Omdat wij dan deze beloften hebben, geliefden, laat ons onszelf reinigen van alle besmetting van het vlees en de geest, voleindigende de heiligmaking in de vreze Gods. 2 Cor. 7:1
Door een sterke, heilige gemoedsbeweging in vuur ontstoken, gedrongen door de liefde van Christus en bezield door de gemeenschap van alle geestelijke zegeningen, bedenkt de apostel een vermaning, waarmee hij een beroep doet op de edele genegenheden van de kinderen van God, op hun goddelijke afstamming, hun tegenwoordige begiftiging en hun verwachting van een hoge bestemming. Deze allen gebruikt hij als prikkels tot heiligheid van leven.
Om deze goddelijke eerzucht in ons op te wekken, stelt hij ons de Christen voor in verschillend licht en uit verscheidene oogpunten.
I. Als in het bezit van de heerlijkste voorrechten. “Omdat wij dan deze beloften hebben.” Geen beloften slechts bij overdracht, maar in werkelijk bezit, ontvangen, omhelsd, genoten.
De beloften, waarop gedoeld wordt, zijn in het vorige hoofdstuk genoemd.
1. Goddelijke inwoning. “Ik zal in hen wonen.” (1 Cor. 6:16)
2. Goddelijke openbaring: “Ik zal onder hen wandelen.”
3. Goddelijke verbondsluiting: “Ik zal hun God zijn en zij zullen Mij een volk zijn.”
4. Goddelijke aanneming: “Ik zal ulieden aannemen.” (1 Cor. 6:17)
5. Goddelijke aanneming tot kinderen: “Ik zal u tot een Vader zijn en gij zult Mij tot zonen en dochters zijn, zegt de Heere, de Almachtige.” (1 Cor. 16:18)
Deze beloften zijn reeds vervuld in onze ervaring.
II. Als er naar strevend om ons van aanstotelijk kwaad te ontdoen. “Laat ons onszelf reinigen.” Die zaak sluit in:
1. Persoonlijkheid: “Laat ons onszelf reinigen.”
2. Werkzaamheid: Wij moeten er krachtig mee voortgaan om beide lichaam en geest te reinigen.
3. Algemeenheid: “Van alle besmetting.”
4. Grondigheid of volledigheid: “Van het vlees en de geest.”
Indien God in ons woont, zo laat ons ons huis voor zo’n reine God reinigen.
Is de Heere in verbond met ons getreden, opdat wij zijn volk zouden zijn? Sluit dit dan niet de roeping in om te leven gelijk het van de godzaligheid betaamt
Zijn wij zijn kinderen? Laat ons dan onze Vader niet grieven, maar Hem navolgen als geliefde kinderen.
III. Als strevend naar een zeer verheven standpunt, “voleindigend de heiligmaking.”
1. Wij moeten ons volmaakte heiligheid voorstellen als een zaak, die bereikbaar is.
2. Wij moeten onszelf laken, zo wij er in te kort komen.
3. Wij moeten bij elke graad van heiligheid, die wij reeds bereikt hebben, nog blijven volharden in het jagen naar heiligmaking.
4. Wij moeten vurig verlangen naar de volmaking van ons karakter.
IV. Als ingegeven door de heiligste beweegredenen. “Voleindigend de heiligmaking in de vrees van God.”
1. De vrees van God werpt de vrees uit voor de mens en bewaart ons aldus voor een zeer vruchtbare oorzaak tot zonde.
2. De vrees van God werpt de liefde uit tot zonde en met de wortel zal ook voorzeker de vrucht verdwijnen.
3. De vrees van God werkt in en door de liefde tot Hem en dit is een grote factor voor heiligheid.
4. De vrees van God is de wortel van het geloof, van de aanbidding en van de gehoorzaamheid en daarom brengt zij ook allerlei soort van heilige werkzaamheid te weeg.
Zie hoe de beloften argumenten geven voor geboden.
Zie hoe er geheel natuurlijk geboden voortvloeien uit beloften.