhorgene zonde, verzuimen, verbeeldingen, begeerten, murmureringen, enz. Zijn eigenaardige zonden van hart, van temperament, van verwantschap. Zijn zonden, die voortkomen uit zijn nationaliteit, zijn opvoeding, zijn beroep enz. Zijn zonden in betrekking tot zijn gezin, zijn zaken, de gemeente, enz. Zijn zonden van woord, gedachte, doen en nalaten.
2. Hij doet dit op volkomen natuurlijke wijze. Door een helder denkbeeld te verkrijgen van hetgeen reinheid werkelijk is. Door een tedere geweten te behouden en zijn gebreken te betreuren. Door zijn oog op God gericht te houden en op zijn voortdurende tegenwoordigheid. Door zich aan anderen te spiegelen. Door bestraffingen voor zichzelf te horen en op zichzelf toe te passen. Door de Heere te vragen om hem te doorgronden en door voortdurend zichzelf te beproeven. Door krachtig te strijden tegen elke hem bekende zonde.
3. Hij ziet op Jezus als zijn voorbeeld. “Die reinigt zichzelf gelijk Hij rein is.”
Vandaar dat bij het niet bij de ontwikkeling van slechts een enkele genadedeugd laat blijven. Vandaar dat hij nooit vreest al te nauwgezet te zijn. Vandaar dat hij eenvoudig, natuurlijk en ongedwongen is. Vandaar dat bij immer naar meer heiligheid streeft.
III. De toets van deze hoop. “Hij reinigt zich.”
IJverig, persoonlijk, biddend, voortdurend streeft hij naar de reiniging van zichzelf, tot God opziende om hulp.
Sommigen gaan zich moedwillig verontreinigen. Sommigen houden zich tevreden met de dingen, zo als zij zijn. Sommigen geloven, dat zij geen reiniging behoeven. Sommigen spreken over reinheid zonder er ooit naar te streven. Sommigen roemen in hetgeen er niets dan een namaaksel van is.
Hij, die wezenlijk hoopt, behoort tot geen van deze allen; hij reinigt zich wezenlijk, hij slaagt in zijn reiniging. Wat moet het wezen om zonder goede hoop te zijn? Hoe kan er hoop zijn, waar geen geloof is?
De genade neemt ons aan; de aanneming geeft ons hoop; de hoop reinigt ons, totdat wij zijn gelijk de Eerstgeborene.