Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben. 1 Tim. 1:15
In (1 Tim. 1:12) heeft Paulus zijn ordening beschreven.
En toen voer hij voort en sprak van de genade, betoond in de roeping van zodanig iemand tot de bediening (1 Tim. 1:13) en van de genade, waardoor hij in deze bediening werd ondersteund.
I. Hoe wij het evangelie prediken.
1. Als iets dat zeker en gewis is. Het is “een getrouw woord.” Wij betwijfelen de waarheid niet van onze boodschap, hoe zouden wij anders kunnen verwachten, dat gij haar gelooft? Wij geloven haar en wij zijn er zeker van, omdat zij-Een openbaring van God is. Bevestigd wordt door wonderen. Haar getuigenis heeft in zichzelf. Haar kracht heeft doen blijken in ons hart.
2. Als een geheel gewone en geheel bekende waarheid. Het is ons een “gezegde” (1) een spreekwoord. Het evangelie doet zijn invloed op ons gelden in onze woning, in onze arbeid van beroep of bedrijf, in gezondheid, in ziekte, in ons leven, in onze jeugd, in onze ouderdom, in ons sterven, enz.
3. Als iets dat allen aangaat. Het is dus een “woord,” dat door allerlei mensen gehoord moet worden, voornamelijk door hen, die zondig zijn. Allen hebben gezondigd en hebben de Zaligmaker nodig. Allen, die in Jezus geloven, hebben de Zaligmaker. Alle gelovigen tonen door hun levenswandel, dat Jezus hen zalig heeft gemaakt.
4. Als aanspraak makende op uw aandacht. “Alle aanneming waardig.” Gij moet geloven, dat het waar is. Gij moet het u toeëigenen. Gij behoort dit te doen, want het is uw aanneming waardig.
II. Welk evangelie prediken wij?
1. Het evangelie van een persoon: “Christus Jezus.” Hij is de Gezalfde Gods: “Christus.”
Hij is de Zaligmaker van de mensen: “Jezus.” Hij is God en Mens in één Persoon. Hij is gestorven en toch leeft Hij tot in eeuwigheid.
2. Het evangelie van de goddelijke bezoeking. Jezus is in de wereld gekomen. Door zijn geboren worden als mens. Door zijn omgang met de mensen. Doordat Hij onze smarten en onze zonden voor ons heeft gedragen.
3. Het evangelie voor zondaars. Voor de zodanigen heeft Jezus geleefd en gearbeid. Voor de zodanigen is Hij gestorven en heeft Hij verzoening aangebracht. Voor de zodanigen pleit Hij in de hemel.
4. Het evangelie van een volbracht werk. Hij heeft het werk van de zaligheid volbracht, eer Hij de wereld heeft verlaten. Dat werk blijft tot op de huidige dag volkomen. Hij is bereid het aan te wenden voor allen, die tot Hem komen.
5. Het evangelie van de krachtige, afdoende verlossing. “Om zondaren zalig te maken.” Niet om hen slechts half zalig te maken. Niet om hen zaligmaakbaar te maken. Niet om hen te helpen zichzelf zalig te maken. Niet om hen als rechtvaardigen zalig te maken. Maar om hen geheel en volstrekt zalig te maken van hun zonden.
III. Waarom prediken wij het?
1. Omdat wij er zalig door gemaakt zijn.
2. Omdat wij thans verenigd zijn met Jezus en dus wensen zondaren, ja de voornaamste zondaren zalig te maken.
3. Omdat wij geloven, dat het een zegen zal zijn voor u allen, die het hoort. Indien gij er zalig door gemaakt wordt, dan zult gij gelukkig zijn en wij evenzeer.
4. Omdat wij niet anders kunnen, omdat wij door een innerlijke aandrang genoodzaakt worden, om het wonder te verhalen, dat in ons tot stand gebracht is. Wilt gij zo waar een woord niet aannemen? Wilt gij zo’n blijde tijding niet ontvangen? Wilt gij niet tot zo’n machtige Zaligmaker komen?
“Eens,” verhaalt Luther, heeft de duivel tot mij gezegd: “Maarten Luther, gij zijt een groot zondaar en gij zult verdoemd worden!” “Wacht even,” zei ik, “geen twee dingen te gelijk; ik ben een groot zondaar, dat is zo, ofschoon gij het recht niet hebt om het mij te zeggen. Ik erken het. Maar wat nu verder?” “Daarom zult gij verdoemd worden.” “Dat is geen goede logica,” antwoordde ik. “Het is waar, dat ik een groot zondaar ben, maar er is geschreven: Jezus Christus is in de wereld gekomen, om de zondaren zalig te maken; en bij gevolg zal ik zalig worden! Ga nu maar uws weegs.” Alzo heb ik de duivel met zijn eigen zwaard verslagen en hij ging treurend weg, omdat hij mij niet kon neerslaan door mij een zondaar te noemen.”
De Joden zeggen, dat het manna voor iedereen, die het at, de smaak had, die hem het meest geviel. Het evangelie is geschikt voor ieder mens, wat zijn noden en behoeften ook mogen zijn.
(1) ’Dit is een getrouw gezegde’ naar de Engelse overzetting van de tekst.