1 Een lied Hammaaloth, van David. Ziet, hoe goed en hoe liefelijk is het, dat broeders ook samenwonen! 2 Het is, gelijk de kostelijke olie op het hoofd, nederdalende op den baard, den baard van Aäron, die nederdaalt tot op den zoom zijner klederen. 3 Het is gelijk de dauw van Hermon, en die nederdaalt op de bergen van Sion, want de HEERE gebiedt aldaar den zegen en het leven tot in der eeuwigheid.
Ziet.’ Het is een wonder dat zelden gezien wordt, daarom: ziet! Het mag gezien worden, want het is het kenmerk van ware heiligen – laat daarom niet na er goed naar te kijken! God ziet goedkeurend toe, kijk er daarom aandachtig naar. ‘Hoe goed en hoe liefelijk is het, dat broeders ook samenwonen.’ Niemand kan zeggen hoe weergaloos mooi zo’n situatie is; en daarom gebruikt de psalmist het woord ‘hoe’ tweemaal – ‘Ziet, hoe goed’ en ‘hoe liefelijk’. Hij probeert de mate van het goede en liefelijke niet te bepalen, maar nodigt ons uit zelf te komen kijken.
Wat de broeders in de geest betreft, zij behoren in kerkelijke verbondenheid samen te wonen, en in die verbondenheid is eenheid onmisbaar. Wij kunnen afzien van eenvormigheid als wij eenheid bezitten: eenheid van leven, waarheid en weg; eenheid in Christus Jezus; eenheid van oogmerk en geest – dat moeten wij hebben, anders zullen onze gemeenten synagogen van onenigheid in plaats van kerken van Christus zijn. Hoe hechter de eenheid, hoe beter; want hoe meer goeds en liefelijks er zal zijn. Christelijke eenheid is op zichzelf goed, voor onszelf goed, voor de broeders goed, voor onze bekeerlingen goed, voor de buitenwereld goed; en ze is voorzeker liefelijk: want een liefdevol hart moet genoegen beleven en genoegen geven in verbondenheid met anderen van hetzelfde wezen. Een kerk die jarenlang verenigd is in de toegewijde dienst van de Heere, is een bron van goedheid en vreugde voor al diegenen die in haar omgeving leven.
Christelijke liefde kent geen grenzen van gemeente, natie, groep of leeftijd. Is iemand een Christus-gelovige? Dan hoort hij bij het ene lichaam, en moet ik hem blijvende liefde schenken.
Broederliefde komt uit het hoofd, maar daalt af naar de voeten. Haar weg is naar beneden. Ze daalt neer: liefde voor de broeders daalt af naar mensen van een lage staat, ze is niet opgeblazen, maar nederig en zachtmoedig. Dit is een voornaam deel van haar voortreffelijkheid, olie zou niet zalven als hij niet vloeide, broederliefde zou haar zegening niet verbreiden als ze niet afdaalde.
Waar liefde heerst, heerst God. Waar liefde zegen wenst, gebiedt God de zegen. O, hadden we maar meer van deze zeldzame deugd! Niet de liefde die komt en gaat, maar de liefde die woont; niet die geest die scheidt en uitsluit, maar de geest die samenwoont; niet die mentaliteit die het zoekt in discussie en verschil, maar de mentaliteit die samenwoont in eenheid. Nooit zullen wij de volle kracht van de zalving kennen totdat wij één van hart en één van geest zijn; nooit zal de heilige dauw van de Geest in alle volheid neerdalen totdat wij volmaakt verenigd zijn in dezelfde mentaliteit; nooit zal de beloofde en bevolen zegen van de Heere onze God komen totdat wij opnieuw ‘één Heere, één geloof en één doop’ hebben. Heere, leid ons in deze allerkostbaarste geestelijke eenheid, om Uws Zoons wil. Amen.
Overusing:
Als God één is, laten dan allen die Hem belijden één van denken en één van hart zijn, en zo Christus’ gebed in vervulling doen gaan, ‘opdat zij allen één zijn’.